Een vriendin in Israël vroeg me of Spinoza raad zou weten in de huidige situatie. De vraag komt niet uit het niets. Spinoza’s filosofie biedt een leidraad voor het leven, bij uitstek in moeilijke omstandigheden.
De troost en de wijsheid die Spinoza’s denken biedt, heb ik verwoord in een lezing over hoe Spinoza ons leert om te gaan met onzekere tijden. Hier reageer ik (op verzoek van de redactie) op het artikel van Victor Kal in De Vrijdagavond van 12 oktober 2023.
In ‘Spinoza wil onafhankelijke meningsvorming de pas afsnijden’ stelt Kal de volgende zaken aan de orde die ik nader zal onderzoeken:
- Er is in Nederland sprake van een sekte die, onder leiding van Jonathan Israel, Spinoza vereert als de profeet van de moderne vrijheid, democratie en tolerantie.
- Spinoza valt het jodendom aan en verdedigt het christendom als bron voor een stabiele samenleving. Kal verwijst hiervoor naar Benzion J. Hirsch.
- Spinoza is van mening dat het primitieve volk door middel van de religie om de tuin geleid moet worden, terwijl hij die religie zelf verwerpt.
- Het volk moet zo gemanipuleerd worden dat het gelooft dat de machthebber een ‘goddelijke kracht’ vertegenwoordigt. Het volk moet zich aan een ‘leider’ binden.
- Spinoza streeft een fascistische ‘gelijkschakeling’ na: ‘Het kille vernuft van Spinoza levert een buitengewoon scherpe analyse op van wat we heden ‘fascisme’ noemen.
- Het boek van Victor Kal ‘De list van Spinoza’ wordt genegeerd door de Spinoza-specialisten. Dit is een voorbeeld van ‘gelijkschakeling’ in de praktijk.
Wordt Spinoza vereerd als profeet van vrijheid, democratie en tolerantie?
Ik begin met het hierboven genoemde eerste punt dat Spinoza door Jonathan Israel c.s. vereert wordt als een profeet van de moderne vrijheid, democratie en tolerantie. Op dit eerste punt zal ik wat uitgebreider ingaan, om uit te leggen wat ‘vrijheid’ en ‘democratie’ bij Spinoza betekenen. Aan een uitleg van het begrip ’tolerantie’ bij Spinoza ga ik voorbij, omdat hij zelf dit begrip niet gebruikt.
Allereerst moet ik dan zeggen dat ik mij ten dele herken in de kritiek van Kal. In mijn dissertatie Spinoza’s Theory of Religion: The Importance of Religion in Spinoza’s Thought, and Its Implications For State and Society (Universiteit Leiden, 2019) heb ik Jonathan Israel en Steven Nadler sterk bekritiseerd vanwege hun ‘teleologische interpretatie’ van Spinoza. ‘Teleologisch’ is de opvatting dat alles gebeurt vanwege een bepaald doel. Een teleologische interpretatie begrijpt het verleden in termen van wat dat verleden heeft opgeleverd in het heden.
Israel en Nadler hebben een teleologische interpretatie van Spinoza, omdat zij hem willen begrijpen vanuit het heden – als iemand die aan de basis heeft gestaan van onze moderne manier van denken. Echter, Spinoza was niet bezig met onze moderne samenleving.
Hij leefde in de zeventiende eeuw en dacht – net als zijn tijdgenoten – over heel veel zaken fundamenteel anders dan wij. Spinoza is dus inderdaad geen profeet van de moderne vrijheid, democratie en tolerantie omdat deze begrippen in zijn filosofie anders functioneren dan in ons hedendaagse manier van denken.
Kal maakt Spinoza echter van een held tot een schurk van de moderne vrijheid, democratie en tolerantie door te beweren dat hij een vorm van fascisme voorstond. Daarmee maakt hij eenzelfde ‘teleologische’ fout als Jonathan Israel en Steven Nadler.
Vrijheid
Vrijheid is een cruciaal begrip in Spinoza’s filosofie. Echter, Spinoza’s zeventiende-eeuwse idee van vrijheid is een andere dan Victor Kals eenentwintigste-eeuwse idee van vrijheid. Voor de door het existentialisme geïnspireerde Kal is vrijheid een open, niet ingevulde ruimte waar wat Kal betreft ook God in past. Spinoza zou dit klinkklare onzin noemen. Alles is in God en alles is bepaald door zijn eigen aard of door de manier waarop andere dingen erop inwerken. Vrij is voor Spinoza datgene dat bepaald wordt door zijn eigen aard.
