Dit is een voorpublicatie uit Joodse Huizen 10 over de familie Mozes op de Amsterdamse Plantage Kerklaan. Onder dit artikel vindt u informatie over dit recent verschenen tiende en laatste deel van deze bijzondere serie biografische verhalen over vooroorlogse Joodse families in heel Nederland.
Plantage Kerklaan 5
In een van zijn bitterste momenten reflecteert historicus Jaap Meijer op het vooroorlogse jodendom in Nederland. Hij typeert het als een ‘degenererende gemeenschap’.
“Waarom zou men tot iedere prijs jood moeten zijn en blijven,” legt hij het overgrote deel van de 140.000 Nederlandse joden, waaronder twintigduizend vluchtelingen voor Hitler, in de mond. “En men kan zelfs de incontingente vraag opwerpen, wat zou er geschied zijn met ‘Neerlands Israël, als – “.
In die vooroorlogse jaren waren er evenwel velen die de bedreigingen voor de Joodse tradities wel zagen, maar desondanks optimistisch en zelfs strijdbaar bleven. Een boegbeeld van die strijdbaarheid was Eliazer Mozes Azn., die zich op vele manieren, maar vooral in zijn rol van boekhandelaar en uitgever, heeft ingezet voor de bloei van een religieus en zionistisch geïnspireerd jodendom in Nederland. Door de donkere schaduw die de sjoa naar achteren heeft geworpen, is zijn werk en zijn nagedachtenis nagenoeg geheel aan het oog onttrokken, dus ik grijp graag de kans aan om hem binnen het bestek van de bundel Joodse Huizen 10 de eer te geven die hem toekomt.
Over zijn jeugd is maar weinig bekend. Zijn ouders, Aäron Mozes en Martha Cohen, kwamen uit Oost-Groningen naar Amsterdam, waar zij met een handvol kinderen in het hartje van de oude Jodenhoek woonden. Vader Mozes verdiende de kost als koopman in lompen. Hoe Eliazer zich aan deze armoedige omstandigheden heeft ontworsteld is niet meer te achterhalen, maar waarschijnlijk heeft hij zich na de lagere school door zelfstudie verder ontwikkeld. Vanaf 1917 komen we hem tegen als leraar stenografie in de advertentiekolommen van Mizrachie (het orgaan van de Nederlandse Zionisten Bond). Binnen en paar jaar heeft hij een bloeiende praktijk uitgebouwd, samen met Izaak van Loen (!897-1943). Daarnaast profileert hij zich als ontwerper van visitekaartjes en kalligrafische oorkonden.
Het moet ergens in die jaren zijn geweest dat hij gegrepen wordt door het optreden van de charismatische ‘volksrebbe’ Dr. Meijer de Hond. We zien hem bijdragen aan de Jeugdkrant Betsalel en in 1921 blijkt hij – nadrukkelijk buiten het seminarium om! – met hulp van Dr. de Hond het examen godsdienstonderwijzer laagste rang te hebben gehaald. Vermoedelijk heeft hij in die context Vrouwtje Vorst leren kennen, met wie hij zich in oktober 1921 verlooft. Op 14 oktober 1925 treden zij in het huwelijk en op de twintigste van die maand vieren zij hun choepa in gebouw Diligentia aan het Waterlooplein.
Vrouwtje en Eliazer worden rijk gezegend met kinderen: Ribca Joséfa (1927), Aharon (1929), MIrjam Martha (1931), Benjamin Wolf (1933), Nechama Penina (1934), Penina Channa (1936) en Geoela Sjoelammieth (1942). De kinderen zijn meestal traditiegetrouw vernoemd naar familieleden, maar we zien hier niet de destijds veel gebruikte op assimilatie gerichte Nederlandse varianten van voornamen. Integendeel: steeds sterker tonen ze de invloed van vaders (en moeders?) belangstelling voor het modern Hebreeuws. Vooral de beide namen van het jongste meisje spreken op een navrante manier boekdelen: ze laten zien hoezeer het verlangen naar “Verlossing” en “Vrede” haar ouders in die donkere jaren bezielde.
Beroepsmatig ontwikkelt Eliazer Mozes zich geleidelijk in de richting van de boek- en ritualiënhandel en later ook van de uitgeverij. Voor 1925, toen hij nog bij zijn moeder in de Joden Houttuinen woonde, plaatst hij al advertenties met aanbiedingen van tweedehands boeken op religieus-joods gebied.
