Tante Jet, een leven voor haar kinderen. Over Henriëtte Pimentel (1876-1943)

boekbespreking

vrouw aan bureau

Dankzij de opening van het Nationaal Holocaust Museum werd duidelijk dat de geschiedschrijving van de Tweede Wereldoorlog nog lang niet is voltooid. 

Zo krijgt een van de locaties van het museum, de voormalige crèche, meer aandacht. Vooral voor haar dynamische directrice Henriëtte Pimentel die honderden kinderen in veiligheid wist te brengen uit handen van de bezetters.

Henriëtte Henriquez Pimentel werd op 17 april 1876 in Amsterdam geboren in het Portugees-Joodse gezin van diamanthandelaar Nathan Pimentel en Rachel Oppenheimer. 

Samen krijgen ze dertien kinderen van wie er vier al in het eerste levensjaar zijn overleden. Jet is de jongste dochter. Vader Nathan overlijdt in 1893. Het gezin kent desondanks weinig financiële zorgen. De kinderen kunnen studeren. Twee broers worden arts.

Henriëtte volgde vanaf haar zestiende jaar een opleiding aan de Vormschool voor Onderwijzeressen aan Bewaarscholen. In 1896 behaalt ze aan die opleiding de akte A voor ‘bewaarschoolhoudster’. Op haar 26ste wordt ze directrice van de fröbelschool Cornelia. Na de sluiting van deze school in 1914 besluit ze de opleiding tot verpleegster te volgen in het Wilhelmina Gasthuis, een opleiding die ze wegens tuberculose moet afbreken. 

Daarna volgt een periode waarin ze in ‘t Gooi als ‘gouvernante’ werkzaam is in verschillende gezinnen. Afwisselend woont ze in bij het gezin waar ze werkt dan wel zelfstandig ergens in pension. Op het laatste adres in Bussum heeft ze de zorg op zich genomen voor de zonen van haar broer Bram die beroepsmilitair is in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en in Nederland op verlof is. Die zorg duurt een jaar, totdat ze naar Nederlands-Indië terug kunnen gaan. Zelf keerde ze in 1926 voorgoed terug naar Amsterdam om directrice te worden van de crèche aan de Plantage Middenlaan.

Op de fröbelschool Cornelia, die is opgericht door de onderwijshervormer Cornelia de Jong, die ze van haar eigen opleiding kent, krijgt Jet Pimentel vanaf 1902 de kans haar denkbeelden over onderwijs voor kinderen tot uitvoering te brengen. De verschillen met het tot dan toe traditionele onderwijs worden door de journalist Eli d’Oliveira in 1908 geschetst na een bezoek aan Cornelia en een rondleiding door de directrice. Als leerling herinnert hij zich zijn eigen bewaarschool tijd in bedompte lokalen, nauwe, grauwe banken, met snibbige helpsters, waterige blauwe melk, lijzige spelletjes, ingewikkelde danspasjes en eentonige liedjes zonder de teksten te begrijpen. Hygiëne staat bij Pimentel hoog in het vaandel, net als gezond eten. Ieder kind heeft een eigen tafeltje met daarop een bosje bloemen. 

Kinderliefde

D’Oliveira geeft in zijn artikel een typering van de directrice: 

“Geen hoogvliegster, geen wereldhervormster, geen aanbidster van principes. Haar ongekunsteldheid, haar volstrekt argelooze kinderliefde is haar grote kracht. Ze mag er niet aan denken geleerde artikels te gaan schrijven over haar stelsel van opvoeden: boekjes-pedagogiek is haar sterkste zijde niet (…) Maar zij weet alles van dat vluchtig-mysterieuze dat er zweemt in een kinderziel en zéér hoog vliegt ze in haar kleine organisatie, wetenschappelijk is haar eerbied voor de aspiraties en innerlijke behoeften van de kleutertjes, die zich al stoere mannen, wijze moertjes dromen, en, zoo lang onder hare leiding, vrij blijven van het onteerende vermoeden dat men ze beschouwt als halve menschjes zonder wil of waardigheid”. 