Omdat God uitsluitend door zijn eigen aard bepaald wordt en niet door iets anders is God geheel vrij. Maar dat betekent niet dat God de dingen anders had kunnen laten lopen dan dat zij gelopen zijn, want alles vloeit noodzakelijk uit de aard van God of de Natuur voort. Vrijheid bij Spinoza gaat kortom samen met noodzakelijkheid en is geen kwestie van ‘openheid’ of ‘onbepaaldheid’.
Hoe kunnen wij als mens nu vrij worden?
Voor Spinoza is vrijheid een ideaal. Menselijke vrijheid is hoogstens een gedeeltelijke vrijheid, want we zullen in ons doen en laten altijd voor een belangrijk deel afhankelijk blijven van factoren buiten ons. We zouden helemaal vrij zijn als we almachtig zouden zijn, maar wij zijn niet almachtig, maar sterk afhankelijk van allerlei zaken die we niet onder onze controle hebben.
(Dat is ook nu, met de gebeurtenissen in Israël van 7 oktober en de nasleep daarvan, weer pijnlijk duidelijk. Wij zijn afhankelijk van andere mensen. En als die andere mensen kwaad willen, dan zijn we kwetsbaar.)
Menselijke vrijheid voor Spinoza houdt in dat je je als mens laat leiden door de rede. Een vrij mens is iemand die in staat is om datgene te doen waar die redelijkerwijs ook achter kan staan. Onvrij is de mens die de hele tijd dingen doet waar hij even later alweer spijt van heeft. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een verslaafde. Een vrij mens is iemand die zichzelf zo in de hand heeft dat hij datgene doet waar hij ook op den duur blij van wordt.
Het is misschien betekenisvol om Spinoza praktische filosofie van de vrijheid te illustreren aan de hand van wat velen van ons nu meemaken. Velen merken nu dat het volgen van het nieuws op de sociale media eigenlijk niets bijdraagt aan hun vermogen om zichzelf in stand te houden. Spinoza noemt dit vermogen om jezelf in stand te houden de conatus. Deze conatus vormt volgens hem de essentie van wat wij zijn als mens. Wanneer je merkt dat het volgen van de media je eigenlijk alleen maar droefheid en machteloosheid oplevert. En wanneer je merkt dat je er desalniettemin niet mee kan ophouden. Dan, zo stelt Spinoza, ben je de slaaf van bepaalde passies (je angst of ongerustheid bijvoorbeeld). Wanneer je echter realiseert dat de voornaamste macht die je hebt, bestaat uit goed zijn voor jezelf en voor je naasten, kun je je daar weer op richten en laat je je door de rede leiden.
Democratie
‘Democratie’ is net als ‘vrijheid’ bij Spinoza een ideaal dat door mensen nooit helemaal bereikt kan worden. Democratie houdt namelijk in dat mensen zichzelf zo verenigen ‘dat zij het hoogste recht hebben op alles wat zij kunnen’. De burgers zullen de overheid in zo’n perfecte democratie in alles gehoorzamen, ook al beveelt zij wat onredelijk is. Hier leest Kal allerlei onheilspellende dingen in. Alsof Spinoza alle vormen van ‘anders zijn’ de kop in zou willen drukken. Maar Spinoza is te nuchter voor dat soort almachtsfantasieën. De perfecte democratie die hij geschetst heeft, blijft ‘theoretisch’. Spinoza is zich er terdege van bewust dat het onmogelijk is om alle neuzen dezelfde kant uit te krijgen. Er zal altijd verschil van mening blijven. Vandaar dat hij de vrijheid om verschillend te kunnen denken over dingen in zijn Theologisch-Politiek Traktaat verdedigt.
Via rede naar democratischer staatsbestel
Niettemin is het voor Spinoza duidelijk dat mensen daar het meest vrij zijn wanneer ook de staat door de rede wordt geleid. Het is daarom dat Spinoza de democratie ‘het beste staatsbestel’ noemt. ‘Onredelijke’ besluiten zijn in een democratie namelijk het minst te vrezen, omdat daar het aantal mensen dat betrokken is bij de wetgeving groter dan is in andere staatsvormen.
