Onzekerheid is lastig om mee te leven, maar misschien wel het belangrijkste kenmerk van ons bestaan.
“Het is” zoals het (naar het schijnt Deens) spreekwoord luidt: ”moeilijk om voorspellingen te doen, vooral over de toekomst”. Als ons de afgelopen maanden iets duidelijk is geworden, is het dat het leven allerlei soorten onverwachte ontwikkelingen kent. Niemand had het een half jaar geleden voor mogelijk gehouden dat de wereld er nu zo uit zou zien.
Onderdeel van die onzekerheid is het ondergaan van teleurstellingen. Wie niet alleen in een grot leeft zal zonder meer geconfronteerd worden met dingen die anders lopen dan gewenst. De uitdaging is hoe we met teleurstellingen omgaan.
Offerinstructies voor kohaniem
De parasha van deze week, Tzav, valt uiteen in twee verschillende delen.
Het eerste deel van de parasha bevat, net als de parasha van vorige week, instructies over het brengen van offers. Onze parasha heeft alleen een iets andere volgorde en een iets andere focus. De behandeling van de offers in Wajikra keek vanuit het perspectief van degene namens wie de offers gebracht moesten worden. De parasha van deze week behandelt de offers vanuit het perspectief van de kohaniem (priesters).
Ramban merkt op dat dit blijkt uit de inleidende woorden van de behandeling van de offers. In Wajikra staat: ‘דבר אל בני ישראל ואמרת אלהם אדם כי יקריב מכם קרבן לה “Zeg tegen het Joodse volk: wanneer iemand van jullie een offer voor Gd brengt…” (Wajikra 1:2). Onze parasha begint met: צו את אהרן ואת בניו לאמר “Je moet de volgende opdracht geven aan Aharon en zijn kinderen.” (Wajikra 6:2).
Dat de kohanim de focus zijn, blijkt ook uit het tweede deel van de parasha.
Mishkan en inwijding hogepriester
Het tweede deel van de parasha gaat het over de ceremonie rondom het in gebruik nemen van de mishkan. De parasha beschrijft de verschillende offers die gebracht moeten worden en de formele inwijding van de kohanim. Dit stuk wordt ingeleid met קח את אהרן ואת בניו אתו “Neem Aharon en zijn zonen…”. Er is geen misverstand: het gaat om de familie van Aharon en zijn kinderen.
Dit alles moet voor Moshe niet eenvoudig zijn geweest. Hij was de onbetwiste leider van het Joodse volk en bovendien degene die, voor zover mogelijk, het meest nabij de aanwezigheid van Gd was geweest. Toch was de hoofdrol in de Mishkan (waar die openbaring op dagelijkse basis werd gesymboliseerd) niet voor hem weggelegd.
De Midrash Rabba geeft een beeldende voorstelling van de gedachtegang van Moshe: כשבקש הקדוש ברוך הוא לעשות כהן גדול, היה משה סבור שהוא נעשה כהן גדול, אמר לו הקדוש ברוך הוא לך ומנה לי כהן גדול, אמר לפניו רבון העולם מאיזה שבט אמנה לך, אמר לו משבט לוי, אותה השעה שמח משה, אמר כך שבטי חביב, אמר לו הקדוש ברוך הוא אהרן אחיך הוא “ Toen Gd een hogepriester aan wilde stellen, was Moshe ervan overtuigd dat hij hogepriester zou worden. Gd zei tegen hem: benoem voor mij een hogepriester. [Moshe] zei tegen Hem: “Heer van de Wereld, uit welke stam moet ik hem benoemen?”. [Gd] zei tegen hem; “Uit de stam Levi”. Op dat moment was Moshe blij. Hij dacht: “Mijn stam is geliefd”. Daarop zei Gd tegen heb: “Ik bedoel Aharon, je broer.” (Midrash Rabba Shemot, 37:1).
De Midrash laat de voelbare teleurstelling van Moshe onuitgesproken.
Karakter van Moshe
Diezelfde Midrash suggereert bovendien dat er iets was in het karakter van Moshe dat hem ongeschikt maakte voor deze functie. Dat moet nog meer geschuurd hebben.
De Midrash spiegelt de reactie van Moshe op het gouden kalf aan die van Aharon (zoals de Midrash die begrijpt). De Midrash legt uit dat het hele handelen van Aharon bij het gouden kalf erop was gericht om het volk voor een misstap te behoeden. Hij deed dat niet door tegen het volk in te gaan, maar door net te doen alsof hij meewerkte aan het offeren aan het gouden kalf. In feite hield hij echter alles op totdat Moshe terug zou zijn (en het probleem zou verdwijnen). Daar werd hij voor beloond – ten koste van Moshe.
