In Anarchical Fallacies (1796) fileert de Engelse filosoof Jeremy Bentham het idee van aangeboren, bovenwettelijke “natuurrechten”. Rechten die niet in de wetboeken staan maar wel zouden bestaan, noemt hij “nonsense upon stilts”: onzin op stelten. Wie zulke rechten opeist, verwart wens met werkelijkheid. Rechten bestaan pas echt als ze in wetten zijn vastgelegd, worden toegekend door de overheid, gegarandeerd door de rechter en desnoods afgedwongen door politie en krijgsmacht. En, zou ik toevoegen: publiek gecontroleerd door een geïnformeerde publieke opinie.
Bentham waarschuwt: als mensen zich op imaginaire rechten gaan beroepen tégen de bestaande rechtsorde, ontstaat chaos. Als ieder zijn eigen natuurwet verzint, blijft er van de échte wet niets over.
Die waarschuwing is geen theoretische curiositeit. De zegeningen van religie, nationalisme, propaganda en ongecontroleerde macht hebben Europa meermaals in de afgrond gestort. De Dertigjarige Oorlog, de oorlog van 1870, de beide wereldoorlogen, de oorlog in Joegoslavië: telkens lieten staten en legers zien wat er gebeurt als macht en morele verontwaardiging niet worden begrensd door dialoog, procedure en recht. En even voorspelbaar: na iedere catastrofe volgde een poging om dat recht juist te versterken: “dit nooit meer” in institutionele vorm.
Zo ontstonden de Volkenbond en, na zijn mislukking, de Verenigde Naties. De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948 gaf woorden aan de afschuw over de “barbaarse daden” die de wereld net had gezien. In Europa bouwden we een architectuur van mensenrechten: Raad van Europa, Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In Den Haag kwamen het Internationaal Gerechtshof, het Joegoslavië-tribunaal en het Internationaal Strafhof. Al die instituties zijn gebaseerd op één nuchtere gedachte: juist als we woedend zijn, moet er zorgvuldig recht worden gesproken.
Daarom hebben begrippen als “oorlogsmisdaad”, “apartheid” en “genocide” strikt afgebakende juridische betekenissen. De Genocideconventie definieert precies welke daden, met welke intentie, onder dat woord vallen. “Apartheid” is geen scheldwoord, maar een term uit verdragen. Mensenrechten zijn geen morele stickers, maar juridische instrumenten. Ze moeten hanteerbaar zijn in een rechtszaal, met bewijs, tegenbewijs, hoor en wederhoor.
In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd, zie je dat ook in de zaak die Zuid-Afrika tegen Israël aanspande bij het Internationaal Gerechtshof. Het Hof kiest zijn woorden uiterst zorgvuldig, spreekt over een plausibel risico op schending van de Genocideconventie en geeft voorlopige maatregelen. Het roept niet via persbericht: “het ís genocide, want wij vinden dat nu eenmaal.” Precies dat onderscheid maakt een hof tot hof, en niet tot talkshow.
De rol van de advocatuur is de rechtsstaat te toetsen door de belangen van verdachten – en in bredere zin van rechtzoekenden – te verdedigen. Wij hebben in Nederland een rechtsstaat juist om inwoners te beschermen tegen de macht van de staat en om rechters op objectieve wijze te laten beslissen over feiten tegenover meningen. Het OM kán wel zeggen dat er sprake is van diefstal, maar alleen op basis van feiten en de wet kan er geoordeeld, en zo nodig veroordeeld, worden.
Nu gebeurt er iets omgekeerds. Een groepje advocaten dringen er bij de Orde op aan om politieke stelling te nemen in internationale conflicten, in het bijzonder ten aanzien van Israël en Gaza. In brieven en manifesten wordt gesteld dat Israël zich schuldig maakt aan genocide en etnische zuiveringen. Actiegroepen willen een einde aan de “pijnlijke stilte” van de Orde en eisen dat zij zich expliciet uitspreekt. Op de landelijke vergadering van 2 december 2025 – waar slechts een fractie van alle advocaten aanwezig is – ligt een verklaring op tafel, gebaseerd op een tekst van de European Bars Federation, waarin het woord “genocide” klaarstaat om te worden aangenomen. Tegelijk waarschuwen andere advocaten juist tegen deze politisering en vragen zij om neutraliteit.
