Soms moet je de stammen samenbrengen, je ego achterlaten en echt vechten

Parasjat Besjallach

beeldmerk Parasja

Een centraal thema van Parasjat Besjallach is de ethische kant van vechten. 

In de Torah zelf vecht God voor Israël met het splitsen van de zee (“YHVH gaat voor jullie vechten, en jullie zullen zwijgen,” volgens Sjemot 14:14), en – zoals vorig jaar op deze plek besproken – komen dan bepaalde ethische vraagstukken aan bod, vooral: Wat moet onze aanpak zijn vis-à-vis de menselijkheid van onze vijanden – medeschepsels van God die komen om ons om te brengen? 

De haftarah die deze parasja vergezelt – het verhaal van Deborah en Barak ben Avino‘am en de overwinning tegen Sisera en zijn leger – beschrijft een gevecht dat plaatsvindt in een heel andere realiteit. 

Gevaarlijke cyclus

Am Israël leeft al generaties in een gevaarlijke cyclus (Sjoftiem 1:10 – 3:31), een lange beproeving, waarin de verwarring heerst (ze kennen God niet meer), belangrijke delen van het land zijn in handen van vijanden, en de grote vragen zijn: Kunnen de Israëlieten voor zichzelf leren vechten, hun eigen plek opeisen? Gaan ze de mitzvot gehoorzamen? 

Gaan ze het land echt veroveren en weten ze een duurzaam veilige situatie binnen hun grenzen te creëren? In het boek van de Sjoftiem – de rechters die Israël in de generaties tussen Jehosjoea en de Koningen leidden en regeerden – zijn die drie vragen eigenlijk één. De stammen hadden veel plekken onveroverd gelaten, en leven in een fragiele co-existentie met zowel vijandige als vriendelijke buren – soms zijn er veldslagen en soms trouwen ze onderling, en vergeten zij de ware God om de godheden van hun echtelieden te volgen (Sjoftiem 3:-6-7). 

Tijd voor Tough Love

De God van Israël beslist Israël niet meer te helpen en het volk voor zichzelf te laten vechten. Het is tijd voor tough love: “Alleen zodat de generaties van de kinderen van Israël zullen weten, om hen oorlog te laten leren.” (Sjoftiem 3:2) Maar toch wordt af en toe een rechter gestuurd om even leiding te geven en het volk te redden of een vreedzame pauze te geven (van veertig of zelfs tachtig jaar) tussen golven van aanvallen en tumult. 

Elke ronde van onderdrukking en geweld is eigenlijk een kans die God Israël geeft om zichzelf te bewijzen – in opstand te komen tegen de ene of andere overheerser, heidense goden te weigeren. Tegelijkertijd is het daaruit voortvloeiende lijden een straf voor hun afvalligheid en zwakke, menselijke neigingen. Misschien leren we het deze keer wel. 

Het verhaal van Deborah maakt een einde aan twintig jaar tumult na een mooie periode van tachtig jaar vredige zelfstandigheid. Die tachtig jaar, een levende herinnering in Deborah’s tijd, begon met een grote overwinning op de Moabieten (die tussen Amman en Petra woonden, in het huidige Jordanië) onder leiding van Ehud. 

Gevecht tegen de Filistijnen

In deze relatief stabiele periode overwon Sjamgar ben ‘Anat (zo genoemd alsof hij een zoon was van de oorlogsgodin der Kanaänieten) in een indrukwekkend gevecht de Filistijnen die niet lang ervoor (rond 3200 jaar geleden volgens Egyptische bronnen) aankwamen in de regio en het zuidelijke kustgebied hadden veroverd (tussen Gaza en Tel Aviv). 

