In de anderhalf jaar dat ik nu stukjes schrijf, heb ik mezelf één stelregel opgelegd: ik reageer niet.
Iedereen mag vrij zijn of haar opmerkingen maken over mijn teksten. Slechts één keer heb ik een reactie verwijderd – omdat die een ander beledigde.
Gisteren werd ik echter terechtgewezen door twee oma’s. Ze spraken me aan op mijn opmerking dat zelfs een oorlog went. Voor mij was dat een persoonlijke observatie, een gevoel, maar zij gaven, volkomen terecht, aan dat het voor hen nooit went.
Hun (schoon)zonen dienen in het leger en bij elk luchtalarm moeten ze met hun kleinkinderen naar de schuilkelder. Ze hebben gelijk. Er is geen excuus, alleen een verklaring: je bent in deze dagen zo met jezelf bezig dat je soms te weinig oog hebt voor het leed van een ander. Maar dat maakt het niet minder fout. Dat moest rechtgezet worden.
En nu terug naar de orde van de dag, al is die orde er nauwelijks meer. Er zit geen structuur meer in de dagen. Scholen zijn dicht, sjoels zouden eigenlijk ook gesloten moeten zijn (al gebeurt dat niet overal), het openbaar vervoer rijdt op weekenddiensten, en in de ziekenhuizen worden alleen nog urgente gevallen behandeld.
Ik ben iemand die altijd vroeg opstaat. Maar het blijft een vreemde gewaarwording: om vier uur ’s nachts zit je in de schuilkelder en hoor je in de verte de inslagen. Anderhalf uur later zit je met een kop koffie op je balkon, alsof er niets aan de hand is.
Toch lijkt het buiten iets levendiger te worden. Eerst zag je weer mensen hun honden wat langer uitlaten. Daarna begonnen mensen te wandelen. En uiteindelijk mochten ook de kinderen weer even naar buiten.
Dat deed me denken aan dat oude Friese gezegde van voor de oorlog.
Als kinderen vroegen: “Mogen we het ijs op?”
En het antwoord luidde: “Pas als de joden erop zijn.”
Pas dan wist men zeker dat het veilig was.
cover illustratie Talma Joachimsthal
Geef als eerste een reactie