Vandaar dat Spinoza in zijn onvoltooid gebleven Politieke Verhandeling allerlei voorstellen doet hoe ook een monarchie en een aristocratie democratischer gemaakt kunnen worden door meer mensen te betrekken in het bestuur.
Toegegeven, Spinoza’s democratie is geen parlementaire democratie met een scheiding der machten en grondrechten voor de burger. Maar dat maakt hem nog geen pleitbezorger van de totalitaire dictatuur. Spinoza keert zich expliciet tegen de alleenheerschappij (de monarchie) waar op het oordeel van het individu met zoveel vooroordeel beslag wordt gelegd dat er geen ruimte meer is voor twijfel. Een voorstander van ‘gelijkschakeling’ en ‘indoctrinatie’ was Spinoza bepaald niet.
‘Ons is nu dus het zeldzame geluk ten deel gevallen’, schrijft Spinoza in het Theologisch-Politiek Traktaat, ‘dat wij leven in een staat waarin eenieder de onbeperkte vrijheid is toegestaan om te oordelen en God te vereren zoals het hem goeddunkt, en waarin niets als kostbaarder en dierbaarder wordt beschouwd als de vrijheid.’
Valt Spinoza het jodendom aan?
Over het tweede punt kan ik gelukkig wat korter zijn. Kal heeft daar wederom deels gelijk. Spinoza valt inderdaad het jodendom aan. Maar let wel, we moeten opnieuw beseffen: Spinoza schrijft in de Republiek van de zeventiende eeuw. Wat hij aanvalt, is dan ook het jodendom van de zeventiende eeuw. Een jodendom waarin ‘een ketter’ als Uriel da Costa in Amsterdam als straf 39 zweepslagen kreeg over zijn ontblote bovenlichaam in een gevulde synagoge, waarna de complete gemeente over de man – liggend in de deuropening – heen moest stappen. Na deze exercitie pleegde Da Costa zelfmoord.
Kritiek op het christendom
Bovendien is Spinoza’s kritiek op de Tenach / het Oude Testament bedoeld als een kritiek op het christendom van zijn tijd. De heersende opvatting in Spinoza’s tijd was dat op grond van de Bijbel gesteld kan worden dat bijvoorbeeld de zon om de aarde draait, in plaats van andersom. Spinoza tracht in het Theologisch-Politiek Traktaat te laten zien dat de Schrift geen wetenschappelijk boek is. De profeten waren geen filosofen of wetenschappers, maar vaak simpele mensen die de dingen begrepen met behulp van de gebrekkige wetenschappelijke kennis van die tijd.
Deze profeten proberen dan ook niet om lessen voor alle tijden te geven over de aard van God, de wereld of de mens, maar om mensen tot moreel gedrag te manen.
Onverdraagzame elementen
Terug naar het punt van Kal/Hirsch: wanneer Spinoza het jodendom aanvalt, doet hij dat om daarmee onverdraagzame elementen in zowel het jodendom als het christendom te bestrijden. Het was alleen een stuk veiliger om het jodendom te bekritiseren dan om het christendom aan te vallen. Vandaar dat Spinoza’s kritiek op het christendom via het jodendom verloopt.
Onderscheid filosofische- en bijbelse religie
Ik ga over tot het derde punt. Kal heeft gelijk dat Spinoza in het Theologisch-Politiek Traktaat een onderscheid maakt tussen de meeste mensen die zich laten leiden door de verbeelding en hun emoties, en de weinige filosofen of wetenschappers die zich door de rede laten leiden.
Ook heeft Kal gelijk dat Spinoza een onderscheid maakt tussen de filosofische religie enerzijds en de Bijbelse religie anderzijds. In de filosofische religie wordt God begrepen als de Natuur. Dat wil zeggen, zowel het Heel en het Al waar alles in zit, als de Grond waaruit alles is voortgekomen en nog steeds voortkomt. De God van Spinoza is geen mens en heeft niets menselijks. In de Bijbelse religie is dat anders. Daarin verbeeldt men zich God als een rechtvaardige en barmhartige koning waar men zich toe kan richten en die men kan navolgen.
