Naftali Herz Imber, de excentrieke dichter van het Hatikwa

Tijdens een recente excursie naar het noorden van Israel bezochten mijn echgenote en ik Daliyat al Carmel, een (groot) Druzendorp ten zuiden van Haifa.

Een van de bezienswaardigheden van deze plaats is het Laurence Oliphant House dat tusen 1882 en 1887 als zomerhuis diende voor Sir Laurence Oliphant en zijn vrouw Alice.

Tot mijn verbazing huisde in die jaren een derde, beroemde bewoner in dit gebouw: Naftali Herz Imber, de schrijver van het Hatikwa. Hij was niet alleen Oliphants secretaris, maar onderhield tevens een liefdesrelatie met Alice, de vrouw van de Britse diplomaat Laurence Oliphant.

Alice was thuis in de literatuur en de muziek, terwijl Imber uitsluitend had geleerd in het cheider. Desondanks hadden zij een romantische relatie die eindigde met het plotselinge overlijden van Alice op 41-jarige leeftijd. Toen verliet Imber Palestina.

Tegenwoordig is dit gebouw een Memorial Center voor de gevallen Druzische soldaten.

Naftali Imbers jeugdjaren

Al vanaf zijn kinderjaren was Naftali Imber een buitenbeentje. Geboren en getogen (in 1856) in Galicië, werd hij door de rabbijnen weliswaar als een wonderkind beschouwd, maar hij wekte bij hun ook frustraties op door ook niet-Talmoedische bronnen te bestuderen.

Vanaf zijn tiende levensjaar schreef Naftali gedichten. Op 12-jarige leeftijd stuurde hij aan keizer Franz Joseph een Hebreeuws gedicht over de Oostenrijks–Pruisische oorlog en de Joodse burgerrechten. Hij ontving hiervoor 25 gulden.

Zijn ouderlijk huis verliet hij op 15-jarige leeftijd. Hij knipte zijn pijes af en verbleef in verschillende Oost-Europese landen. In zijn onderhoud voorzag hij door de verkoop van zijn gedichten en door les te geven aan kinderen.

Dramatisch keerpunt in Istanbul

Imber kon jarenlang nauwelijks zijn brood verdienen op de markt van Istanbul als verkoper van snuisterijen zoals lucifers en amuletten. Toch leidde dit armoedige bestaan tot een toevallige ontmoeting met Laurence Oliphant in 1882 en tot een dramatisch keerpunt in zijn leven.

Laurence Oliphant (1829-1888) was een Britse diplomaat, schrijver, een christelijke mysticus en een christelijke zionist. Hij geloofde dat de terugkeer van de Joden naar het land van hun voorvaderen de wederkomst van de messias zou bespoedigen. Omdat hij geïmponeerd raakte door Imbers Talmoedische en Kabbalistische kennis, stelde Oliphant hem voor zijn privésecretaris te worden.

Hoewel Imber aanvankelijk van oordeel was dat het Joodse volk geen enkel belang had bij Britse interventie ten gunste van het idee om de Joden naar hun vaderland te laten terugkeren, veranderde hij radicaal van mening toen zijn oog viel op de mooie vrouw van Oliphant.

Hij besloot om zich bij het echtpaar Oliphant aan te sluiten en samen met hen naar Palestina te reizen. In de loop van 1882 bereikte het drietal de haven van Haifa.

Imber in Palestina

In Palestina aangekomen heeft Imber te paard de nieuwe nederzettingen van de jonge chaloetsiem (de pioneers) bezocht en droeg daar, onder luid applaus, zijn Hebreeuwse gedichten voor.

Het grootste applaus kreeg hij iedere keer voor de voordracht van het Hatikwa (de hoop) dat zich later ontwikkelde tot het nationale volkslied van Israël. Hij schreef Hebreeuwse artikelen voor kranten en tijdschriften en deed zich in iedere nederzetting tegoed aan de wijn. Hij was vaak dronken. 

Hatikva in de huidige versie in drie talen, bron Wikipedia

Barkai (morgenster)

Zijn vaste verblijfplaats was Haifa, waar hij woonde in het huis van het echtpaar Oliphant of in hun zomerverblijf in Daliyat al Carmel.

In het jaar 1886 heeft Imber een verzameling van zijn gedichten gepubliceerd onder de naam Barkai (morgenster). Het Hatikwa, dat toen nog Tikwateenoe (onze hoop) heette, was in deze gedichtenbundel opgenomen.

