MbII-essays Scheuren in de Naoorlogse Ethiek in samenwerking met De Vrijdagavond
Thema: Hoe de Holocaust geschiedenis werd
Essay van Annemiek Gringold
In het Nationaal Holocaustmuseum is een poederdoosje van Chaja Borzykowksi te zien. Chaja, was een jonge Amsterdamse vrouw van 21.
Ze was socialiste en ze ging graag met gelijkgestemde vrienden op jeugdkamp buiten de stad om te genieten van de natuur. Chaja was ook verliefd op Ab en ze was Joods. Vanwege dat laatste deporteerden de nazi’s haar in 1943 naar Sobibor, waar ze de trein werd uitgejaagd en gedwongen zich te ontkleden. Ze is er vermoord in een gaskamer en haar lichaam is waarschijnlijk al binnen twee uur na aankomst verbrand.
Vrijwel elke bezoeker kan zich iets voorstellen bij het leven van de jonge Chaja. Ze had zomaar een buurmeisje kunnen zijn. Maar om te beseffen wat haar in Sobibor is aangedaan, is veel moeilijker.
Wij tonen de vervolgde Joden in het museum niet uitsluitend als slachtoffer van nazivervolging, maar juist als volwaardige personen. Dat is allereerst omdat deze mensen vervolgd en gruwelijk vernederd zijn tijdens de Holocaust en als mens recht hebben op een waardige nagedachtenis. We herdenken ze omdat ze hebben geleefd, niet alleen omdat ze zijn vervolgd en vermoord. Maar we doen dit ook omdat zo’n volwaardig leven veel meer herkenning oproept bij bezoekers. Wat een inleefbare Joodse vervolgde tijdens de Holocaust meemaakte, komt dan voor de bezoeker een stuk dichterbij. Zijn of haar geschiedenis wordt een gedeelde geschiedenis, wordt van ons allemaal.
Collectieve herinnering
De Holocaust vormt een ijkpunt in ons collectieve begrip tussen goed en kwaad. Het steeds herhaalde Nooit meer was voor de generatie die de gebeurtenissen nog op het netvlies hadden helder: herhaling voorkomen en kiezen voor het juiste. Deze generatie beschikte nog over voldoende persoonlijke herinnering en kennis om die opdracht betekenis te geven. Juist die kennis en herinnering, en ook het gevoel betrokken of verbonden te zijn door de geschiedenis wordt steeds zwakker. De meeste Nederlanders weten van de moord op zes miljoen Joden, maar over de complexe processen die dat mogelijk maakten, over de mensen hun keuzes en handelen, te weinig.
De Israëlische filosoof Avishai Margalit onderscheidt verschillende mate van betrokkenheid die nu tachtig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog belangrijk zijn. Allereerst betrokkenheid die voortkomt uit persoonlijke herinneringen, zoals de generatie Holocaust-overlevenden die deelden met mensen om hen heen en die resulteerde in een sterke binding tussen individuen. Deze betrokkenheid kwam voort uit het gezag van een getuige die berustte op zijn of haar oprechtheid en authenticiteit.
We moeten de Holocaust niet alleen herinneren als een aanslag op Joden, maar juist ook op de Nederlandse samenleving, sterker nog op de hele beschaving.
Wanneer de Holocaust herinneringen niet meer persoonlijk zijn, zo betoogt Margalit, neemt deze vorm van onderlinge binding af. In plaats daarvan ontstaat een andere soort betrokkenheid. Deze komt voort uit verhalen uit het verleden die van generatie op generatie worden doorgegeven en samen een collectieve herinnering vormen. Deze collectieve herinnering vormt een basis voor de onderlinge band tussen de leden van zo’n gemeenschap en weerspiegelt haar maatschappelijke waarden. Het bevordert een gevoel van betrokkenheid en saamhorigheid en dat stimuleert wederzijds respect en morele keuzes.