Toch was het waarschijnlijk heel lang meer een bijverdienste dan een winstgevend bedrijf. Volgens zijn gezinskaart in het Bevolkingsregister was zijn beroep ‘ambtenaar van de Nederlandsch Israelietische Hoofdsynagoge’ en dat is hij tot in de oorlog gebleven. Op de kaart van de Joodse Raad staat vermeld dat hij (met zijn gezin) een ‘Sperre’ heeft vanwege zijn functie van ‘lijkenreiniger’ bij de NIHS. Ondertussen is hij actief in het godsdienstonderwijs en zet hij zich op allerlei plekken in door deel te nemen aan besturen en commissies.
Ook als hij en zijn gezin reeds lang niet meer in de buurt van Uilenburg wonen, blijven zij trouw aan de Uilenburgersjoel. In 1926 zien we Vrouwtje Mozes-Vorst als secretaresse van een ‘commissie tot aanbieding van electrische verlichting in de Uilenburgerstraat-synagoge’. In hetzelfde jaar valt aan Eliazer de eer te beurt om op Simchat Tora in de Uilenburgersjoel als ‘bruidegom der Wet’ te fungeren, een eervolle rituele handeling die hij in 1921 al eens vervulde binnen de vereniging Toutseous Chajjiem, waarschijnlijk omdat hij daar les gaf aan kinderen en jongeren. Enkele jaren later neemt hij het voortouw als er geld moet worden ingezameld voor een zerk op het graf van de geliefde voorzanger Abraham Grünberg (1849-1930).
Badhuis op Uilenburg
Kenmerkend voor zijn betrokkenheid en zijn trouw aan de tradities is zijn initiatief om de Gemeente Amsterdam bij de opening van het nieuwe badhuis op Uilenburg een ‘souvenir namens de Joodsche buurtbewoners aan te bieden’. Waarschijnlijk heeft hij zich, met een paar anderen, eveneens hard gemaakt voor de toezegging van de Gemeente dat het badhuis op sjabbat gesloten zal blijven en dat het personeel uit de Joodse gemeenschap geworven zal worden. (Eén van de eerste badmeesters was Andries van der Hoeden over wie ik in Joodse Huizen 3 heb geschreven.) Achteraf blijkt dat de voorziening in de praktijk op vrijdag tot na het begin van sjabbat open is. In een ingezonden brief roept Eliazer Mozes de Uilenburgers op om er die uren geen gebruik van te maken.
‘Palestijnsche’ boeken
Boekhandelaar E.Mozes Azn. onderscheidt zich aanvankelijk vooral door zijn scherpe prijzen. Later weet hij via het recht op alleenverkoop bijzondere buitenlandse uitgaven in de markt te zetten. Verder werpt hij zich op als importeur van ‘Palestijnsche’ boeken, waarmee hij hoopt de belangstelling voor het modern Hebreeuws hier te lande verder aan te wakkeren. Mij viel ook op dat hij adverteert met spelletjes voor kinderen, uiteraard toegesneden op het verwerven van kennis van de Joodse tradities of van het Hebreeuws. Hier doet zich ongetwijfeld zijn betrokkenheid bij de jeugdbeweging van zijn geliefde rabbijn Dr. de Hond gelden. Ook voor De Joodsche Jeugdkrant Betsalel had Eliazer zich immers ingezet door het bedenken van een regelmatig terugkerende quiz voor kinderen.
Wanneer hij zich na 1930 steeds meer als uitgever gaat manifesteren, doet hij dat met bijzondere uitgaven zoals kleine boekjes voor de ‘huiselijke eredienst’ en de door Otto Geismar rijkelijk – en eigentijds – geïllustreerde hagada. Deze hagada, met een Nederlandse vertaling van Elias Simon Hen (1880-1943) wordt vanaf 1928 tot in de oorlog herdrukt.
