In alle eerlijkheid vind ik Shemini Atzeret er wat ongemakkelijk bijzitten als je kijkt naar de kalender van Tisjri: nauw ingelijfd tussen Simchat Tora en Soekot zie je de feestdag (‘de achtste dag’) al snel over het hoofd. Zelfs in de stukken Tora die we lezen lijkt Shemini Atzeret een bijzaak.
Devariem 14:22-16:17, het eerste en langste stuk, betreft voornamelijk de procedures van de drie oogstfeesten en eindigt met Soekot. Daarna lezen we in een paar verzen van Bemidbar 29:35-30:01 over Shemini Atzeret en de bijbehorende offers.
Een geografische en spirituele terugkeer
Hoe moeten we deze extra feestdag begrijpen, die zowel ‘de achtste dag van Soekot’ wordt genoemd als een feest op zich? Misschien kan het helpen om de feestdag te begrijpen vanuit een van de centrale thema’s van het jodendom: de terugkeer (’tesjoewa’).
Deze terugkeer valt zowel geografisch als spiritueel op te vatten. Aan de ene kant is er de terugkeer naar het beloofde land, de tocht door de woestijn die we vorige week herdachten door in soeka’s te eten. Maar er is ook de tesjoewa in religieus opzicht, de terugkeer naar het geloof door tot inkeer te komen in de dagen tussen Rosj Hasjana en Jom Kippoer.
Als je erover nadenkt, is de soeka nogal dubbelzinnig. Oorspronkelijk werd het gebruikt in het Heilige Land om het Joodse volk tijdens de oogstfeesten te herinneren aan haar ballingschap. Na de verwoesting van de Tweede Tempel verwees de soeka juist naar de tijd waarin het Joodse volk in het Heilige Land woonde, waarin het nog oogstfeesten kon houden en offers kon brengen in de Tweede Tempel.
De soeka benadrukt zowel de gevaren van migratie als de geplukte vruchten van het beloofde land.
Het onontgonnen volk
Wat valt er nu nog te oogsten? Mitswot, volgens sommigen.
Bij gebrek aan beter is het joodse volk zelf het terrein geworden dat jaar in jaar uit aangebroken, bebouwd, onderhouden en uiteindelijk geoogst moet worden. Dat oogsten gebeurt in de periode tussen Rosh Hasjana en Jom Kipoer, waarbij men goede en slechte daden als kaf en koren van elkaar dient te scheiden. Daarna het oogstfeest, dat zeven dagen duurt, waarin we voldaan achterom kijken en genieten van onze vruchten.
‘En op de achtste dag zullen jullie atzeret houden’ (Bemidbar 29:35). Atzeret komt van atzor, wat zoiets als ‘achterhouden’ betekent volgens Rashi. Het is de dag waarop het gefeest van Soekot voorbij is, maar waarbij God het Joodse volk smeekt om nog één dag te blijven voor we weer vertrekken, aldus Rashi. Het onderstreept de nabijheid tussen het joodse volk en God, iets wat de kabbalist Yitzchak Loeria nog dikker aanzet door atzeret te vertalen als ‘opname’: de achtste dag waarin het joodse volk wordt opgenomen in Gods rijk.
Gloriewolken
De soeka staat onder andere voor de gloriewolken waarmee God het volk in de woestijn zou hebben beschermd. We bevinden ons dus symbolisch in de wolken als we op Sjemini Atseret in de soeka eten.
Nog meer dan op Soekot dient men te feesten op Sjemini Atseret, net als op Simchat Tora. Het zijn namelijk nog de eerste dagen van het jaar, na het oogsten en voor het ploegen, de grond ligt er nog braak bij, wij ongeschonden. Er wordt gebeden voor regen, zodat we kunnen bloeien als nooit tevoren.
Opschorten
In die zin zou je atzeret ook kunnen vertalen met ‘opschorten’: een dag tussen twee jaargetijden in, waarin het werk even wordt stilgelegd en we nog een poosje mogen genieten van onze nabijheid tot de hemel, alvorens de soeka te ontmantelen en terug te keren naar een jaar vol feilbaarheid, misstappen en vergissingen.
Geef als eerste een reactie