Kennis niet vanzelfsprekend
Maar ondanks alle inspanningen van de afgelopen tachtig jaar is een dergelijk collectief geheugen met kennis van en over de Holocaust niet vanzelfsprekend. Onderzoeken bevestigen dat steeds opnieuw. Zo vond de Claims Conference in 2023 dat 53% van alle ondervraagde Nederlanders, Nederland niet zien als een plek waar de Holocaust plaatsvond, terwijl hier zoveel maatregelen werden ingevoerd die deportatie en moord elders mogelijk maakten. Ook de gebeurtenis waar het woord ‘Holocaust’ voor staat, is niet altijd gemeengoed. Regelmatig wordt het woord gebruikt om andere gebeurtenissen te benoemen.
De Holocaust kent weliswaar geen precedent, maar is niet uniek. Een vermeende uniciteit doet de urgentie om er kennis van te nemen verminderen.
Naast een basaal gebrek aan historische kennis zijn daar zijn verschillende oorzaken voor. Zo benadrukt veel Holocausteducatie niet wat ons bindt, maar juist verschillen tussen mensen. Te vaak is de focus te eenzijdig gericht op Joods slachtofferschap en niet iedereen voelt zich verbonden met Joden of met slachtoffers. We moeten de Holocaust niet alleen herinneren als een aanslag op Joden, maar juist ook op de Nederlandse samenleving, sterker nog op de hele beschaving. In dit kader is het ook gevaarlijk om de Holocaust te presenteren als iets unieks. De Holocaust kent weliswaar geen precedent, maar is niet uniek. Een vermeende uniciteit doet de urgentie om er kennis van te nemen verminderen.
Het is om deze reden dat Het Nationaal Holocaustmuseum probeert om bezoekers deze geschiedenis als collectief verleden te laten beleven. Dat geldt voor betrokkenheid met Joodse vervolgden zoals Chaja, maar ook met individuen die andere perspectieven hadden. De Holocaust is immers een door mensen uitgevoerde geschiedenis. Het waren mensen die dit andere mensen aandeden. En al die mensen verschilden niet veel van de huidige museumbezoekers.
Gedeelde herinnering bevat ook daders
Dit impliceert onder meer dat de gedeelde herinnering van de Holocaust als ijkpunt van goed en kwaad, ook daders bevat. Veel daders van gruwelijkheden waren ook liefdevolle echtgenoten en vaders of toegewijde echtgenotes en moeders. Dat schuurt en is uiterst ongemakkelijk. Zij deden wat zij deden onder invloed van maatschappelijke structuren, ideologie, propaganda, groepsdruk, antisemitisme en andere beweegredenen zoals angst, macht of hebzucht. Ook die confronterende kennis over schijnbaar gewone mensen moet onderdeel zijn van het collectieve geheugen, niet om ons in te leven of hun gedrag te normaliseren, maar om te waarschuwen. Vandaar dat de openstelling van archieven zoals het CABR zo belangrijk is.
Het ervaren van een verleden als iets wat ons verbindt, is een voorwaarde om waarden die voortkomen uit dat verleden na te leven.
Ten slotte zijn er herdenkingen, educatie en onderzoek nodig, om richting te geven aan dit collectieve geheugen. Wanneer een klas in het museum leert over Chaja, wanneer Amsterdammers samen de Februaristaking herdenken en wanneer op 4 mei de huizen als Open Joodse Huizen opengaan, bevordert dat betrokkenheid. Die momenten, die steeds moeten worden herhaald, zijn waardevol omdat het ervaren van een verleden als iets wat ons verbindt een voorwaarde is om maatschappelijke waarden die voortkomen uit dat verleden na te leven.
Zie in elk individu ook onszelf
Volgens mij is de belangrijkste daarvan, dat wanneer we naar anderen kijken – ook zij die heel anders in het leven staan of stonden dan wij, vreemden of zelfs vijanden zijn – we moeite moeten blijven doen om in elk individu ook onszelf te zien. Dat geldt wanneer we ons verhouden tot mensen in het verleden èn in het heden. Want wanneer we die mogelijkheid verliezen, verliezen we onze moraliteit.
Geef als eerste een reactie