Sjabbos-Tefillo
Zijn meest ambitieuze project is de Sjabbos-Tefillo van de “Centrale organisatie tot de religieuse en moreele verheffing der joden in Nederland”. De jonge rabbijn Izak Vredenburg (1904-1943) zorgt voor tekst en vertaling van alle gebeden die in de synagoge gezegd worden van vrijdagavond tot aan het einde van de sjabbat. Eliazer Mozes drukt deze interlineair af, in de hoop dat de jongere generaties, die dreigen te assimileren, weer dichter bij de betekenis van de gebeden en liefst ook weer naar sjoel gebracht zullen worden. In verschillende ‘jeugdsjoels’ uit die periode is het gebedenboekje zeer populair.
Een ander unicum is zijn uitgave van een Nederlandsch-Hebreeuwsch Woordenboek, samengesteld door Heiman ‘Chaim’ Abram (1914-1943). Het kwam uit in 1936, toen het modern-Hebreeuws nog volop in ontwikkeling was. We zien daarin een haast aandoenlijk streven om leenwoorden tot vermijden en tegelijk de hele moderne leefwereld bespreekbaar te maken. Neem het woord dat men kiest voor ‘pornografie’, niboel, dat in latere lexica ‘viezigheid’ betekent en in de combinatie niboel-pè ‘obscene taal’.
Kennelijk bestond pornografie in die tijd nog vooral uit verhalend proza; met het toenemen van de beeldcultuur is het Ivriet in dit geval toch op een leenwoord overgestapt.
En welke uitgever zou zich in 1939 nog hebben gewaagd aan een tweetalige editie van de Misjna? Net als de vorige twee uitgaven is ook dit een typografisch hoogstandje. Samengesteld door Simon Hammelburg (1884-1943), een godsdienstonderwijzer uit Nijkerk, laat het zien dat er nog veel solide Joodse kennis voorhanden was in de door Jaap Meijer zo verguisde vooroorlogse generatie. Uit exemplaren in de collectie van De Mokumse Geniza blijkt dat vaders en grootvaders, door zo’n boek aan hun nog heel jonge kinderen en kleinkinderen te schenken, duidelijk de hoop hebben geuit dat die cultuur niet verloren zou gaan. Zij hebben het niet beleefd, maar die hoop in niet teloorgegaan: in het laatste kwart van de vorige eeuw heeft het Nederlands Israelietisch Kerkgenootschap dit project weer opgepakt en ook de delen die E.Mozes Azn. niet meer heeft kunnen uitgeven beschikbaar gemaakt.
Wat voor mens was deze Eliazer Mozes Aronszoon eigenlijk? In recensies van zijn uitgaven en verslagen van zijn optredens als boekhandelaar vallen woorden als “jong”, “energiek”, “actief” en “ondernemend”. Tussen de regels door kunnen we ook lezen dat hij misschien wel eens wat lang van stof was en zijn ingezonden brieven doen soms een beetje pedant aan, maar dat kan ook aan het fenomeen zelf liggen en hoe dat in zijn tijd gewoonlijk vorm kreeg. Gedateerd is ook de humor in zijn advertenties, maar ik blijf daar toch graag een zekere speelsheid in zien. Voor zijn logo koos hij drie woorden, die zijn initialen weergeven: Ernstig Moeizaam Arbeidend. Dat “moeizaam” klopt niet helemaal met de indruk die hij door zijn werk heeft achtergelaten: “onvermoeibaar” lijkt me meer op zijn plaats. In Hebreeuwse letters staat er “E.Mozes” en met dezelfde beginletters “Ani meämin”, wat betekent “ik geloof”. De woorden zijn gevat in een Davidsster, waar in het midden een Palestina-pionier te zien is, die in korte broek onder een palmboom de grond bewerkt met een Hollandse spade. Bij gebrek aan een foto van deze bijzondere man zelf moge hij zo zijn afgebeeld.
* moge zijn nagedachtenis ons tot zegen zijn *
Gebruikte bronnen
Jaap Meijer, Hoge Hoeden Lage Standaarden, Baarn 1969
Stadsarchief Amsterdam, inv. 5009
Delpher, krantenarchief van de Koninklijke Bbliotheek
Het Digitaal Joods Monument
Joodse huizen 10
Verhalen over vooroorlogse bewoners
Auteurs: Esther Shaya, Frits Rijksbaron, Gert Jan de Vries, €22,50
ISBN: 9789064461903
cover: Proeve uit Hollandsche Hagada
Geef als eerste een reactie