Veel nieuwe informatie

Het zijn waarderende woorden die ‘tante Jet’ gedurende haar hele latere levensloop oproept bij degenen die met haar te maken hebben. 

Bij de presentatie van de derde druk van de biografie op 11 april 2024 vertelt mede-auteur Esther Shaya dat zij bij lezingen na de eerste druk (in 2020 verschenen) veel interessante informatie over Pimentel heeft verkregen. 

Aanvankelijk was Shaya enigszins teleurgesteld dat zij naar verhouding eigenlijk maar weinig persoonlijks over Pimentel te weten was gekomen. Onder de toehoorders van de lezingen zijn verschillende bezoekers die als kind op de crèche onder haar hoede zijn geweest. Die vertellen hun herinneringen over de bezettingstijd welke nu in het boek zijn verwerkt. 

Opbouw van netwerk

Desondanks blijft de beschrijving van de bezigheden buiten haar werk om vrij bescheiden. Een uitzondering daarop vormen haar activiteiten binnen de Algemene Nederlandse Vrouwen Organisatie (ANVO) en haar betrokkenheid bij de strijd voor vrouwenkiesrecht. 

In haar Gooise tijd richt Pimentel in Bussum een afdeling van de ANVO op waarvan ze de eerste voorzitter wordt. Zij bouwt daarmee een stevig netwerk op in de feministische beweging van na de Eerste Wereldoorlog, hetgeen waarschijnlijk bijdroeg aan haar benoeming in 1926 tot directrice van de crèche, opgericht door de Vereeniging Zuigelingen-Inrichting en Kinderhuis.  

Aan de functie is huisvesting in de crèche verbonden. Aan het gependel tussen pensions in ’t Gooi en een kamer bij haar moeder komt een einde. Het zal haar laatste huis zijn.

Ook hier volgt ‘Directrice Pimentel’ de regels van orde en netheid, van hygiëne die ze al had toegepast in fröbelschool Cornelia. Moeders worden uitgedaagd door en passant complimentjes uit te delen aan die moeders van kinderen die er qua kleding tiptop uitzien. 

De Crèche met volle slaapzaal, Pimentel staat rechts in het wit, beeld uit het besproken boek.

Dagopvang in bezettingstijd

In de eerste bezettingsmaanden functioneert de crèche als verantwoorde dagopvang gewoon door. Wel verandert de bestuurlijke koepel waaronder zij valt qua naam in Joodsche Vereeniging voor Verpleging en Verzorging. De crèche telt weliswaar veel Joodse kinderen, maar is niet expliciet Joods. De anti-Joodse maatregelen worden echter wel van toepassing verklaard. Zo moet niet-Joods personeel ontslagen worden. Er mag geen gebruik meer worden gemaakt van de gemeentelijke zwembaden, bezoek aan het nabijgelegen Artis is niet langer toegestaan, net als wandelen in het Oosterpark. Bovendien wordt het ook gevaarlijker vanwege bombardementen van de geallieerden, die de in de omgeving liggende spooremplacementen als doel hebben. 

Tranen en leed

Op 12 juli 1942 werd de tegenoverliggende Hollandsche Schouwburg gevorderd voor de opvang van Joden die op transport naar Westerbork werden gesteld. De revue-artieste Heintje Davids is erbij. In haar herinneringen schrijft zij: “Het huis waar wij zolang het mogelijk was vreugde en ontspanning hadden gebracht, werd veroordeeld om een plaats van tranen en leed te worden, groter dan het ooit in de geschiedenis had gekend”. Drie maanden later wordt de crèche aangewezen voor de opvang van kinderen tot 13 jaar, die met hun ouders voor transport zijn opgepakt.