In 1888 verliet Naftali Imber Palestina en geraakte tot zijn dood in 1909 aan lager wal. Hij heeft in die jaren door allerlei landen gezworven en stierf onder erbarmelijke omstandigheden.

Het Hatikwa

Zeer onder de indruk van de stichting in 1878 van Petach Tikwa (letterlijk: de Opening van de Hoop), de eerste Joodse nederzetting in Palestina, schreef Naftali in datzelfde jaar in Lasi, Roemenië, de eerste versie van het Hatikwa.

In 1886 was het Samuel Cohen, een Joodse boer, die de melodie componeerde gebaseerd op een Moldavisch-Roemeense volksliedje. Tijdens het Derde Zionistencongres in 1903 in Basel werd het Hatikwa luidkeels gezongen, maar de naam van de dichter Naftali Herz Imber bleef vrijwel onbekend. 

De tekst werd nadien drastisch ingekort en door Imber zelf, maar ook door anderen, gewijzigd. Zo veranderde ‘de oude hoop’ in: ‘de tweeduizend jaar oude hoop.’ De woorden: ‘om terug te keren naar het land van onze voorvaders, naar de stad waar David bivakkeerde’ werd nu: ‘om een vrije natie te zijn in ons land, het land van Zion en Jeruzalem.’

‘Onze hoop is verloren’ omgedraaid

De woorden ‘onze hoop is nog niet verloren’ had Imber gebaseerd op een strofe van de profeet Jechezkeel (37,11) ‘onze hoop is verloren’. Hij had dus de betekenis van de woorden omgedraaid, omdat hij vond dat hat na 2000 jaar tijd werd dat de Hebreeuwse gedichten niet langer uitsluitend uitdrukking zouden geven aan gejammer, maar juist de hoop op de herleving van het Joodse volk moesten verwoorden.

Roemeense volkssong Carul cu boi (wagen en ossen) waarop componist Samuel Cohen (Bessarabië 1870 – Rishon Lezion, 1940) zijn melodie voor Hatikva baseerde.

Schwadron-collectie

In de Schwadron-collectie in de Nationale Bibliotheek van Jeruzalem bevindt zich de oorspronkelijke tekst van Tikwateenoe die Naftali Imber, toen hij kort voor zijn dood was opgenomen in een ziekenhuis in New York, op een stuk ziekenhuispapier schreef.

Hij deed dat op verzoek van een jonge zangeres, Jeanette Robinson-Murphy. Zij heeft deze tekst in 1936 naar de Nationale Bibliotheek gestuurd.

In 1909 werd Naftali Imber begraven op een Joodse begraafplaats in de Lower East Side in New York. De straten van de begrafenisstoet waren vol met mensen die allen het Hatikwa zongen. In 1953 werd hij herbegraven op Har Herzl in Jeruzalem.

Bergen-Belsen

Vijf dagen na de bevrijding van Bergen–Belsen zongen de overlevenden tijdens de eerste vrijdagavonddienst na de bevrijding het Hatikwa. De BBC heeft dit dramatische gezang vastgelegd.

Bronnen
The man behind Hatikvah, gepubliceerd in The Jewish People’s Almanac, samengesteld door David C. Gross, 1981; Elie Mischel.
The Broken Vessel: How an Alcoholic Poet Revived a Nation. In Hamizrachi, September 2025. 


Passagiers van het schip Vreest niet vol met Holocaust-overlevenden uit Buchenwald, horen dat ze gearresteerd zullen worden, omdat ze proberen Israël binnen te komen. Het is 1945, de passagiers hijsen de Israëlische vlag en zingen het Hatikva, het toekomstige volkslied van de Joodse staat.


cover: schilderij van Naphtali Herz Imber (1856 – 1909) door Boris Schatz, Jerusalem, c. 1910.

Over Jaap Colthof 18 Artikelen
Dr. Jaap Colthof, geboren in Den Haag, woont sinds 1979 in Jeruzalem. De laatste jaren doet hij historisch onderzoek naar de geschiedenis van het Nederlandse Jodendom in de 19de en begin 20ste eeuw. Hij publiceerde een boek met markante verhalen uit Joods Amsterdam rond 1800 en een biografie over de Amsterdamse opperrabbijn Jozef Zvi Dunner. Verder publiceerde hij artikelen in het Nederlands, Hebreeuws en Engels, onder andere over de Rotterdamse opperrabbijn Bernhard Loebel Ritter.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*