Het Joods verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog kent verschillende gezichten. Eén ervan is dat van Herman Natkiel (1916-2002). Hij was vanaf het begin van de bezetting actief in het verzet. Natkiel hield vele jaren na de Bevrijding, tot aan zijn overlijden in 2002, de herinnering levend.
Al voor de oorlog oefent Herman zich in weerbaarheid. In politiek opzicht binnen de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP) in fysiek opzicht bij de Internationale Socialistische Anti-Oorlogs Liga (ISAOL). Daar oefent hij in judo, stokvechten en boksen om Joodse bezittingen tegen aanvallen van NSB-knokploegen te beschermen.
In 1942 vat hij het plan op met een kennis via Frankrijk naar Engeland te gaan. Met vervalste papieren bereiken ze Givry, op de demarcatielijn bij Dijon. Daar worden ze opgepakt en na een half jaar detentie in Chalons-sur-Saone teruggestuurd naar Utrecht, waar ze direct in de illegaliteit verdwijnen.
Dit verhaal is gebaseerd op de bijdrage van Siny Thuis-Natkiel over haar vader onder de titel Wie vecht tegen de tirannie is de vrijheid waard in Gezichten van Joods verzet – Veertig schetsen van Joden in verzet, een uitgave van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie (NKvJG) uit 2020.1
Ondanks meer dan veertig jaar onderzoek blijft Ben Braber er huiverig voor om te spreken van ‘Joods verzet’. Desondanks probeert hij in zijn jongste werk – Individuals and Small Groups in Jewish Resistance to the Holocaust; A Case Study of a Young Couple and their Friends 2 – voorzichtig een categorisering aan te leggen. Categorieën als degenen met contacten met Joodse vluchtelingen uit Duitsland, gemengd gehuwden, niet-orthodox opgevoeden, weigeraars van de Ariërverklaring of de Jodenster. Herman Natkiel onttrekt zich grotendeels aan deze indeling. Hij kwam uit een traditioneel Joods gezin, trouwde binnen de gemeenschap en had geen contacten met vluchtelingen uit Duitsland.
Traditioneel Joods gezin
Herman Natkiel werd als tweede kind van diamantbewerker Hartog (1886 – 1943) en kostuumnaaister Zientje van Dam (1885 – 1943) geboren op 28 februari 1916 in Amsterdam-Oost. Hij heeft een oudere zus Anna (1911-1943). Het gezin is traditioneel Joods, gaat naar de sjoel, viert de Hoge Feestdagen. Op zijn dertiende doet hij zijn Bar Mitswa. Als hij later op zaterdagavonden uit dansen gaat, wordt zijn moeder wat bezorgd. Zou hij met een niet-Joods meisje thuiskomen? Maar dat gebeurt niet.
Alie Doof, de liefde van mijn leven
De ‘liefde van zijn leven’ – Alie Doof (1919-1994) trakteert hem bij de eerste ontmoeting op een draai om de oren als hij haar in zijn enthousiasme wil kussen. Twee jaar later, het is dan 1938, is hij succesvoller. Hij nodigt haar uit voor een fietstochtje van de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Tijdens de rit toont hij zich van zijn charmantste kant. Hij leent haar snel zijn fietsplaatje als er controle dreigt. En deelt zijn lunchpakket. Vanaf dan kan hij niet meer stuk.
Nog voor de oorlog – op 3 april 1940 – trouwen ze in de Rapenburger sjoel. Het is het begin van een huwelijk dat 54 jaar stand zal houden.
Inmiddels neemt hij in politiek opzicht steeds steviger stelling tegen het nationaalsocialisme. In 1933, 17 jaar oud, wordt hij al lid van de SDAP. Binnen de ISAOL wordt hij bestuurslid en sectiecommandant van de afdeling Amsterdam-Oost. Iedere zaterdagavond colporteert hij luidkeels met het blad Neen: “Neen is het begin, Neen is het eind”, tegen NSB’ers in die hun Volk en Vaderland aan de man proberen te brengen. Niet zelden eindigt een confrontatie in een handgemeen.
Na zijn schooltijd krijgt hij een administratieve functie in het herenconfectiebedrijf Vorst & Co. Daar wordt hij belast met het voeren van de binnenlandse en buitenlandse correspondentie en het bijhouden van de voorraadadministratie. Hij verhuist met het bedrijf naar Utrecht, waar hij en zijn gezin gaan wonen in een kleine benedenwoning in Zuilen. Daar wordt in 1941 Syni geboren, het eerste kind van Herman en Alie.
Kindjeshaven en De Bilt
Voorafgaand aan de poging om naar Engeland te gaan zorgt Herman voor een onderduikadres voor moeder en dochter. Maar dat blijkt na enige tijd niet veilig te zijn. Helaas lukt het Alie niet een adres te vinden voor hen samen. Siny wordt daarom enige tijd ondergebracht in Kindjeshaven, van de bekende Utrechtse verzetsstrijdster Trui van Lier. Later wordt ze in De Bilt opgenomen in het gezin van de pasgetrouwde huisarts Hans Maijer en zijn vrouw Nel. Voor de buitenwacht paste de blonde Syni goed in dit gezin. Ze zal er uiteindelijk drie en een half jaar blijven.