Maar na een paar generaties waren de overwinningen van Ehud en Sjamgar al vergeten, en vervielen de Israëlieten weer in morele-geopolitieke decadentie. “En de kinderen van Israël deden weer het slechte in de ogen van H’, en Ehud was dood.” Dit had tot gevolg de overheersing door Yavin de koning van Hatzor (nazaat van Yavin koning van Hatzor al verslagen door Jehosjoea meerdere generaties ervoor) en zijn generaal Sisera, een leider die dichterbij de kust woonde, in een plek die Harosjet ha-Goyim heette. Sisera en Yavin genoten een belangrijk technologisch en militair voordeel: een vloot van negenhonderd ijzeren strijdwagens (Sjoftiem 4:3). Twintig jaar lang maakten ze met dit militaire overwicht het leven moeilijk voor de Israëlieten. 

Antieke ruïne

De Israëlische archeoloog Adam Zertal identificeert in zijn boek Sisera’s Secret (סודו של סיסרא) Harosjet ha-Goyim met een antieke ruïne net ten noorden van de Irónvallei (Wadi ‘Ara, נחל עירון), gedateerd op basis van Egyptische vondsten en plaatselijke potten tot rond 3100-3300 jaar geleden. 

Op basis van de uitzonderlijke bouwmethoden van die ruïne en andere kenmerken van archeologische vondsten, samen met Egyptische bronnen en taalkundige-topologische informatie, beweert Zertal dat Sisera een leider van de Sjerden was. De Sjerden waren een van de Zeevolkeren die samen met de Filistijnen verschillende gebieden langs de Levantkust veroverden. 

De Sjerden zou een verband hebben met de bevolking van Sardinië in de oudheid en bewoonden rond die tijd volgens Egyptische bronnen een klein gebied tussen het Karmelgebergte en de Irónvallei. 

Deze identificatie zou de vreemd-klinkende naam van Sisera en de Hebreeuwse naam van Harosjet ha-Goyim – “de werkplek van (vreemde) volken” – mogelijk verklaren. Die kolonisten uit het verre westen – met een onverstaanbare taal en exotische namen, gevestigd in huizen gebouwd volgens een onbekend ontwerp – vielen blijkbaar op. (Het merendeel van de Kanaänieten spraken kennelijk een dialect van het Hebreeuws dat we nog steeds best makkelijk kunnen lezen; de naam van Yavin – יבין – kunnen we dus verstaan als ongeveer “hij zal verstaan”.)

Geen andere optie dan vechten

Deborah vertelt in haar overwinningsgedicht (Sjoftiem 5) hoe de verzwakte positie van Israël na twintig jaar onophoudend aanvallen haar bracht tot de beslissing dat er geen andere optie was dan vechten. 

De situatie was inderdaad ondragelijk: Israëlieten moesten de regionale wegen in hun eigen gebieden vermijden omdat ze te gevaarlijk waren, en ze konden nergens in veiligheid wonen. In plaats van de ruime open dorpen van voorheen, moesten ze nu leven achter vestingwerken in ommuurde stadjes. 

De alledaagse openbare veiligheid van de mooie tachtig jaren van de generaties van hun ouders en grootouders was helemaal verdwenen. Als leider van haar volk en bezorgde moeder wist Deborah dat Israël deze onacceptabele situatie niet langer kon laten doorgaan:

“[In die dagen] hielden de wegen op,
en die op paden liepen,
gingen kromme wegen.
De [open] dorpen hielden op in Israël,
ze hielden op.
Totdat ik, Deborah, opstond,
Dat ik opstond, een moeder in Israël.”
(Sjoftiem 5:6-7)  

Deborah weet dat de Israëlieten zelf actie moeten nemen en zelf de verantwoordelijkheid nemen voor de veiligheid van hun eigen bevolking. Deborah moedigt de mannen aan om het gevecht aan te gaan, het zijn ‘de vrijwilligers in het volk’ (המתנדבים בעם), die H’ zegenen. Ze is ook dankbaar voor de civiele leiders van het volk die haar actie blijkbaar steunden: “Mijn hart is voor de wetgevers van Israël” (לִבִּי לְחוֹקְקֵי יִשְֹרָאֵל). Het volk wist toen de nodige onzelfzuchtigheid te tonen om samen tegen gemeenschappelijke vijanden te vechten. 

