Dat een klein volk als het Joodse millennia geschiedenis van verdrijving, ballingschap en vervolging heeft overleefd moet wel ergens vandaan komen.
Ergens moet er een innerlijke drive zijn, een volksaard, om te overleven. Een drive om die extra stap te zetten in plaats van bezadigdheid te tonen; individueel en als bevolkingsgroep. Het kan bijna niet anders of dit moet een levensles zijn die in de Tora, de fundamenta van het Joodse leven, is te vinden. De parasja van deze week Tetsawe lijkt daar een karakteristieke indicatie voor te geven.
De kandelaar die iedere dag brandde
Tot de onderdelen van de reistempel en later de vaste tempel in Jeruzalem behoort de Menora, de kandelaar die iedere dag brandde. De brandstof van de Menora was olijfolie. De Tora schrijft in Tetsawe voor wat voor olijfolie het moest zijn: sjemmen zajit, zach, katiet, lama’or – olijfolie, zuiver, door stoten verkregen, ter verlichting. Geen gewone olijfolie dus, maar de beste en in wezen de allerbeste.
Een olijf bestaat uit vruchtvlees, een pit, de schil en olie. Wie wel eens olijfolie koopt, ziet dat er diverse kwaliteiten zijn. Soms staat er ‘virgin’ op. In Bijbelse tijden werd de olie van maagdenkwaliteit niet verkregen door de olijf te persen. Deze maagdenolie was de olie die niet werd geperst, maar gestoten voordat de olijven in de pers kwamen. Dit ‘stoten’ is onder lichte druk kneuzen. Olijven stoten voorkomt dat het vruchtvlees en de pit worden geplet, zodat zelfs niet de kleinste bestanddelen van het vruchtvlees of van de pit worden vermengd, maar wat ontstaat, is een brijachtige massa die in een korf werd gedaan.
Zach en katiet
Uit de massa druppelt olie die wordt opgevangen. Door de olijf niet te persen, maar te stoten werd een zuiver product verkregen. Deze ‘maagdenolie’ was zach – zuiver, katiet – verkregen door te stoten, en doordat de olie als het wordt verbrand, niet walmt, geschikt lama’or – om te verlichten.
Daarna werd het vruchtvlees in een korf gestopt die met stenen werd bezwaard of onder balken geplaatst, waardoor er opnieuw, maar nu onder de druk van het gewicht, olie uit kwam. Dit was geen zuivere olie, maar nog steeds gestoten olie. Want geperst was deze olie nog steeds niet. Als de olijvenbrij vervolgens in de olijvenpers werd gedaan, kwam daaruit de olie voor het dagelijkse gebruik, niet meer zuiver en ook niet meer gestoten, maar geperst. Nu werden ook de pitten verbrijzeld.
De lat wordt hoog gelegd, heel hoog, in wezen het allerhoogst.
De opdracht was dus om sjemmen zajit zach katiet, zuivere, gestoten olijfolie te produceren. Er is geperste olie, gestoten olie en er is zuivere, gestoten olie. Als het om de dienst in de Tempel of de reistempel gaat, gaan we niet voor het gewone, de geperste olie, we gaan niet voor het beste, de gestoten olie, maar we gaan voor het allerbeste, de zuivere, gestoten olie.
De lat wordt hoog gelegd, heel hoog, en in wezen het allerhoogst. En dat zou weleens de verklaring kunnen zijn voor die merkwaardige Joodse volksaard om ernaar te streven niet het beste, maar het allerbeste te bereiken.
Opgedragen ter nagedachtenis van mijn tante Dorothy Vis-Zlatkis (1930-2024), Sura Devoireh bas Zissel ve-Lippi, overleden op 7 Adar I 5784 (15 februari 2024) en door haar echtgenoot Leonard Vis onder grote belangstelling begraven op Yavneh Zion in Toronto. Ze toonde je altijd haar allerbeste glimlach.
Geef als eerste een reactie