Joodse continuïteit zit in teksten, volgens Amos Oz en zijn dochter Fania

Vermaarde schrijvers

boekomslagen van Amos Oz

De Israëlische schrijver Amos Oz (1939-2018) schreef over zijn juf van de tweede klas lagere school:

‘Ik hield van de manier waarop juffrouw Zelda het ene woord naast het andere plaatste: ze zette bijvoorbeeld een heel gewoon, alledaags woord naast een ander woord, dat al even gangbaar en banaal was, en plotseling, gewoon door het feit dat ze naast elkaar stonden, twee hele gewone woorden die gewoonlijk niet naast elkaar stonden, plotseling sprong er een elektrische vonk over die mijn geest, altijd op zoek naar woordwonderen, versteld deed staan. Als je in de klas een idee opperde dat haar beviel, wees juffrouw Zelda op jou en zei zachtjes: “Kijken jullie toch eens allemaal, hier is een kind dat overstroomd is van licht”.’

Aldus Amos Oz in zijn grandioze autobiografische roman Een verhaal over liefde en duisternis (2005) over zijn juf op wie hij hopeloos verliefd was. 

woordwonderen

Het naast elkaar plaatsen van alledaagse woorden was het levenswerk van de in 2018 overleden Amos Oz, met vele ‘woordwonderen’ als gevolg. In 2012 schreef hij, samen met zijn dochter Fania Oz-Salzberger het boek Joden en woorden. Daarin verdedigen zij de opvatting dat de Joodse continuïteit niet in ‘stenen, stammen of chromosomen zit’, maar in teksten. Het is een groot loflied op de centrale rol van gelezen en geschreven woorden in de Joodse traditie. De schrijvers manifesteren zij zich als seculiere Joodse Israëli’s. Ze geloven niet in God, maar wel in woorden, inclusief het woord God, en Hebreeuws is hun geliefde moedertaal.

Atheïsten van het Boek

‘Ook wij niet-gelovigen blijven Joden door te lezen. Dat is uiteraard niet zuiver een kwestie van keuze. Vele andere invloeden hebben ons gevormd tot wat we zijn: familie, zionisme, moderniteit, Hitler, gewoonte en toeval. Maar voor zover we ons met Avraham verbonden voelen, is het via een keten van geschreven woorden. Er is, om zo te zeggen, een tekstverband tussen onze voorouders en ons. Wij zijn de Atheïsten van het Boek. Nergens ter wereld vind je vandaag de dag zoveel bijbelvaste atheïsten als in Israël.’

De Hebreeuwse Bijbel zien zij als een grandioze menselijke schepping:

‘De Bijbel (is) meer dan alleen een heilig boek. Het is schitterende literatuur, bestand tegen zowel wetenschappelijke ontleding als vrome bestudering. De Bijbel is ontroerend en aangrijpend als alle wereldliteratuur, nu eens als Homerus, dan weer als Shakespeare, dan als Dostojevski. Maar de historische invloed ervan reikt verder dan die van deze grote werken. Het is natuurlijk ook een boek waaruit ontelbaar veel andere boeken zijn voortgekomen. Alsof de Bijbel zelf gehoor heeft gegeven aan het daarin door God geschreven gebod “wees vruchtbaar en word talrijk”.’ 

verbale moedermelk

‘Vanaf de Tora werden de Joden echte boekenwurmen.’ De Joodse niet-orthodoxie zette de traditie, van Tora, Misjna, Talmoed en alles wat daarna kwam op haar manier voort ‘schipperend tussen Mozes en moderniteit’: van Mozes Mendelssohn tot Gerhard Scholem, Franz Rosenzweig, Abraham Heschel, enzovoort. ‘Al deze denkers maken, volgens eigen zeggen, nog steeds deel uit van Joodse geleerdheid die op de berg Sinaï schriftelijk en Schriftuurlijk in gang zou zijn gezet door de Mozes, de eerste leraar.’ Iets verder weg horen ook Heinrich Heine, Freud, Marx en de Marx Brothers, Einstein en Hannah Arendt thuis in dat Joodse tekstverband. 

De overlevering van ouders op kinderen speelt daarbij een belangrijke rol. ‘Een mengsel van brood en boeken… unieke verbale moedermelk. Simpel gesteld luidt onze hypothese: om een Joodse familie te kunnen blijven, waren Joden noodzakelijkerwijs aangewezen op woorden. Niet zomaar woorden, maar woorden afkomstig uit boeken.’

bijna griezelige intimiteit

Amos en Fania Oz menen dat moet worden afgezien af van iedere poging om een fysieke geslachtslijn van de Joden vast te stellen of te verwerpen. ‘De schrijvers van dit boek hebben geen boodschap aan een veronderstelde genetische, raciale of etnische continuïteit. We zijn niet geïnteresseerd in neuzen.’ Ze hebben ook geen behoefte aan de hypothese van het bestaan van God of van de goddelijke bestiering van het Joodse lot. ‘Ons verhaal gaat niet over de rol van God, maar over de rol van woorden. God is een van die woorden.’ 