Loslaten trots

De vereniging van stammen en het inslikken van trots zijn belangrijke elementen in het verhaal van de overwinning van Deborah en Barak. Al vanaf het begin, wanneer Deborah roept Barak (namens God) om de vechters van de twee meest nabije stammen, Zvulun en Naftali, en tegen het leger van Sisera en Yavin te strijden, stelt Barak een voorwaarde: dat Deborah met hem de strijd ingaat. Deborah gaat akkoord daarmee, maar laat hem ook weten dat hij geen glorie uit de overwinning gaat nemen; een vrouw – niet Barak – gaat de overwinning over Sisera afronden. Na dit gesprek vertrekken ze samen. (Sjoftiem 4:8-9)  

Tekening van Deborah (door Gustave Doré, 1866) uit Wikimedia commons

Peptalk op Har Tavor

Deborah maakt het ook duidelijk – in een laatste peptalk op Har Tavor – dat, in tegenstelling tot de verdrinking van de vijand door God in de parasja zelf, deze keer moet Israël in actie komen. Dan helpt God wel. “En Deborah zei tegen Barak, ‘Sta op, want dit is de dag die YHVH Sisera in jouw hand geeft!“ Barak valt Sisera aan met een leger van tienduizend man, en God verslaat Sisera en zijn leger. 

Het is een samenwerking waarin zowel Israël als God deelnemen aan het gevecht. Israël mag deze keer niet passief blijven. Net als met de strijdwagens van de Egyptenaren in de zee (Shemot 14:25), wordt de strijdwagen van Sisera (zijn grote technologische voordeel!) nutteloos, en hij vlucht te voet uit de veldslag. Niet veel later wordt Sisera inderdaad door een vrouw, Yael de vrouw van Hever ha-Qeini (beiden blijkbaar niet-Israëlieten), gedood. (Sjoftiem 4:14-15, 17-22).

Tribaal en diffuus

De stammen van Israël moesten nog steeds wat ontwikkeling doormaken. Deborah benoemt stammen die zichzelf schaamteloos buiten de oorlog hielden en liever deden alsof het niet hun probleem was. De politieke opbouw van Israël was in deze periode echter nog steeds tribaal en diffuus: “In die dagen was er geen koning in Israël; Iedereen deed wat recht in zijn ogen was.” (Sjoftiem 25:21) Het zal zo blijven totdat Sjaul van de Israëlitische stammen een koninkrijk wist te scheppen.

Maar de Israëlieten in de tijd van Deborah waren sowieso al niet meer de getraumatiseerde ontsnapten in de woestijn die Moses gek maakten met hun klachten, met ondankbaarheid en zelfmedelijden. Ze zijn nu een soeverein volk – ook als ze nog steeds een relatief losse federatie van autonome stammen zijn – met vechters en een verantwoordelijk civiel leiderschap dat hun richting geeft. 

Generaties slecht leiderschap en besluiteloos gedrag

Tegelijkertijd is hun werkelijkheid ingewikkelder geworden. Die onschuldige dagen in de woestijn zijn al lang geleden (de dagen van de “weldadigheid van je jeugd, der liefde van je ondertrouw, toen jij met Mij wandelde in de woestijn, in onbezaaid land”, Jeremia 2:2). Generaties van vaak slecht leiderschap en besluiteloos gedrag op grote schaal hebben hun sporen achtergelaten. Ook de vijanden van Israël zijn nu mogelijk zelfs wreder geworden dan Farao en zijn soldaten waren. De moeder van Sisera, tenminste volgens het lied van Deborah, troost haarzelf met het idee dat haar zoon en zijn vechters Israëlitische vrouwen hebben kunnen ontvoeren als buit: “een baarmoeder of twee baarmoeders voor elke man” van Siseras leger (רַ֤חַם רַחֲמָתַ֙יִם֙ לְרֹ֣אשׁ גֶּ֔בֶר) is haar wens (Shoftim 5:30). 

