Levend Hebreeuws in Amsterdam rond 1880

hendrika dotsch"als een vruchtbare wijnrank"

Het is nu meer dan een jaar dat ik mij bezig houd met het beschrijven en documenteren van de zerken op de begraafplaats Zeeburg. Waarschijnlijk houd ik het nog lang niet voor gezien, maar het meeste ken ik nu wel. Tussen de bijna ritmische herhaling van Mosje ben Jitschak en Keile esjet Mordechai, met daar doorheen dansend een enkele bachoer of betoela, word ik soms plotseling vertraagd in de gang van mijn gedachten door een heus Hebreeuws gedicht. Maar zelfs daar slaat op een zeker moment de voorspelbaarheid toe, alsof men slechts cliché’s tot zijn beschikking had. Wie was er niet “een sieraad voor haar man”? Of “rechtschapen in al zijn wegen”?

Dat kan ik u vandaag vertellen: een kind. Uit de aard der zaak zijn daarop de meeste gemeenplaatsen niet van toepassing, om de eenvoudige reden dat hij of zij de tijd van leven niet heeft gehad om ze ook werkelijk te belichamen. Op zo’n moment gaat de echte dichter de uitdaging niet uit de weg en kan er iets ontstaan dat ontroering wekt. Niet de emotie die de vroege dood van een mensenkind toch al oproept, maar de oprechte verbazing dat het kennelijk mogelijk was in Amsterdam rond 1880: wenen om bloemen in de knop gebroken, maar dan in een geheel oorspronkelijk, klankrijk Hebreeuws.

Was het Hebreeuws dan geen dode taal in die dagen? Het waren toch de zionisten die haar weer tot leven hebben gewekt? En die verschenen pas later op het toneel, bovendien hier te lande allerminst in het hoofdprogramma. Hoe groot ook de verdienste van het zionisme en zijn taalpioniers – het vuur dat zij deden opvlammen, werd eeuwen lang als kooltjes onder de as brandend gehouden. Eén zo’n kooltje gloeit nog steeds, bij ons op Zeeburg.

Op het gerestaureerde veld aan de Valentijnkade, tête à tête met de matseiwes van de grote mensen, staat een handjevol kinderzerken in het hoge gras. Een daarvan moet je echt zoeken, want die is gebroken en het bovenste gedeelte ligt tegen de voet aan gevleid; er mist ook het een en ander aan. Maar het belangrijkste is intact: boven de mededelingen over haar naam en haar plek in de familie staat een gedichtje. Het rijmt en heeft ritme, als u het hardop leest, kunt u het horen.

be-ovdàn ha-tsviá

rabà ha-aniá

ke-gèfen poriá

titsmàch la-tchiá

Vrij vertaald staat er ongeveer dit:

groot was het verdriet

toen ons hertje ons verliet

als een vruchtbare rank

ontbot zij eerlang

Toegegeven, dit is geen Willem Kloos, en ook geen Bialik. De poëtica van de anonieme dichter ontstijgt ternauwernood het niveau van een kinderversje, zoals men ze later wel in poësie-albums schreef. Maar hoe prachtig is niettemin de hardnekkige herhaling van het klaaglijke rijm op “i-a”! In het Hebreeuws eindigt elke regel zichtbaar met de twee-letterige variant op de Godsnaam, alsof de Eeuwige steeds weer wordt aangeroepen, aangeklaagd. De beeldspraak doet op het eerste gezicht wat gekunsteld aan: wie in de eerste verzen een hinde is, spruit in de volgende opeens uit als een druivelaar. Maar is het tegelijk niet juist die pretentieloosheid, die het wonder van het tot leven wekken der doden een gewaagde vanzelfsprekendheid geeft?

foto: Channa Kistemaker

Ik zou daar willen staan, bij die kapotte matseiwe, als het moment daar is, om dat kind over het gras te zien hollen, naar haar ouders, die daar op het grindpad staan te wachten.

Die ouders heetten Mozes Dotsch (1842-1918) en Catharina Vleeschdrager (1846-1914). Zij hadden vijf kinderen, van wie Hendrika (Hindele in het Jiddisch) de jongste was. Hendrika werd geboren op 20 oktober 1877 en overleed op 14 juni 1884. Haar korte leven speelde zich af aan de Oude Waal in Amsterdam. Het gezin verhuisde in 1894 naar Antwerpen, maar zoon David en dochter Marianne zijn in Amsterdam gebleven, of teruggekeerd. Wat er van Salomon en Aäron is geworden, heb ik niet kunnen achterhalen.

Over Channa Kistemaker 53 Artikelen
Is afgestudeerd (1988) als classica en heeft zich later in het Hebreeuws bekwaamd. Zij doet historisch onderzoek naar de religieus-Joodse boekcultuur in Nederland van 1815 tot nu. Ook houdt zij zich bezig met het documenteren van de grafzerken op de Joodse Begraafplaats Zeeburg, en vertaalt zij poëzie uit het Ivriet.

6 Comments

  1. Het is niet ba-avdan, maar be-ovdan. De semichoet vorm maakt be, de kamats is een kamats katan dus o

    • Beste Michael, ik neem je correctie graag over! Mijn Hebreeuws is niet altijd opgewassen tegen dit soort teksten zonder nikoed.

  2. Beste Channa, ga vooral door met het verhaal van Zeeburg. Wie weet welke historische en taalkundige schatten nog allemaal van onder het maaiveld te voorschijn gaan komen.

    Wel een kleine opmerking naar aanleiding van het citaat:
    “Was het Hebreeuws dan geen dode taal in die dagen? Het waren toch de zionisten die haar weer tot leven hebben gewekt?”

    Dit is zo een fabeltje dat de wereld in is geholpen. Ja, hier in de landen waar de secularisatie en assimilatie om zich heen hadden gegrepen was het Hebreeuws tot een dode taal gemaakt. Maar daar waar Het Jodendom religieus bloeide, bloeide het Hebreeus ook gewoon woord. De wereld is heel veel groter dan het West Europa waar wij in verblijven… Een hartelijke groet Channa, tot gauw weer op Zeeburg.

  3. Dear Channa,
    Wasn’t there poetry on the Matzevot in the Portuguese for many centuries, or did this practice stop in the 18/19th centuries?

    • Dear Arnold, I have no knowledge of poetry in Portugese on matseiwot. Moreover: Zeeburg is an Ashkenazi cemetery. It has been in use until 1914 and only in the last two decades text in the vernacular (i.e. Dutch) increased to some extent. But poetry in Dutch does not seem to have existed.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*