Een vergadering van enkele honderden aanwezigen die namens bijna twintigduizend collega’s een moreel oordeel claimt. Waar de internationale rechtsorde probeert om juridische kwalificaties zorgvuldig en onafhankelijk te houden, zegt deze vergadering feitelijk: wij stemmen er wel over. Niet een hof, niet een tribunaal, maar een congreszaal bepaalt of iets genocide is. De zwaarste oordelen worden uitgedeeld met een meerderheid van handen. Van meningen worden quasi-wetten gemaakt. Bovendien is er een motie aangenomen die een beperking inhoudt van toegang tot het recht.
Of er in Gaza oorlogsmisdrijven worden gepleegd, of het Israëlische beleid juridisch als apartheid kwalificeert, of bepaalde daden als genocide moeten worden aangemerkt, zijn uiterst ernstige vragen. Over die vragen móet worden geprocedeerd, geschreven, gedebatteerd. Maar uiteindelijk zijn het de gerechtshoven die moeten kwalificeren, niet de opiniepeilingen binnen een beroepsgroep – en zeker niet een kleine, toevallig aanwezige minderheid daarvan.
Door alvast “genocide” en “apartheid” in moties vast te spijkeren, doet een activistische groep advocaten alsof er al een eindvonnis ligt. Woorden die bedoeld zijn als conclusie na een zorgvuldig proces, worden zo tot startpunt van de discussie. De moties worden waarheid. Wie het oneens is, is niet slechts iemand met een andere politieke visie, maar iemand die zich verzet tegen vermeende “feiten”.
Dat is precies het soort “onzin op stelten” waar Bentham voor waarschuwde. Niet omdat de begrippen genocide of apartheid zelf onzin zouden zijn – integendeel, ze zijn bloedserieus – maar omdat ze losgezongen raken van hun juridische bedding. Als elke moreel verontwaardigde meerderheid zulke termen naar believen kan aannemen, is het einde zoek. Dan ondermijn je de wettelijkheid die ons juist moest beschermen tegen de willekeur van macht en emotie.
Advocaten die zich uitspreken vóór de internationale rechtsorde, vóór het respecteren van uitspraken van ICJ en ICC, en vóór zorgvuldig taalgebruik: dát zou in lijn zijn met de kernwaarden van onafhankelijkheid, deskundigheid en integriteit. Een vergadering die voor de bühne beslist wat genocide is, speelt geen hoofdrol meer in de rechtsstaat. Die speelt figurant in een moreel drama waarin de zwaarste woorden gratis worden uitgedeeld.
De keuze is dus simpel. Willen advocaten hoeders van het recht zijn, of producenten van opgevoerde meningen? In het eerste geval laten we het woord “genocide” waar het thuishoort: in de handen van de internationale gerechtshoven. In het tweede geval bewijzen we dat Bentham gelijk had, en veranderen we een orde van advocaten in een toonbeeld van wanorde.
cover: Wanorde, gezien in Straatmuseum, NDSM Amsterdam, foto Bloom, 2023
Uitstekend Robert!
Het artikel zou in een landelijk dagblad moeten verschijnen.NRC is te anti/Israëlisch, maar wellicht De Trlegraag?
Gut Sjabbes,
John
De spijker op de kop. Gelukkig heeft de Orde van Advocaten al gezegd dat deze door een aantal activistische advocaten afgedwongen vergadering geen besluiten kan nemen en heeft zij opnieuw verwezen naar haar eerdere standpunt dat “Gaza” niet thuishoort in de Orde van Advocaten, een publiekrechtelijk lichaam waarbij advocaten verplicht aangesloten zijn. Dus ondanks de ketelmuziek van deze activisten per saldo much ado about nothing.
Advocaten mogen in hun vrije tijd politiek geëngageerd zijn, maar hun politieke opvattingen niet vermengen met hun beroepsuitoefening. Niet voor niets dragen advocaten uniform een toga.
Uitstekend stuk!!! Zou fantastisch zijn als dit ook in de landelijke media zou komen
Mvg Alexandra Stein
Helemaal mee eens, goed om dit ook in historische context te zien.