Mijn kinderjaren bracht ik door in Den Haag en wij bezochten tijdens de zomerweekends regelmatig de Scheveningse kust.
Ik herinner me dat Scheveningen in de vijftiger jaren werd gefrequenteerd werd door vele families van de streng-orthodoxe Antwerpse gemeenschap, die me fascineerden met hun chassidische kleding. De lange, zwarte jassen van de mannen met hun petten en hoeden, de jongetjes met hun peies en de vrouwen en meisjes met hun lange rokken. Deze kleding was mij als jongetje dat opgroeide in een orthodox Joods milieu in Den Haag volslagen onbekend.
Het koosjere hotel Keijl
In de zomer van het jaar 1896 verscheen er in het orthodoxe Mainzer weekblad Der Israelit de volgende advertentie:
Nordseebad Scheveningen hotel Keijl maakt bekend dat zij vanaf 15 juni zijn koosjere vlees betrekt van een slager uit Rotterdam, onder toezicht van Dr. Ritter, de opperrabbijn van Rotterdam.
Waarom veroorzaakte deze zo op het eerste oog onschuldige advertentie een grote rel?
Omdat er in vroegere tijden streng op werd toegezien dat het koosjere vlees uitsluitend afkomstig was van de lokale slagers. Vlees van elders werd afgekeurd. Hier was dus sprake van aantasting van de autonomie van de Haagse opperrabbijn.
Weduwe Keijl adverteerde – in strijd met deze regel – desondanks ten gunste van het toezicht van de Rotterdamse opperrabbijn. Daarmee wilde zij de orthodoxe Duitse Joden aantrekken, in de wetenschap dat deze het kasjroet van Ritter prefereerden boven dat van de Haagse opperrabbijn Tobias Tal.
Ritter hanteerde namelijk andere, strengere criteria voor het goedkeuren van het koosjere vlees dan in Nederland gebruikelijk was. Volgens deze regels moest het vlees glatt koosjer zijn, dat wil zeggen dat de longen geen afwijkingen mochten vertonen. In geval van twijfel werd het vlees dan zonder meer afgekeurd voor de Joodse consument.
De advertentie ontketende in het Nieuw Israelietisch Weekblad van 12 juni 1896 een felle polemiek met als krantenkop: ‘Een misdaad in een zogenaamd Joodsch orgaan’ … dat een blaam wordt geworpen op de wijze van de rituele slacht, die door de wereldberoemde geleerden en ongehuichelde godvruchtige mannen voor Nederland is ingevoerd.
Geheel volgens verwachting liet de Haagse opperrabbijn Tal het er niet bij zitten en verordende op 19 juni 1896 dat Hotel Keijl niet langer het keurmerk ‘koosjer’ mocht dragen. Maar, aldus het onderzoek van Wim Willems en Hanneke Verbeek, weduwe Keijl lag van deze banvloek niet wakker en bleef gewoon adverteren als streng koosjer hotel.
Antwerpse Joden in gezonde zeelucht
Onmiddellijk na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in België kregen alle onderdanen van de naties met wie België in oorlog was en geen Belgische nationaliteit hadden, opdracht om België te verlaten. Bijna een miljoen vluchtten naar het neutrale Nederland, onder wie ook vele Joden, vooral uit Antwerpen. Zij woonden vaak al decennialang in België en werden nu plotseling als vreemdelingen behandeld. Deze orthodoxe Antwerpse Joden, die zich voor een groot deel met de diamanthandel bezighielden, vestigden zich toen in Scheveningen waar zij tijdens de Eerste Wereldoorlog een diamantbeurs hadden.
Waarom vestigden zij zich niet in Amsterdam, met haar diamanthandel? Dat kwam wegens het gerucht dat de lucht in Amsterdam erg vervuild was. De ouders dachten dat de kinderen veel vrijer kunnen ademen achter de Haagse duinen. Na een tijdje waren zij er bovendien van overtuigd dat de goede gezondheid van de kinderen mede te danken was aan het eten van rauwe haring.
Oost-Joodse sjoel aan de Harstenhoekweg
Zo ontstond in Scheveningen een aparte Oost-Joodse gemeenschap met zijn eigen karakteristieken. Hoewel deze Antwerpse Joden officieel deel uitmaakten van de Haagse kehilla, vonden zij geen aansluiting bij de reguliere sjoeldiensten van de Hoogduitse gemeenschap. Daarom stichtten zij in 1926 aan de Harstenhoekweg een eigen synagoge met hun eigen gebruiken en hun eigen versie (sfarad) van het gebed.
Ik herinner me dat de sfeer van deze Oost-Joodse sjoel me meer aantrok dan die van de meer plechtstatige Grote Synagoge in de Wagenstraat in Den Haag.
Begin jaren dertig ontstond er rond de Scheveningse sjoel een Jodenbuurt, met verenigingen en koosjere winkels. In die tijd hebben zich ook Joden uit Duitsland en Midden-Europa in Scheveningen gevestigd zodat daar bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ongeveer 2500 Joden woonden. Na de oorlog heeft de gedecimeerde kehilla de sjoel heringewijd, in 1994 werd deze gesloten.
Marek Radler zat op een bankje in het Belgisch Park
De Joodse, in Polen geboren bakker Marek Radler, zat op een sjabbat rustig op een bankje in het Belgisch Park in Scheveningen, zoals hij dat iedere week gewend was. De bakker leek zich totaal niet bewust van het verbod dat de Joden vanaf 1942 geen gebruik meer mochten maken van openbare voorzieningen zoals parken.
Op een gegeven moment kwam er een Nederlandse agent op de fiets langs, die als ‘goed’ bekendstond. In plaats van de wijkbewoner te begroeten, stapte de agent van zijn fiets en zei: “Je weet dat je daar niet mag zitten. Nu moet ik je meenemen.”
De agent pakte Marek bij zijn arm, greep het stuur van de fiets en bracht hem naar het politiebureau. Daar werd hij aan de nazi’s overgedragen. Binnen een uur werd Mareks gezin uit zijn huis gesleept en op transport gesteld naar Westerbork. Drie dagen later volgde deportatie naar Auschwitz, waar hij, zijn vrouw, drie van hun dochters, hun schoonzoon en de drie jaar oude tweeling vermoord werden.
Bronnen
Wim Willems en Hanneke Verbeek: ‘Hier woonden wij.’ Hoe een stad zijn Joodse verleden herontdekt. Amsterdam, Prometheus, 2015.
Jan Stoutenbeek en Paul Vigeveno: ‘Gids van Joods erfgoed in Nederland’. Amsterdam, uitgeverij Bas Lubberhuizen, in samenwerking met Joods Cultureel Kwartier, 2015.
cover: Joods gezin op het Scheveningse strand, bron onbekend
Hartelijk dank voor dit mooie artikel over Joods Scheveningen.
De sjoel in Scheveningen is nog steeds actief met wekelijks minjan. Niet meer aan de Harstenhoekweg, maar op een andere locatie, namelijk in het voormalige gebouw van het Mr. Visserhuis. Wij houden de traditie van Minhag Sfarad nog steeds in ere!