Spinoza stelt dat het voor het merendeel van de mensen een enorme troost is om zich God zo te kunnen verbeelden.
Het bijbelse godsbeeld biedt – hoewel wetenschappelijk gesproken onwaar – gewone mensen een vorm van heil, dat wil zeggen, het leidt tot vrede in de ziel en tot vrede in de samenleving.
Inspiratie tot goed leven
Kal overdrijft echter wanneer hij stelt dat Spinoza mensen wil ‘opsluiten in deze religie’. Spinoza vindt dat ieder mag denken over God zoals hij wil. Sterker nog: dat is de reden waarom hij het Theologisch-Politiek Traktaat schrijft: om de vrijheid om te filosoferen (ook over de aard van God) te bepleiten in de Republiek. Hij wil niet de gewone mensen ‘om de tuin leiden’. Spinoza stelt – zonder ‘list’ maar in helder Latijn – dat godsdienst bedoeld is om mensen langs de weg van de verbeelding te inspireren tot een goed leven.
Dat is volgens hem de essentie van de openbaringsreligie: om God lief te hebben boven alles en de naaste als jezelf. Oproepen tot haat en onverdraagzaamheid zijn daarom volgens Spinoza per definitie areligieus.
Fanatici zijn ketters
Fundamentalistische fanatici die tot haat oproepen jegens andersdenkenden noemen zichzelf vrome gelovigen, maar in werkelijkheid zijn juist deze mensen volgens Spinoza de ketters. Maakt dit Spinoza tot een atheïst? Ik zou zeggen van niet. Spinoza vindt niets belangrijker dan de kennis en de liefde van God. Deze kennis en liefde leidt tot het heil: tot vrede in de ziel en tot vrede in de wereld. Hij geeft echter aan dat dit heil langs twee verschillende wegen bereikt kan worden: langs de weg van het intellect en langs de weg van de verbeelding.
Verwerpt hij dus de religie? Nee, hij stelt dat de uitkomsten van de filosofische religie – rechtvaardigheid, naastenliefde (tzedakka) en de vrede – dezelfde zijn als de vruchten van de openbaringsreligie.
Vernuftig dubbelspel?
Het vierde punt van Kal is dat Spinoza in zijn Theologisch-Politiek Traktaat oproept om sterke leiders, zoals Mozes, te verafgoden. De ‘list van Spinoza’, zijn ‘vernuftig dubbelspel’ zou er volgens Kal uit bestaan om de gewone mensen door middel van ‘een truc’ te laten geloven dat hun politieke leiders door God zelf zijn aangesteld. Spinoza beschrijft inderdaad deze list op meerdere plaatsen in zijn Traktaat. Maar hij is er uitgesproken negatief over. Alleen mensen die ‘geheel en al barbaren zijn’, stelt hij, laten zich ‘zo openlijk bedriegen’ wanneer zij geloven dat ‘de majesteit heilig is’.
Wat wel waar is, is dat Spinoza meent dat godsdienst deels een politiek doel dient. Het doel van de godsdienst is om een maatschappelijke vrede te bewerkstelligen. Dat wil zeggen, een samenleving waarin de onderdanen zich gebonden voelen aan regels en elkaar bijstaan.
Immers, zo stelt Spinoza in de Ethica: de mens is voor de mens een God. Zonder wederzijdse hulp kunnen wij niet (over)leven.
Opzettelijk schrijf ik dat godsdienst deels een politiek doel dient. De kennis en de liefde tot God dient namelijk daarnaast ook een individueel en persoonlijk doel: vrede en geluk vinden in de eigen ziel. Spinoza maakt een onderscheid. Enerzijds is er de persoonlijke of innerlijke religie. Het staat een ieder vrij om aan deze persoonlijke, innerlijke religie een eigen invulling te geven. Maar daarnaast is er ook zoiets als een politieke of civiele religie.
Deze noemt Spinoza de uiterlijke religie. De uiterlijke religie heeft tot doel heeft om de vrede in de samenleving te bewaken. En het is deze uiterlijke religie die valt onder het gezag van de staat.
