De parasja van deze week, Teroema, is de eerste van een reeks van parsjiot die gaan over de bouw en inrichting van de Mishkan.
Het Joodse volk krijgt de opdracht om bij te dragen aan de Mishkan en de Tora zegt dat met die bijdragen “Zij een heiligdom moeten maken, zodat ik in hun midden kan wonen (Shemot 25:8).“
Gd op één plek?
Het is hier niet de eerste keer dat we horen over het heiligdom dat het hart vormde van het Joodse leven van onze voorouders. In de parasja van vorige week lazen we al dat ראשית בכורי אדמתך תביא בית ה אלקיך “de eerstelingen van je land moet je brengen naar het huis van Gd, jouw Gd” (Dewariem 23:19), maar het is wel de eerste keer dat er gerefereerd wordt aan een plek waar Gd kan wonen. Dat is een ingewikkeld idee.
Het centrale dogma van Tora is dat Gd te groot is voor ons begrip en dat de enige manier waarop wij ons tot Gd kunnen verhouden is door een leven van Tora te leven. Denk aan wat Gd tegen Moshe zegt:
לא תוכל לראת את פני כי לא יראני האדם וחי“
Je kan mijn aangezicht niet zien, want geen mens kan me zien en dat overleven” (Shemot 33:20).
Het idee van openbaring, zoals we dat in de afgelopen parsjiot hebben gezien, is dat Gd ons een wonderlijke mogelijkheid geeft om onszelf tot Hem te verhouden.
Zoals de Tora zegt in Dewariem 10:12:
ועתה ישראל מה ה אלקיך שאל מעמך כי אם ליראה את ה אלקיך ללכת בכל דרכיו ולאהבה אתו ולעבד את ה אלקיך בכל לבבך ובכל נפשך
“Welnu, Israel, Gd, jouw Gd, vraagt niets anders van je dat je Gd, jouw Gd, vreest, al Zijn wegen te bewandelt, van Hem houdt en Gd, jouw Gd dient met heel je hart en heel je ziel.”
We hoeven er verder niet over na te denken hoe dat werkt – en kunnen dat ook niet.
Maar blijkbaar is de Mishkan (en later de tempel) een uitzondering op het idee van de louter abstracte en afstandelijke Gd. Die manier van kijken levert een theologisch probleem op.
Het is niet goed denkbaar dat de alomtegenwoordige Gd één plek in de wereld heeft waar Zijn aanwezigheid meer is dan op andere plekken. Die manier van kijken beperkt Gd in zekere zin – wat in tegenspraak is met de essentie van het Gddelijke. De verklaarders buigen zich over dit dilemma in het kader van een andere discussie: de reden voor de mitswa van het bouwen van een tempel.
Reparatie achteraf – Maimonides
Een deel van de verklaarders is van mening dat de hele mitswa van het bouwen van een tempel alleen maar een soort reparatie achteraf was. De meest radicale vertegenwoordiger van dit standpunt is Maimonides.
Maimonides schrijft in zijn filosofische verdediging van Jodendom, de Gids van de Dwalenden (More Newoechim) (3:32):
“Omdat het onmogelijk is om van het ene extreme naar het andere te gaan … heeft Gd toegestaan dat deze manier van dienst [het brengen van offers etc.] bleef voortbestaan. Hij bracht over naar Zijn dienst datgene wat eerder als dienst voor geschapen dingen diende … en gebood ons om Hem te dienen op dezelfde wijze, dat wil zeggen: door een tempel voor Hem te bouwen, zoals er staat geschreven: zij moeten voor mij een heiligdom maken.”
Idealiter, suggereert Maimonides, hebben wij geen tempel nodig. Maar omdat onze voorouders aan deze manier van Gdsdienst gewend waren, heeft Gd hen die mogelijkheid gegeven. Maar voor de feitelijke aanwezigheid van Gd in de wereld is geen tempel nodig.
Op zoek naar iets tastbaars – Rasji
Een vergelijkbaar idee zien we bij Rasji. Deze geleerde zegt dat hoewel onze parasja voor de passage staat over het aanbidden van het gouden kalf, de instructie over het bouwen van een tempel in feite pas daarna kwam – איו מוקדם ומאוחר בתורה – de Tora is niet op chronologische volgorde geschreven.
Dit idee lijkt enigszins op wat Maimonides zegt. Het gouden kalf liet zien dat het Joodse volk niet in staat was om een louter abstracte Gd te dienen – het was op zoek naar iets tastbaars.
Toch verschilt zijn opvatting op één belangrijk punt. Anders dan Maimonides ziet Rasji het bouwen van een tempel wel degelijk als de optimale situatie. Maar in de opvatting van Rasji was het de bedoeling dat die tempel pas gebouwd zou worden als het Joodse volk in het Joodse land zou wonen.
