Meir Friedmann, een chassied uitgedaagd door de verlichting

kleurrijk schilderij van Wees bal

Naar aanleiding van een recent gevonden foto belicht Alfred Edelstein leven en werken van zijn betovergrootvader de Talmoedgeleerde Meir Friedmann (1831 – 1908). Zoon van de Oostenrijk-Hongaarse dubbelmonarchie, docent aan het Beth Hamidrash en zionist.

De kleine Meir Friedmann moet een bijdehand kereltje zijn geweest: “Op driejarige leeftijd kan hij het Sjema en het tafelgebed zeggen; op zijn vijfde kan hij lezen en schrijven, uiteraard alleen Hebreeuws, maar hij spreekt Jiddisch, Slowaaks en Hongaars en kent de hele sidoer al uit zijn hoofd”. 
Aldus de niet geheel objectieve beschrijving door zijn zoon Joab Friedmann in een herdenkingsboekje.

Haskalah

Nieuwsgierigheid kenmerkt Meirs bestaan en zal hem op 27-jarige leeftijd als chassied naar Wenen brengen. Wonderlijk genoeg niet om de Weense orthodoxie te dienen, maar omdat hij zich uitgedaagd voelt door de Haskalah, de verlichting. Hij arriveert daar precies op het juiste moment. De stad geeft hem het privilege om al zijn talenten in te zetten waarmee hij de Joodse religieuze wereld blijvend zal beïnvloeden.

Slowaaks dorp

In een Slowaaks dorp in het ruige gebergte van de Karpaten, een uithoek van het Oostenrijk-Hongaarse keizerrijk, drijft herbergier Jeremiah Friedmann, de vader van de latere rabbijn, een eenvoudige brandewijnstokerij. Zijn klanten zijn Slowaakse boeren en houthakkers. Mondjesmaat dringt de moderniteit door tot het afgelegen gehucht. Op een dag keert vader terug van de markt en vertelt zijn gezin in vervoering dat een goochelaar kleine stokjes over een muur had gewreven en dat deze vlam vatte. De lucifer is uitgevonden!

Meir Friedmann met de opa en oudtante van de auteur.

Extreme nationalisten

Naast geldzorgen kampen de Friedmannen met genoeg sores, de streek is regelmatig het toneel van doortrekkende troepen van de Honvéd, gewapende Hongaren die het gezag van de keizer bestrijden. Deze extreme nationalisten hebben weinig goeds in petto voor de Joodse inwoners. Van hun schamele inkomen onderhouden Jeremiah en zijn vrouw Sarah hun zeven kinderen. Om financiële redenen brengen ze de jonge Meir onder bij oom Lissauer in een naburig stadje. 

Ungvar of Amerika

Vanaf zijn dertiende studeert Meir aan de jesjiva van zijn familielid Meir Asch in Ungvar, nu Ushgorod, Oekraïne. Het leren gaat hem gemakkelijk af, maar eenmaal afgestudeerd vraagt hij zich af hoe hij moet overleven in zijn straatarme geboorteregio. Zijn zusje Perl is inmiddels getrouwd met ene Chaim Levkovitz die haar meeneemt naar een hoopvolle toekomst in Amerika. 

Dat lijkt Meir ook wel wat, maar hij besluit uiteindelijk dat zijn bestemming Erets Israël is en bereidt zijn Aliyah voor. Hij verhuist naar het Hongaarse Miskolc waar hij heen en weer geslingerd wordt tussen chassidisme, Haskalah en Talmoedstudie. Hij wordt boer en trouwt, maar zijn geluk is van korte duur als zijn vrouw overlijdt. Verder is het iedere dag sappelen en hij probeert een nieuwe broodwinning als rondreizende maggied (leraar, voorganger). Maar er is hoop.

Explosie van creativiteit en wetenschap

Inmiddels trekt Wenen aan de jonge rabbijn. Hij is zeer geïnteresseerd geraakt in de opwindende (religieuze) ontwikkeling in de hoofdstad. Het is niet voor het eerst dat plattelands Joden naar een wereldse omgeving verhuizen – denk aan Moskou en New York – waarna een explosie van creativiteit en wetenschap het gevolg is. 