Spinoza: staatsgezag omdat er mag geen haat gepredikt mag worden in kerk, synagoge of moskee
We zijn er bijna. Het vijfde en voorlaatste punt van Kal is dat Spinoza de kerk onder het staatsgezag wil brengen. Daar heeft hij gelijk in. Maar wat betekent dat? Niet dat mensen gehersenspoeld moeten worden door een staatsreligie om tot kritiekloze adoratie van hun politieke leiders te komen. Dat is wat Kal ervan wenst te maken.
Waar het Spinoza om gaat, is iets heel actueels: dat er geen haat en onverdraagzaamheid gepredikt mag worden in de kerk, synagoge of moskee. En dat het ook niet de bedoeling is dat er in deze religieuze instituties wordt opgeroepen tot (gewapend) verzet tegen de wetten van de samenleving. Waarom niet?
Om twee redenen. Ten eerste, en zoals hierboven reeds gesteld, omdat oproepen tot geweld en onverdraagzaamheid ingaan tegen de kern van de religieuze boodschap volgens Spinoza.
Ten tweede, omdat er zonder een enigszins stabiele samenleving ook geen rechtvaardigheid en ook geen georganiseerde religie kan zijn.
Wie moet nu immers onze synagoges beschermen tegen de jodenhaat? Juist, de staat.
Religie als splijtzwam en bindmiddel
Een en ander is allemaal beter te begrijpen vanuit de historische context van bloedige godsdienstoorlogen en religieuze onverdraagzaamheid. Zo stierf één op de drie Duitsers ten gevolge van het religieus geïnspireerde geweld tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648).
Religie was (en is nog steeds) een splijtzwam. Maar tegelijkertijd was (en is) religie ook een bindmiddel. Spinoza probeert in zijn theorie van de religie te achterhalen hoe religie een bindmiddel kan zijn voor het samenleven, zonder dat het een splijtzwam wordt.
Om dat te bewerkstelligen, stelt hij, net zoals veel van zijn tijdgenoten, is het belangrijk dat religie onder het staatsgezag wordt geplaatst. Mensen moeten niet, met een beroep op religie in opstand komen, want dat leidt tot (burger)oorlog.
Debat Spinoza-kenners
Dan het zesde en laatste punt van Kal. Deze aardige man en zeer geliefde docent beklaagt zich over ‘gelijkschakeling in de praktijk’, omdat zijn boek over Spinoza genegeerd wordt door de Spinoza-kenners. Het is waar dat er onder de geleerden weinig tot geen aandacht wordt geschonken aan zijn werk. Hoe dat te verklaren? Ten eerste zou je kunnen zeggen dat Kal oogst wat hij zelf gezaaid heeft. In zijn boek De list van Spinoza bespreekt hij immers bijna geen secundaire literatuur over Spinoza.
Als lezer van zijn boek krijg je sterk de indruk dat hij zich niet alleen buiten, maar ook boven de academie voelt staan. Hij heeft geen zin om de discussie met de Spinoza-geleerden aan te gaan. Andersom verwacht hij wel dat zij geïnteresseerd zijn in een debat met hem.
Ten tweede: c’est le ton qui fait la musique. Termen als ‘sekte’, ‘fascisme’, ‘Gleichschaltung’ in de mond nemen om ideeën mee aan te duiden waar je het niet mee eens bent, is een manier van spreken die om goede redenen niet gebruikelijk is binnen de muren van de academie.
cover: Spinoza in de stijl van Rembrandt, beeld Bloom met behulp van AI Greem
Ben het eens met de argumentatie van auteur Yoram Stein, met betrekking tot de receptie van Spinoza. Ik ben echter slechts een lezer van Spinoza, niet in de academische wereld.
reactie Victor Kal
Het valt misschien niet zo op, maar Yoram Stein is het in belangrijke mate met mij eens:
– Israel en Nadler hebben Spinoza niet goed begrepen.
– De vrijheid die Spinoza verdedigt is allesbehalve de moderne vrijheid.
– De Bijbelse religie is naar de opvatting van Spinoza ‘onwaar’.
– Spinoza pleit voor een staat die aan de religie elke autonomie ontzegt.
Een paar kleine punten hebben denk ik correctie nodig:
– Spinoza verwijt de joden nimmer dat ze wreed zijn (het voorbeeld van Uriel da Costa dat Stein aanvoert). Het constante verwijt is dat ze dom en primitief zijn.