Natuurlijk is de belangstelling voor de gevoelens van de moeder van Sisera een teken dat de menselijkheid van de vijand – ook een wrede vijand, wiens moeder de grootschalige ontvoering en verkrachting van Israëlitische vrouwen door haar zoon en zijn vechters ogenschijnlijk wil vieren – wordt erkend. 

Hun gedrag mag bestiaal zijn; wij kunnen niet ontkennen dat het om mensen gaat. 

Sterker nog, ook al duizenden jaar geleden staat in de Torah, in parasjat Ki-Tetze, een stelsel om te voorkomen dat zoiets acceptabel gedrag wordt in Israël, en de waardigheid en vrijheid van vrouwelijke oorlogsgevangenen waarborgt. 

In het verhaal dat in de Haftara wordt verteld, gaat het om onze eigen acties ter zelfverdediging en voor het herstellen van veiligheid van de wegen en in de dorpen van Israël, om een eind te brengen aan twintig jaar geweld en onmacht. 

Zuil als teken van Israëlitische aanwezigheid

Ergens rond die periode hebben de Israëlieten ook Hatzor kunnen innemen. Bezoekers in het archeologische park op de ruïnes van Hatzor kunnen tot vandaag een staande zuil (een matzevah) zien, die gedateerd is tot rond 3100 jaar geleden (de tijd van de Sjoftiem) en gezien door archeologen als een teken van de Israëlitische aanwezigheid. (In de Torah, maken Ya’aqov en anderen zulke zuilen ter ere van merkwaardige gebeurtenissen op een bepaalde plek.) Dat moest niet veel later zijn dan de ondergang van het verenigde leger van Sisera en Yavin, zoals beschreven in deze haftarah. 

We lezen verder in de Tenach dat, in de tijd van Koning Salomon, Hatzor al een Israëlitische stad was, wier stadspoort door Koning Salomon werd herbouwd (1 Koningen 9:15). Niets meer werd gemeld over de Sjerden en de ruïne geïdentificeerd als de nederzetting van Sisera was maar kort bewoond; blijkbaar gingen ze vervolgens elders wonen waar ze geen bedreiging voor Israël meer vormden.  

Onzelfzuchtig en doelgericht leiderschap van Deborah en Barak

Het dappere initiatief van Deborah bracht stammen van Israël bijeen onder het bescheiden, onzelfzuchtige en doelgerichte leiderschap van haar en Barak, die inspireerde onzelfzuchtigheid ook onder de vechters en inspireerde zelfs niet-Israëlieten om aan te sluiten tegen Sisera. 

Ook als het best kort klinkt in de lange geschiedenis van Israël, door deze actie bereikten ze veertig jaar vrede en een belangrijke verbetering van de geopolitieke situatie van Israël gedurende honderden jaren erna. 

Zoals we weten in onze eigen tijd, is dat geen geringe prestatie. 



Over Daniel Kennemer 5 Artikelen
Daniel Kennemer doceert klassiek en modern Hebreeuws bij het NIS en privé voor groepen en individuen. Hij studeerde archeologie en geografie aan de Hebrew University of Jerusalem. Nu studeert hij didactiek geografie en Joodse studies aan de Universiteit van Amsterdam. In 2020 gaf Daniel een cursus bij Crescas over bijbelse onderwerpen in Israëlische popmuziek en hij doceerde aan de UvA de Winter-oelpan.

1 Comment

  1. Dank aan Daniel leer ik nu de Hebreeuwse taal en geschrift uit de Bijbel en het hedendaagse gebruik.
    Tot op heden ben ik zeer tevreden over de les.
    Alleen ben ik te oud om snel deze taal te onthouden, maar dank zij Daniel kan ik het goed vol houden en blijf leren.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*