Parasja Bemidbar
De Bijbelcommentator Rasji staat bekend als voorstander van een zo helder en ongekunsteld mogelijke uitleg van Torateksten. Wat hem betreft zijn we terughoudend met het toekennen van mystieke of allegorische of symbolische betekenissen aan woorden die je ook gewoon letterlijk kunt nemen. Neem de tekst zoveel mogelijk at face value, is zijn devies, en zoek er niet te veel achter.
Zo bezien hebben we voor de parasja van deze week, Bemidbar, te maken met een atypisch Rasji-commentaar. In het tweede vers van de parasja wordt de goddelijke opdracht aan het volk in de woestijn geformuleerd om een volkstelling te houden. In de vertaling van Dasberg: “Nemen jullie het totaal van heel de gemeenschap van de Kinderen van Jisraël op volgens hun families, volgens hun stamhuizen naar het aantal ingeschreven namen, alle mannen hoofd voor hoofd”.
De Hebreeuwse tekst voor het slot van de zin luidt letterlijk: elke man, naar hun schedels. Dus schedel voor schedel, en met ‘hoofd voor hoofd’ volgt Dasberg dus vrij letterlijk de Toratekst. Dat is niet zo moeilijk, want die is helder genoeg.
Gezien Rasji’s reputatie zou je verwachten dat hij ook de meest voor de hand liggende uitleg kiest, maar dat doet hij hier niet. Hij zegt: vertaal ‘naar hun schedels’ met ‘naar hun (halve) sjekels’. In het Nederlands klinkt dat bijna als een woordgrapje, maar dat is niks voor Rasji. Maar het is sowieso niks voor Rasji om, als een tekst zo eenduidig is in zijn betekenis, er iets anders van te maken. Hoe komt hij daar dan bij?
Zelf verwijst Rasji daarvoor naar een eerdere telling (vermeld in Sjemot 38, 26), die werd uitgevoerd via ingezamelde sjekels. En die vermelding gaat weer terug op het voorschrift van Sjemot 30, 12 dat zegt: “Als je onder de Israëlieten een telling houdt, moeten allen die geregistreerd worden de Eeuwige losgeld betalen voor hun leven, om te voorkomen dat de telling hun noodlottig wordt. Ieder die meegeteld wordt moet een halve sjekel betalen”.
In deze laatste tekst wordt mensen tellen gekoppeld aan onheil. Met de Sjoa en de noodlottige registratie van Joden in de twintigste eeuw kunnen we ons daar iets bij voorstellen. Maar toen, in de woestijn? De reden van dit voorschrift wordt mij niet helemaal duidelijk, maar er hangt onmiskenbaar al vroeg in de traditie een grote gevoeligheid rondom het thema ‘mensen tellen’.
Ook Rasji blijkt gevoelig voor die gevoeligheid, zodanig dat hij voor deze keer afwijkt van zijn gewoonte om bij de letterlijke tekst te blijven. Van schedels maakt hij (halve) sjekels.
Geef als eerste een reactie