Waarom Is er zoveel in de Joodse teksten, te beginnen met de alleroudste, dat hen aanspreekt en vertrouwd voorkomt? ‘We voelen ons aangetrokken tot die waslijst aan personages in de Hebreeuwse en Joodse teksten. Er is zoveel vlees en bloed en stem. Nu en dan ervaren we een bijna griezelige intimiteit. Wat ons inspireert is dat de Joden, door zo’n schat aan bronnenmateriaal te verzamelen, door zich al pratend en schrijvend en lezend staande te houden, millennialang en door vele rampspoedige gebeurtenissen een unieke genealogie van verbondenheid tot stand hebben gebracht.’

containerbegrip Jodendom

De term Jodendom, leggen vader en dochter uit, is terug te voeren tot 1215 en werd alleen door christenen gebruikt om Joodse mensen en denkbeelden mee aan te duiden, of vaker nog, aan de kaak te stellen. In de negentiende eeuw werd het Engelse Judaism, net als de Duitse term Judentum een containerbegrip voor het geheel van volk, religie, culturen, folklore, rituelen en gebruiken. De familie Oz heeft er niet veel mee op: ‘Het begrip werd geconcipieerd in de dorre boezem van een Berlijnse collegezaal. Het laat ons koud. De verhalen die wij vertellen gaan over Israëlieten en Joden, een bonte stoet individuen die onderling nauw verbonden zijn door teksten, die strijden met God en met elkaar. Joden en hun woorden zijn zoveel meer dan Jodendom.’ 

mensen boven het geloof

Amos en Fania stellen de Joden boven het Jodendom, de mensen boven het geloof. ‘De Joden bestaan als volk en natie náást hun religie en ook voorbij hun religie… de natie is slechts een natie bij de gratie van haar teksten.’ Volgens hen is ‘Jodendom’ tegenwoordig de ‘identificatiecode van de joods orthodoxen, door hen gebruikt om andersdenkenden op hun nummer te zetten’. 

De Joden (Jehoedim) waren er al tweeduizend jaar eerder dan het Jodendom. Zij behoorden tot de stam van Juda die na de Babylonische ballingschap zo’n beetje als enige van het volk Israël overbleef. De Tora van Mozes bestond als wetboek voordat het een religieus boek werd. Met andere woorden: ‘het oude Israël was niet zomaar een verzameling mensen met hetzelfde geloof, maar een politieke en juridische samenleving in optima forma. Op dat erfgoed menen wij (…) rechtmatig aanspraak te kunnen maken.’ 

proces van persoon-worden

Een van de belangrijkste en meest typerende eigenschappen van het Hebreeuws en aanverwante talen als het Ladino, Jiddisj en Judeo-Arabisch, is de nadruk op het individu, op ‘de centrale rol van de enkele man en vrouw, geschapen naar Gods evenbeeld, maar tegelijk behept met meervoudige menselijke eigenschappen. Israëlisch of niet, iedere ziel is de hele wereld. Ieders leven is van uitnemend belang. Het Hebreeuwse nefesj is uitsluitend verbonden met het aardse leven, niet iets wat opgaat in een hiernamaals. Pikach nefesj ‘de ziel behoeden’ betekent iemands leven redden; iedereen is persoonlijk verantwoordelijk voor het leven van anderen.’ 

De auteurs wijzen erop dat het daarbij ‘niet gaat om een westers individualisme, maar om een Joodse individuatie’ (het proces van het persoon-worden). De eenling is niet belangrijker dan de groep, het ‘ik’ niet belangrijker dan het ‘jij’ of ‘wij’.  ‘Het Joodse gemeenschapsgevoel is enorm belangrijk. Het Joodse individu wordt gedefinieerd door de anderen, zelfs als hij of zij met die anderen van mening verschilt of ruzie maakt. Het is meer dan een Joodse waarheid. het is een universele. Wij allen ontlenen onze identiteit aan andere mensen en andere dingen. We verkrijgen onze naam door alles wat we ooit hebben geweten en hebben gedaan.’ 

verzot op namen

In de bijbel gaat het over individuen. ‘En ze hebben allemaal namen. Al vanaf dat God Adam Adam noemde en Adam namen gaf aan alle dieren en aan Eva, is de bijbel verzot op namen. Je ziet ze voor je, honderden individuen die uit de vergetelheid aan komen zetten, zich een weg banen door de mist van de tijd, elkaar verdringend om maar te worden genoemd, opgeschreven, herinnerd.’ 

Ook de Talmoed wemelt van de namen. ‘Die enorme massa geleerde rabbi’s heeft alleen al door zijn omvang iets fascinerends. Het is ronduit verbijsterend dat zulke aantallen individuen van een klein volk dat aan de verliezende kant van de militaire en politieke geschiedenis stond, zich puur uit heilig vuur op intellectuele activiteiten storten.’ 

Ze hadden geen koningen en profeten meer, geen helden: ‘Hun onbezongen heldendom speelde zich af tussen de muren van het eenvoudige klaslokaal. Woorden waren hun kathedralen. 

Zoals in het klaslokaal van juffrouw Zelda, wier volledige naam trouwens Zelda Schneersohn-Misjkovski ​​ luidde, een nichtje van de opperrabbijn van Ljoebavitsj en een beroemde Israëlische dichter. 


beelden van boekomslagen: Uitgeverij de Bezige Bij

Over Kees Kok 34 Artikelen
Kees (C.G.) Kok (1948) is onafhankelijk theoloog en sinds 1980 verbonden aan Ekklesia Leerhuis Amsterdam; vertaler (Duits) en uitgever van het werk van Huub Oosterhuis; voorzitter van de Stichting Huub Oosterhuis Fonds. De rode draad in zijn theologie is de veelal geloochende en verraden joodse oorsprong van het christendom. Hij schrijft veel over joodse literatuur en vertaalde Duits-joodse poëzie onder andere van Hilde Domin. Hij is gehuwd, heeft drie kinderen en vijf kleinkinderen.

1 Comment

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*