Zoals de Midrash zegt: משה היה סבור שהיה אהרן שתף עמהן, והיה בלבו עליו, אמר לו הקדוש ברוך הוא, משה, יודע אני כונתו של אהרן היאך היתה לטובה … אמר לו הקדוש ברוך הוא אהרן יודע אני היאך היתה כונתך, חייך אין אני משליט על קרבנותיהן של בני אלא אתה “Moshe was ervan overtuigd dat Aharon medeplichtig was met het volk, en verweet hem dat. Daarop zei Gd tegen hem: “Moshe, ik weet dat de echte intentie van Aharon goed was” … en Gd zei tegen Aharon: “Ik weet wat je intenties waren en ik bezweer je dat niemand anders zal gaan over de offers van het Joodse volk.” (Midrash Rabba Shemot 37:2)
Moshe en Aharon: profeet en hogepriester
Moshe keek vooral van boven naar beneden en zag wat er mis was. Aharon probeerde als אוהב שלום ורודף שלום (“Liefhebber en najager van vrede”) het Joodse volk van binnenuit te beschermen.
Het karakter van Moshe, zoals dat blijkt uit het in woede verbrijzelen van de stenen tafelen en zoals dat later ook naar voren zou komen bij het slaan op de rots, leende zich blijkbaar niet voor de dienst van de tempel. Dat is een plek die zozeer met het idee van vrede en harmonie vereenzelvigd wordt dat de Tora verbiedt om metaal te gebruiken bij de bouw, omdat van metaal ook zwaarden gemaakt worden (zie Shemot 20:22).
De grote leider van het Joodse volk moest er genoegen mee nemen dat de rol van hogepriester niet voor hem was weggelegd.
Stier en twee rammen
Dat dit wrong blijkt ook uit de lajentekens (de tekens die de melodie weergeven waarop we Tora in sjoel lezen).
De parasha beschrijft een aantal offers dat gebracht wordt in het kader van de inwijding van de Mishkan: één stier en twee rammen. Bij de beschrijving van het slachten van de laatste ram, gebruikt de masoret (de overlevering over punctuatie en lajentekens) een weinig voorkomend lajenteken, de sjalselet – een langgerekt teken dat maar vier keer voorkomt in Tora en in elk van die gevallen onzekerheid uitdrukt.
De masoret gebruikt de sjalsjelet bij Lot, die moet vluchten en zich afvraagt of hij zijn hele bestaan in Sedom moet achterlaten, bij Eliezer, die zich afvraagt of hij wel zal slagen in zijn missie om een bruid voor Jitschak te vinden en bij Joseef, die niet helemaal zeker weet of hij weerstand zal kunnen bieden aan de verleidingen van Mevrouw Potifar – allemaal gevallen van onzekerheid en keuzes.
De sjalsjelet in onze parasha duidt een ander soort onzekerheid aan: de existentiële onzekerheid van Moshe over zijn rol.
Toch uit Moshe geen onvertogen woord. Hij doet precies wat hem is opgedragen (ויעש משה כאשר צוה ה אתו), en laat zich ook later op geen enkel moment uit over zijn teleurstelling. Moshe ziet in wat zijn rol is en vervult die met verve.
Hij is de profeet, de wetgever – Aharon de hogepriester. Moshe schikt zich in een lot dat voor hem misschien moeilijk te doorgronden is. Zijn teleurstelling staat op geen enkel moment zijn onmetelijke nalatenschap in de weg.
Rode koe
Deze week lezen wij niet alleen maar parashat Tzav, maar ook parashat Para. Para bevat de regels rondom het brengen van het offer van de rode koe. In de tempel werd deze as gebruikt wordt om personen die in contact zijn geweest met dode lichamen ritueel te reinigen. Onze geleerden noemen dit ritueel een חוק – een voor ons onbegrijpelijke regel. We volgen dit soort regels alleen omdat Tora het van ons verlangt. Die vertwijfeling geldt natuurlijk voor veel meer dingen. Dit is een tijd waar we omringd worden door gebeurtenissen die niet te bevatten zijn.
De woorden die regels rondom de rode koe inleiden luiden: זאת חקת התורה “dit is de instructie die niet voor uitleg vatbaar is” (Bemidbar 19:1). Mogelijk moeten we die woorden ook meer in algemene zin begrijpen.
Dit is de Tora, dit is ons leven – en voor een deel zijn ze niet voor uitleg vatbaar. We kunnen niet veel anders dan de onzekerheid aanvaarden en ons te richten op wat goed is en proberen te verbeteren wat we kunnen veranderen.
We houden hoop dat we uiteindelijk het onreine rein kunnen maken en de geur van dood uit ons huis kunnen verdrijven.
עץ חיים היא למחזיקים בה “[Tora] is een boom van het leven voor wie haar vasthoudt” (Mishle 3:18)
Shabbat shalom
Geef als eerste een reactie