In parasjat Behaalotecha zwerft het volk Jisraël door de woestijn onder leiding van Mosje, onderweg naar het beloofde land.
In het eerste deel van de parasja geeft de Eeuwige opdracht de Levieten in te wijden, zodat zij in dienst kunnen treden voor het tempelwerk, ter ondersteuning van Aaron en zijn zonen.
Een hele eer, zo stel ik me voor, maar ook een zware taak: hun dienstplicht duurt maar liefst vanaf vijfentwintig jaar tot vijftigjarige leeftijd. Als deel van het inwijdingsritueel laat het volk hun handen op de Levieten rusten. Ze kunnen letterlijk op de Levieten steunen: ״וסמכו בני-ישראל את ידיהם על-הלוים״. Samchoe van het woord Lismoch, dat ‘leunen’ maar ook ‘vertrouwen’ betekent.
Direct al worden hier verschillende kanten van leiderschap belicht: er wordt op de Levieten geleund en er wordt aan hen een grote verantwoordelijkheid gegeven. Dat is een last én een voorrecht, ze genieten immers vertrouwen zowel van de Eeuwige als van het volk. Het één kan niet zonder het ander, zo lijkt dit stuk te onderstrepen.
In Egypte was het eten veel beter, zo jammert het volk
Steen en been
Hoezeer het leiderschap als een last ervaren kan worden, wordt pijnlijk duidelijk in het vervolg van de parasja. Het volk klaagt steen en been en jammert dat ze het in Egypte veel beter hadden. Daar was tenminste lekker eten, zoals courgettes, watermeloenen en uien en nu zitten ze opgescheept met manna, manna en nog eens manna.
Er wordt gejengeld dat ze ook weleens een keertje vlees willen eten en Mosje heeft geen idee waar hij dat vandaan moet halen. Het lijkt erop dat het volk de belofte van de Eeuwige in twijfel trekt en zich afvraagt of ze niet beter in Egypte hadden kunnen blijven.
De Eeuwige is natuurlijk woest en Mosje ergert zich dood. Hij beklaagt zich tegen de Eeuwige: de last van het volk is te zwaar voor hem om alleen te dragen. Hij vraagt zich af of hij soms de moeder van dit volk is en vergelijkt het met een baby. Alle verantwoordelijkheid rust op de leider, zo lijkt hij te zeggen. Maar wat hij vooral lijkt te missen is vertrouwen en dat is ook precies wat de Eeuwige zo boos maakt.
Volksoudsten als nieuwe leiders
De Eeuwige probeert Mosje te helpen en stelt zeventig volksoudsten aan als nieuwe leiders. Iets van de geest die op Mosje rust zal op deze zeventig mannen neerkomen. Wederom is het beeld van een zwaarte die op de kersverse leiders wordt gelegd, zodat Mosje die niet alleen hoeft te dragen. In onze tijd zou je zeggen dat er een ‘managementlaag’ tussen wordt gezet, zodat de ‘span of control’ wat kleiner wordt. Wellicht bracht het enige verlichting, al verzucht Mosje even later dat hij liever had gehad dat een stukje van de geest op het hele volk was neergelegd.
Het is van alle tijden dat leiders zuchten onder de verantwoordelijkheid. In veel organisaties wordt geklaagd dat mensen ‘niet meewerken’ en alleen naar boven kijken voor verlichting.
Zoek naar de wens achter de klacht
Wat dan helpt, is om juist te bouwen aan vertrouwen, door te zoeken naar de wens achter de klacht, die serieus te nemen en niet als ‘gezeur’ of een persoonlijke aanval te zien. Het werkt goed om mensen zo deelgenoot te maken van de verantwoordelijkheid voor de toekomst die je met elkaar nastreeft.
En juist dat lijkt in deze parasja niet echt te gebeuren. Het volk krijgt weliswaar waar ze om vragen, maar er wordt vooral een lesje geleerd: ze worden overspoeld met zo veel kwartels, dat ze er een maand van kunnen eten tot het hun neus uitkomt en ze er kotsmisselijk van worden.
Stevige plaag
En er volgt nog een stevige plaag om ze te straffen. Het is dan misschien niet zo gek dat het volk zich blijft gedragen als een stelletje onverantwoordelijke kinderen.
Sjabbat sjalom
Geef als eerste een reactie