– Spinoza stelt dat de joden gehaat worden omdat ze zich afgezonderd hebben van de anderen; ze hebben het dus allemaal aan zichzelf te danken. Spinoza heeft het gemunt op de ‘uitverkiezing’. Van dit belangrijkste verwijt aan de joden kun je onmogelijk zeggen dat het ‘eigenlijk voor de christenen bedoeld’ is.
– Een ‘filosofische religie’ is iets wat Stein graag zou willen. Bij Spinoza bestaat zoiets niet. Als filosoof is Spinoza atheïst. Omdat hij dat zelf ook heel goed weet camoufleert hij het. Pas in de Romantiek wordt Spinoza tot ‘religieus denker’ getransformeerd.
Maar het belangrijkste punt (ook voor Spinoza zelf) is de ‘democratie’. Op dat punt toont Stein geen inzicht in wat het Theologisch-politiek tractaat wil zeggen. Spinoza oriënteert zich niet op Holland. Hij oriënteert zich op Mozes, die hij ziet door de bril van Hobbes, Machiavelli, Tacitus, enzovoort. Mozes wordt door Spinoza bewonderd als gewiekst machtspoliticus die raad weet met een onhandelbaar volk. Het lukt deze Mozes het volk ten behoeve van zijn eigen machtspositie te mobiliseren, en wel door dat volk slim te manipuleren. Het middel daartoe is de religie, die hier niets anders is dan mythe en verbeelding. Omdat Spinoza de bedoelde religie zelf voor onwaar houdt, kun je van ‘volksbedrog’ spreken. Eenmaal bedwelmd door de mythe schaart het volk zich ‘uit eigen beweging’ achter de Grote Leider. Het is deze gang van zaken die Spinoza ‘democratie’ noemt. Buitengewoon schrander heeft Spinoza geanalyseerd hoe dit werkt. Wij weten intussen dat de praktijk die Spinoza voorstaat inderdaad goed werkt. We spreken dan van ‘gelijkschakeling’ en ‘fascisme’, – niets bijzonders, zakelijke aanduidingen, geen scheldwoorden. Ook heden is dit alles her en der in de wereld aan de orde, zoals iedereen in de krant kan lezen. Spinoza was zijn tijd ver vooruit.
Victor Kal en ik zijn het zoals ik al boven schreef deels eens, deels oneens. Spinoza is inderdaad geen modern denker. Dat maakt hem juist interessant. Maar hij is geen (proto)fascist. Victor Kal tracht Spinoza toch tot een fascist te maken door 1) de historische context te veronachtzamen en 2) citaten waarin Spinoza het omgekeerde stelt van wat Kal hem verwijt (Spinoza keert zich expliciet tegen de monarchie en tegen de mythe van een door God aangesteld leider en hij stelt keer op keer niets belangrijker te vinden dan de kennis en liefde van God) te negeren of te interpreteren als ‘list’. Op zo’n manier kun je iedereen natuurlijk van van alles betichten. Spinoza noemt de Bijbelse religie inderdaad onwaar, maar tegelijkertijd is het voor hem een manier om tot “het heil” te geraken. Spinoza ontzegt religie niet iedere vorm van autonomie, maar geeft de staat het laatste woord in het bepalen van de uiterlijke religie en de grenzen daarvan. De innerlijke religie – hoe men denkt over God – blijft een zaak van het autonome individu. Kal ziet Spinoza als een atheïst, vanuit zijn eigen opvatting van religiositeit. Spinoza zag zichzelf – getuige zijn werken en brieven – echter geenszins als een atheïst maar als iemand die de kennis en liefde van God beschouwt als het hoogste goed. We kunnen in zijn denken veel overeenkomsten vinden met andere Joodse denkers en stromingen, zoals Maimonides, Crescas en de kabbala. Wat betreft Spinoza’s gecompliceerde relatie tot het jodendom verwijs ik naar het begin van mijn lezing over omgaan met onzekere tijden (een link daar naartoe staat aan het begin van mijn reactie). Over Spinoza’s opvatting van democratie verschillen Kal en ik van mening. Dat mag in een vrij land, en dat mag ook volgens Spinoza. Tot slot denk ik dat mensen er het verstandigst aan doen om Spinoza zelf te lezen om tot een eigen oordeel in deze te komen.