De nieuwe situatie leidt tot overleg tussen Ferdinand Aus der Fünten die de opdracht heeft Amsterdam Judenfrei te maken, Joodsche Raad-medewerker Walter Süskind en Henriëtte Pimentel. Süskind en Pimentel gebruiken dit overleg om achter de rug van Aus der Fünten om ontsnappingen te regelen van verschillende kinderen die in de crèche verblijven. 

Johan van Hulst

Daarbij krijgen zij de medewerking van Johan van Hulst, de adjunct-directeur van de Hervormde Kweekschool, die eveneens aan de Plantage Middenlaan is gevestigd. Tussen de crèche en de kweekschool ligt pension Frank, dat op 25 januari 1943 is ontruimd.

De tuinen van crèche en kweekschool grenzen aan elkaar. Dat is een essentieel gegeven in de ontsnappingen die ze met elkaar organiseren. 

Ontsnappingsproces

Met strakke hand regisseert Pimentel het ontsnappingsproces waarbij ook groepen van het Amsterdamse en Utrechtse studentenverzet zijn betrokken. Vondelingen, wezen en kinderen van wie de ouders al zijn gedeporteerd komen voor ontsnapping in aanmerking. Voor andere kinderen wordt eerst toestemming gevraagd aan de ouders die in de Hollandsche Schouwburg hun transport afwachten. 

Op details als uiterlijk wordt ook gelet. Zwartharigen gaan naar Limburg, blonde kinderen naar Friesland. Sommigen ‘verdwijnen’ bij wandelingen in de omgeving, grote poppen nemen op de terugweg hun plaats in de kinderwagen in. En later in een ledikantje. Het is niet precies bekend hoeveel kinderen zo zijn gered. De schatting loopt uiteen van zeshonderd tot duizend.

Eindstation Sobibor

In diezelfde periode werden broers en zusters van Henriëtte opgepakt. Greet en Klaar reizen op 27 maart 1943 naar Westerbork. Broer Bram en zijn gezin volgen enkele dagen later, zus Eva weer een maand later. Het eindstation is steeds vernietingskamp Sobibor.

Het is niet bekend wat Henriëtte, inmiddels 67 jaar oud, van het lot van haar broers en zussen heeft vernomen. Zelf wil ze in ieder geval niet onderduiken, ze wil ‘haar kinderen’ niet in de steek laten. Waarschijnlijk heeft zij het idee dat ze de dans zou kunnen ontspringen. Maar in Berlijn is men niet tevreden over het tempo van Judenfrei maken in Amsterdam. Aus der Fünten wordt opgedragen om steeds meer Joden op transport te stellen. 

Het aantal Sperren van de Joodsche Raad wordt van de ene dag op de andere gehalveerd. Van de veertienduizend blijven er zevenduizend over. Niet veel later wordt dat aantal teruggebracht naar 170. Henriëtte is stomverbaasd dat het lot van deportatie haar ook treft. Haar Sperre beschermt haar niet langer. 

Op 14 september 1943 wordt ze naar Auschwitz-Birkenau gestuurd, waar ze drie dagen later bij aankomst wordt omgebracht.

Stolpersteine tijdens Internationale Vrouwendag

Op 8 maart 2024, Internationale Vrouwendag, is er een Stolpersteine geplaatst ter herinnering aan Henriëtte Henriquez Pimentel. Ook elders zijn er sinds kort herinneringen in Amsterdam bijgekomen zoals de vernoeming van de brug bij het Tropenmuseum.* 

Henriëtte Pimentel krijgt geleidelijk de plek in Amsterdam en de geschiedenis die haar toekomt. 