Meir zal hieraan volop bijdragen. Allesbepalend is de ontmoeting met de Weense rabbijn Adolf Jellinek. De toename van orthodoxe Joden in Wenen, vooral uit Galicië en Slowakije, wordt met argusogen bekeken door de Duitstalige autochtone Joden. Om de eenheid te bewaren, sluiten de liberale rabbijn Adolf Jellinek en zijn orthodoxe collega Salomon Spitzer een compromis. 

Beth HaMidrash

De gebeden die de Reformjoden als ouderwets beschouwen moeten voortaan in stilte worden uitgesproken en in ruil daarvoor verhuizen de orgels van de liberalen naar de vuilstort. In 1863 ontstaat het Beth Hamidrash. Hoewel de naam een orthodox leerhuis suggereert, richt het nieuwe instituut zich op vrij onderzoek en onderwijs. Door Jellinek aangesteld, is Meir de eerste docent. Hij zet in op het overbruggen van de verschillen in de gespleten gemeenschap, onderwijst en wordt bekend door zijn studies en aggadot (lezingen). 

Friedmann ontvangt zelfs de titel Mara De Aggadeta (meesterverteller). Veel van de commentaren en interpretaties van latere Talmoedgeleerden vinden hun oorsprong in Friedmanns werk. Hij ziet “de Talmoed als fundament van het Jodendom en wie deze negeert, verlaat het leven”. 

Op het hoogtepunt van de Haskalah, de Joodse verlichting, roept hij op tot traditioneel onderwijs en maakt plannen voor stichting van Joodse middelbare scholen en universiteiten. Hij is actief zionist en vestigt de Vereniging voor de Verspreiding van de Hebreeuwse Taal.

Sifré, de eerste publicatie van de Beth Hamidrash.

Ish Shalom, man van vrede

Meir Friedmann is bezeten van zijn roeping. Onder zijn pseudoniem Ish Shalom, Man van vrede, publiceert hij talloze boeken. Hij trouwt met Eleonore Schneeberger (1842 – 1923) uit Bratislava met wie hij acht kinderen krijgt. De rabbijn eist van zichzelf een ijzeren discipline en gunt zich en zijn naasten decennialang geen pleziertjes, zelfs de bar mitswa van zijn geliefde kleinzoon laat hij aan zich voorbijgaan om de voortgang van zijn onderzoek niet in gevaar te brengen. 

Vrouwen en eredienst

Zijn strikt orthodoxe levensstijl behoudt hij altijd, maar tegelijk strijdt hij voor de vooruitgang. Zo publiceert hij onder meer een pleidooi voor de deelname van vrouwen aan de eredienst. 

In 1908 stierf Meir Friedmann in het harnas, werkend aan een nieuwe publicatie.

Rabbijn Meir Friedmann kwam voort uit het gewone volk en was zijn tijd ver vooruit. Volgens sommigen in de Joodse wereld is hij dit anno 2023 nog steeds.


Enkele publicaties van rabbijn Meir Friedmann:

Sifré,1864
Meghilta, 1870
Eshet Chayil, commentaar op Spreuken, 1878
Presikta Rabbati, 1880
Seder Eliahun rabba, 1902
Waren die Ebräer ursprünglich ein ackerbau treibender ode ein Nomadenstamm, 1878
Mitwirkung von Frauen beim Gottesdienst, ca. 1890


 cover: fragment uit schilderij van keizerlijk bal in Wenen

Over Alfred Edelstein 6 Artikelen
Alfred Edelstein is eindredacteur van de Joodse Programmering van de EO. Deze redactie ontstond in 2016 na de opheffing van de kleine levensbeschouwelijke omroepen door het Kabinet Rutte II, waaronder de Joodse Omroep. Eind jaren zeventig begonnen als radioverslaggever, bereikte hij o.m. via een journalistieke post op het Haagse Binnenhof in 1992 de wereld van de documentaires.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*