Bemind tot op het bot – Michel Louis Solser (1865-1893)

Zeeburger berichten

In de geschiedschrijving staat de Joodse Begraafplaats Zeeburg te boek als de laatste rustplaats van armen en kinderen. Een degelijke typering is statistisch wellicht gegrond, maar gaat in wezen volkomen voorbij aan de kleurrijke verscheidenheid van de bewoners van dit bijzondere Huis der Levenden. In mijn Zeeburgse Berichten kwam al eens een godsdienstonderwijzer voorbij, en een kachelsmid, die tevens grootvader van een Engelse baron was. Ik weet er (over)grootmoeders te liggen van prominenten: Judic Kurk-BLitz van Salomon Rodrigues de Miranda en Judith van der Kar-van Abbe van Arnold Heertje. En wat te denken van de artiesten? In zijn boek over Zeeburg noemt Bart Wallet de zangeres Emilie Culp en circusartiest Jacques Schuitenvoerder. Maar wie weet nog waar Michel Solser begraven ligt?

Zoekend naar fragmenten van een gebroken zerk stuitte ik onlangs op een scherp gepunt brokstuk, waarvan ik hoopte dat het een puzzel compleet zou maken. Toen ik het uit de grond trok en omdraaide, bleek het echter van een andere zerk afkomstig. Een voornaam, een dag van overlijden en drie letters van een achternaam in het Hebreeuws waren genoeg om de juiste persoon erbij te vinden: Michel Louis Solser, geboren in 1865 en zeer jong overleden – aan tuberculose – in 1893. Nader onderzoek van dat hoekje van de begraafplaats leverde nog een fragment op en de basis, met daarop de naam van steenhouwer Nathan Salomon Kleinkramer, die misschien hoopte dat er zo iets van de roem van de grootste komiek van de negentiende eeuw op hem af zou stralen. Ik word een beetje verdrietig als ik zie dat dit alles is wat er rest van die roem: 

resten van de matseiwe van Michel Solser

Het leven van Michel Solser is al eens beschreven in een zeer lezenswaardig artikel van muziekhistoricus Martin Maas (in Misjpoge, 2020-3, p. 103-113), dus ik beperk me tot zijn begrafenis. Nee wacht, ik haal nog even een paar woorden van Herman Heijermans aan. Schrijvend over hoe Emilie Culp in het harnas stierf, herinnert hij zich ook Michel Solser:

Zoo ‘bemerkte’ het publiek er weinig van, het goede, beste, brave, eerlijke publiek dat ook Michel Solser heeft laten zieltogen op de planken, Michel dien ‘k nog bij zijn laatste optreden in de kleedkamer sprak, Michel, uitgemergeld, met armen als een skelet.

Maar z’n magertje was zo fàmèus-grappig.

Z’n kleeren slobberden zóó komiek om het lichaam, alsof ze in de wind te drogen hingen.

Michel Louis Solser als Flipje

De begrafenis haalde uiteraard de kranten. Opvallend is dat in alle berichten gesproken wordt over de ‘begraafplaats aan de Zeeburgerdijk’. Zo worden wij er nog eens aan herinnerd dat de kist vanaf de toegangspoort aldaar helemaal tot aan het grafveld aan de Valentijnkade werd gedragen. (De huidige ingang bestond toen nog niet.) Even opvallend is de opmerking dat het graf “met een achttal kransen was bedekt”. Er zijn tijden geweest dat bloemen wél bij een lewaje hoorden. Gewoner is het daarentegen dat de namen van degenen die spraken aan het graf worden opgesomd, in deze volgorde: de heren Loonstein, Poons, Chretienni en De Groot. Wie waren die mensen en waarom spraken zij daar?

Machiel de Groot (1851-1909) was de zwager van Solser en een volle neef van de bekende musicus Maurits Samehtini (1863-1943), die aan het einde van de plechtigheid de aanwezigen bedankte.