*Zie het artikel hierover in de De Vrijdagavond van Maria Cuartas naar aanleiding van de eerste druk van het besproken boek: Henriëtte Pimentel, onderwijsvernieuwer, feministe en redder van kinderlevens

Esther Shaya en Frank Hemminga – Henriëtte Pimentel, directrice van de Crèche, Amphora Books, ; 324 pagina’s; derde druk 2024; ISBN 978 90 6446 189 7; € 24,50


cover: Henriette Pimentel aan haar bureau, beeld met dank aan het JCK

Over Jeroen Sprenger 23 Artikelen
Jeroen Sprenger was van 2016 tot zomer 2022 voorzitter van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie (NKvJG). In die hoedanigheid was hij eindredacteur van 'Gezichten van Joods Verzet' (2020). Van 1999 tot 2015 was hij werkzaam voor de rijksoverheid, eerst als directeur Communicatie van het ministerie van Financiën (1999-2009). Als zodanig was hij verantwoordelijk voor de voorlichting over de invoering van de euro. Daarna was hij directeur Overheidscommunicatie Nieuwe Stijl voor bouwprojecten van de Rijksoverheid. Vóór zijn werk bij de Rijksoverheid was hij voorlichter bij de FNV. Jarenlang was hij binnen de NVJ voorzitter van de sectie Voorlichters. Sinds 2012 is hij webmaster van de website Het geheugen van de vakbeweging.

7 Comments

  1. Mooi, compleet artikel! Even ter aanvulling: er kwamen bij ons als schrijvers na publicatie van de eerdere drukken ook reacties van familie van betrokkenen bij het ontvluchten, of van personen die rond de crèche werkten. Ook die info is nu deels verwerkt in de 3e druk.
    Overigens was mijn moeder een van de ontslagen kinderverzorgsters, wat haar veel verdriet heeft gegeven. Ze maakte een foto album, met ook het door Directrice Pimentel geschreven getuigschrift. Dit alles staat in het fotokatern.

    • Dank voor de reactie Frank, je benadrukt nog eens dat geschiedschrijving nooit af is…
      Hopelijk komen er nu nog meer aanvullende opmerkingen.
      Jeroen

  2. Ik ben de herziene druk nu aan het lezen. Op dit moment bij blz 80 aangekomen. Helaas springt Esther Shaya zo heen en weer in de tijd, dat ik er zeer moeizaam “een touw aan kan vastknopen”. Waarom dit zo gedaan? En dan lees ik nog veel erg overbodige gegevens, die de lijn in het verhaal niet ten goede komen. Ik blijf doorlezen, want mijn interesse in dit onderwerp is nu eenmaal erg groot. Hopelijk zit er meer structuur en verhaallijn in het door Frank Hemminga geschreven tweede deel.

    • Beste Anja,
      Dankjewel voor je reactie op de recensie van Jeroen Sprenger. Ik hoop dat je door het lezen van het vooroorlogse deel van het verhaal toch een beeld hebt gekregen wie Henriëtte Pimentel was, hoe gepassioneerd ze met kinderen werkte.
      We hadden helaas niet genoeg informatie om haar verhaal chronologisch te schrijven. Daarom hebben we ervoor gekozen om de hoofdstukken thematisch in te delen. In de derde druk staat een korte tijdlijn (achterin) om naar terug te pakken als de chronologie verwarrend is.
      Als je de eerste of tweede druk leest, kan ik je die tijdlijn sturen.
      Hartelijke groet,
      Esther Shaya

      • Beste Esther, dank voor uw uitgebreide reactie! Inmiddels heb ik het boek (in de zojuist uitgekomen herdruk) helemaal gelezen. Zeker heb ik een goed beeld gekregen van het passievolle werk van Henriëtte Pimentel, dat zij met zoveel deskundigheid, visie en verantwoordelijkheidsgevoel heeft uitgevoerd, tot het haar ontzegd werd. Uw bijdrage aan het boek heeft zeker daartoe bijgedragen!! En juist door uw bijdrage werd het gedeelte over WO 2 nóg aangrijpender dan het sowieso al was. Toch blijft mijn “aandachtspunt” staan, dat o.a. een wat chronologischer aanpak van het eerste gedeelte de leesbaarheid zeer ten goede zou komen. Wellicht is dit toch het overwegen waard voor een latere druk. Heel veel mensen moeten er kennis nemen!! Dank aan u beiden voor uw werk, daarvoor veel respect!

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*