De tempel is vooral onderdeel van de agrarische offercyclus. Dit wordt ook gesuggereerd in Dewariem 12:10-11:
ועברתם את הירדן וישבתם בארץ אשר ה אלקיכם מנחיל אתכם … והיה המקום אשר יבחר ה אלקיכם בו לשכן שמו שם שמה תביאו את כל אשר אנכי מצוה אתכם
“Wanneer jullie de Jordaan oversteken en je vestigen in het land dat Gd je schenkt … dan zal de plek die Gd, jullie Gd, kiest om zijn naam te vestigen de plaats zijn waar jullie alles naartoe zullen brengen wat ik jullie gebied”
Het Joodse volk moet bepaalde offergaven brengen. Daar is één centrale plaats voor nodig, die de eenheid van Gd symboliseert – de tempel. De tijdelijke tempel waar Gd – tijdelijk – kan ‘wonen’ is alleen maar nodig in verband met de tijdelijke behoeften van het volk in de woestijn. (Ik ontleen deze gedachte aan een sjioer van R’ Menachem Leibtag van Jesjiewat Har Etzion).
Een huis voor Gd – Ramban
Een volstrekt andere opvatting zien we bij Ramban. Ramban is van mening dat de Tora parsjiot wel degelijk (zoveel mogelijk) chronologisch zijn.
In zijn opvatting volgt de instructie voor het bouwen van een tempel uit de passage over het verbond tussen het Joodse volk en Gd die we lazen aan het einde van de parasja van vorige week.
והנה הם קדושים, ראויים שיהיה בהם מקדש להשרות שכינתו ביניהם … סוד המשכן הוא, אשר יהיה הכבוד אשר שכן על הר סיני שוכן עליו בנסתר … והיה במשכן תמיד עם ישראל הכבוד שנראה להם בהר סיני.
[na het aangaan van het verbond] was [het Joodse volk] geschikt dat er een heiligdom in hun midden zou zijn, waarop Zijn aanwezigheid tussen hen kon rusten … het geheim van de Mishkan was dat de glorie die aanwezig was op de berg Sinaï er in het verborgene op rustte … in de Mishkan was de glorie die aan het Joodse volk was verschenen op de berg Sinaï altijd bij hen.
Levend houden openbaring
Voor Ramban is de Mishkan een manier om de openbaring van Sinaï voor altijd levend te houden. Hoe dat werkt is niet onmiddellijk duidelijk.
Mogelijk bedoelt Ramban het volgende. De gemara vertelt in massechet Soekot 5a:
רבי יוסי אומר: מעולם לא ירדה שכינה למטה, ולא עלו משה ואליהו למרום, שנאמר: ״השמים שמים לה׳ והארץ נתן לבני אדם״.
Rabbi Jossi zei: de Gddelijke aanwezigheid is nooit afgedaald [op aarde] en Moshe en Elljahoe zijn nooit opgestegen [naar de hemel] zoals de pasoek [in Tehilim 115:16] zegt: de hemel is een hemel van Gd, de aarde gaf Hij aan de mens.
Het kan dus niet zo zijn dat Gd daadwerkelijk aanwezig was in de Mishkan.
De bedoeling van Ramban is dan ook anders. Voor hem is de Mishkan een raakpunt tussen hemel en aarde. In de woorden van Ramban (in zijn inleiding op de parasha):
היה הקול בא מן השמים אל משה מעל הכפרת
De stem kwam vanuit de hemel naar Moshe vanaf de kaporet [het deksel van de Ark]
De stem van Gd kwam nog steeds uit de hemel. Maar de voorwerpen en rituelen van de Mishkan hielpen ons onze ogen naar die hemel te richten.
Ze maakten voelbaar wat we niet kunnen zien – als een soort van mini-openbaring.
Herinneren
Jehoeda Amichai: het licht blijft overdag branden
Ik dacht aan deze uitleg van de Ramban in een heel andere context. Het deed me denken aan de functie van het herinneren, vooral van hen die er niet meer zijn.
Een herinnering brengt de personen die we missen niet terug, maar ze brengt ons zo dichtbij als we nog kunnen komen. Door mensen actief te herinneren zijn ze in zekere zin weer bij ons.
Jehoeda Amichai verwoordt dat treffend in zijn gedicht לשכוח אדם:
לשכוח אדם הוא כמולשכוח לכבות את האור בחצרונשאר דולק גם ביום אבל זה גם לזכורעל ידי האור | Iemand vergeten is als Vergeten het licht te doven in de tuin Zodat het ook overdag blijft branden Maar dat is ook herinneren Door het licht |
Ook al is een lamp overdag niet goed zichtbaar, het enkele feit dat een licht brandt is genoeg om ons aan iemand te laten denken.
Rav E.M. Maarsen z’l
Dit is in deze dagen een toepasselijke gedachte. Afgelopen sjabbat, Rosj Chodesj Adar I overleed Rav E.M. Maarsen, en vanaf deze week zal in zijn geliefde Rav Aron Schuster Synagoge gedurende een jaar een licht voor hem branden.
Dat is het licht van de herinnering waar Amichai over dicht. Rav Maarsen was een van de steunpilaren van Joods Nederland. Met het wegvallen van Rav Maarsen valt een groot stuk geschiedenis, kennis en traditie weg.
Die komen nooit meer terug, maar het enige wat we kunnen doen om deze te bewaren is de nagedachtenis van mensen als Rav Maarsen in ere houden: zijn licht laten branden om te blijven zien wat we niet meer kunnen zien.
Shabbat shalom!
Rav Maarsen over de verplichtingen van de zoon van een Joodse moeder die afstamt van de Levieten en een niet-Joodse vader:
Geef als eerste een reactie