Chrétienni – artiestennaam van Chrétien van Esse (1855-1921) – sprak als vriend en collega ongeveer het volgende:

Wanneer het hart vol en de ziel bedroefd is, gaat het spreken slecht. Ik zal dus niet in den breede uitweiden over de vele goede eigenschappen van den overledene, te meer, daar het dubbel pijnlijk is, te spreken aan het graf van iemand dien men heeft liefgehad. Ik beken het met de hand op het hart, dat ik veel aan hem verloren heb. Michel, dierbare vriend, broeder, rust zacht. 

Dat de show ook toen al koste wat het kost moest doorgaan, valt op te maken uit het feit dat Chrétienni reeds een nieuw duo had gevormd met Michels jongste (16 jaar!) broertje Abraham Lion, later bekend door zijn travestie acts samen met Piet Hesse.

Sam Salomon Poons (1859-1932) – jazeker, de vader van Sylvain Poons, die wij ons nog wel herinneren! – legde een bloementuil op de kist en ‘herdacht den afgestorvene in gevoelvolle woorden’, namens de toneeldirectie van G. Prot & Zoon.

Maar de eerste spreker intrigeerde mij het meest, omdat hij genoemd werd als “leeraar van de Broederschap der Benei Zion“. Het kostte enige moeite voor ik had gevonden om welke Loonstein het hier gaat, maar mijn inspanningen werden rijkelijk beloond, althans in mijn ogen. Waren de andere sprekers allemaal afkomstig uit een wereld van genealogisch sterk aan elkaar verwante artiestenfamilies, Nathan Moses Loonstein (1829-1906) stamt uit een dynastie van “rebbes”. Van zijn vader – Reb Mousche Loonstein (1786-1864) – wordt beweerd dat hij een aanstelling als Opperrabbijn van Brussel versmaadde om zich hier in Amsterdam verdienstelijk te maken als opperkoster en leraar aan het Beith-Midrasj. Zijn oom Jacob Nathan was sjocheet en diens zoon Nathan Jacob godsdienstonderwijzer in de mediene. Onze Loonstein hier aan het graf stond bekend als ‘chewre-leraar’. Dat wil zeggen dat hij leiding gaf aan godsdienstige broederschappen, die soms ook een eigen sjoel hadden.

Michel Louis Solser, getrouwd met de Rooms-Katholieke française Emilie Jacques, is naar alle waarschijnlijkheid geen ‘vrome’ Jood geweest. Daar had hij als artiest bovendien niet het juiste dagritme naar. Maar, zo blijkt uit de woorden die deze rebbe aan zijn graf uitspreekt, hij was

een humaan mensch, wiens groote deugd was dat hij overal waar zulks nodig was de weldadigheid betrachtte en met milde hand schonk waar te geven viel. Hij noemde den overledene tevens voor zijn moeder een goed zoon, een liefhebbend echtgenoot en broeder, wien men niet spoedig zal vergeten, en die het loon voor al zijn goedheid zal deelachtig worden in hoogere gewesten.

Het treft mij bijzonder hoe hier blijkt dat het de tsedaka (weldadigheid) was, die de sterk van elkaar verschillende werelden van theater en talmoed met elkaar verbond. Misschien kan onze wereld van nu, gewend te denken in tegenstellingen als die tussen religieus en seculier, toch nog haar voordeel doen met de herinnering aan de wereld van de Solsers en de Loonsteins van weleer. Zichronam livracha.

Over Channa Kistemaker 53 Artikelen
Is afgestudeerd (1988) als classica en heeft zich later in het Hebreeuws bekwaamd. Zij doet historisch onderzoek naar de religieus-Joodse boekcultuur in Nederland van 1815 tot nu. Ook houdt zij zich bezig met het documenteren van de grafzerken op de Joodse Begraafplaats Zeeburg, en vertaalt zij poëzie uit het Ivriet.

3 Comments

  1. Prachtig artikel, niet slechts literair maar ook inhoudelijk bijzonder interessant. Ik heb het doorgestuurd naar de fam Loonstein, wellicht Misjpoge.

  2. Mooi verteld! Ben wel benieuwd aan wie hier wordt gerefereerd “en een kachelsmid, die tevens grootvader van een Engelse baron was”

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*