Alie vindt een onderduikadres in St. Annaparochie in Het Bildt (een kuststrook aan de Waddenzee) bij de familie Beimers, een gezin met tien kinderen. Herman komt in Oude Bildtzijl terecht in het gezin van Klaas en Berber Postma. Klaas, smid van beroep, is patrouille-commandant van de Ordedienst (OD), later opgenomen in de Binnenlandse Strijdkrachten (BS).
Als Herman ontdekt dat Postma een radio heeft verborgen en in het verzet zit, biedt hij zijn diensten aan. Onder de schuilnaam Arie Dijkstra neemt Herman uiteenlopende taken op zich waaronder het opblazen van spoorrails, het overvallen van distributiekantoren en het ophalen van gedropte wapens. Heel nadrukkelijk maakt hij zich verdienstelijk in het namaken van stempels en handtekeningen.
Bevrijding van Dokkum
Uiteindelijk is hij ook betrokken bij de Bevrijding van Dokkum, waarbij hij de ‘foute’ burgemeester onder schot houdt. In de tussentijd is hij er via zijn verzetscontacten achter gekomen, waar zijn dochter is ondergedoken. Op een zaterdagmorgen in 1943, na een tocht van drie dagen en nachten, kan hij – verscholen achter een boom – even een glimp van zijn toen tweeënhalf jaar oude dochter opvangen.
In 1945/1946 wordt het gezin hersteld. Vader en moeder krijgen een huis in Utrecht, op de Burgemeester Van Tuyllkade. Geleidelijk aan wordt het verlies van tal van familieleden duidelijk, hun beider ouders hebben de oorlog niet overleefd, net als hun zusters en broers. Twee neefjes wel. Martin, de zoon van Anna, wordt herenigd met zijn vader Maurits Frank (1910-1991). Sal, de zoon van Lies Doof (1915-1943), de zus van Alie, en Jacob de Jong (1912-1944), groeit op bij zijn Limburgse onderduikfamilie. Een poging hem via een proces in het gezin van Herman en Alie op te nemen, mislukt.
Firma Grafia
In januari 1946 bevalt Alie van een tweeling, twee dochters, van wie er helaas een na drie maanden overlijdt. In 1950 werd er nog een dochter geboren en in 1957 nog een. Herman vindt in die jaren bij verschillende bedrijven werk, onder meer als vertegenwoordiger van een firma in woningtextiel. In 1965 verhuist hij met het gezin naar Amstelveen, waar hij een goede betrekking krijgt bij de firma Grafia, waarvan hij zelfs directeur wordt.
In Amstelveen sluit het gezin zich aan bij de gemeente van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK). Herman maakt zich buitengewoon verdienstelijk voor de sjoel van de Centraal Israëlitische Ziekenverpleging (CIZ), het Amstelveense ziekenhuis waar na vele jaren weer voor de patiënten bijeenkomsten worden gehouden op de vrijdagavond en de zaterdagmorgen. Herman – nu Chaim – wordt voorzitter van de Sjoelcommissie, later erevoorzitter.
Ook is Herman maatschappelijk actief, als jeugdleider bij de voetbalclub NFC in Amstelveen en als lid van de oudercommissie van de scholen waar zijn dochters op zaten.
Monument voor de Joodse Verzetsstrijders
De oorlog verdwijnt niet uit zijn gedachten. Hij wordt actief binnen de Vereniging van Expolitieke Gevangenen (Expogé) en in de Commissie Jeugd Voorlichting. Als secretaris van deze commissie schrijft hij een uitgebreide handleiding op basis waarvan hij onder het motto Wie vecht tegen de tirannie is de vrijheid waard op talloze plaatsen gastlessen verzorgd.
Samen met zijn vriend Benny Bluhm (1917 –1986) maakt hij zich sterk voor het Monument voor de Joodse Verzetsstrijders, dat uiteindelijk wordt geplaatst op de Amstelhoek tegenover de Stopera. Bluhm maakt de onthulling in 1988 niet meer mee.
Tot aan hun overlijden – Alie in 1994, Herman in 2002 – hebben zij goed contact gehouden met de families waar ze zelf en dochter Siny ondergedoken hebben gezeten. Aan allen is – deels postuum – de Yad Vashem onderscheiding uitgereikt.
1. Gezichten van Joods verzet – Veertig schetsen van Joden in verzet, een uitgave van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie (NKvJG) onder eindredactie van Jeroen Sprenger, Amsterdam 2020. Het boek is digitaal te bestellen via de website van de NKvJG
2. Ben Braber, Individuals and Small Groups in Jewish Resistance to the Holocaust; A Case Study of a Young Couple and their Friends
cover: vervalsen persoonsbewijzen, Verzetsmuseum Amsterdam, foto Bloom
Geef als eerste een reactie