“De zogenaamde harmonie tussen de moslims en Joden in de Islamitische wereld was als de harmonie tussen een ruiter en zijn paard,” zo vertelt de 87-jarige Raphael Israeli aan filmmaker Marcel Prins.
Voorjaar 2022 interviewde Prins Raphael Israeli over zijn jeugd in Marokko, het Arabische land met de grootste Joodse gemeenschap¹. Jona van der Schelde werkte het interview uit tot dit verhaal over de aliyah van Raphaël en zijn familie.
Gouden tijdperk Sefardisch Jodendom
Ruiter en paard kunnen samen prachtig galopperen, maar het feit is dat de een bovenop de ander zit. Ik groeide op in Fez. Deze stad was tijdens het gouden tijdperk van het Sefardische Jodendom een cultureel en intellectueel centrum met de grootste Joodse gemeenschap van Marokko. We leefden in Fez samen met de Islamitische meerderheid.
Deze welvarende en relatief harmonieuze tijd kwam tot een eind toen de radicale Almohad-dynastie de macht greep in de twaalfde eeuw. In de daaropvolgende eeuwen hadden Joden het in Fez niet makkelijk, ze hadden een minderwaardige status als dhimmi’s² en waren vaak afhankelijk van de grillen van de Islamitische regering. Toen ik opgroeide viel Marokko echter onder Frans bewind. Officieel waren we geen dhimmi’s meer, maar in werkelijkheid was het duidelijk dat we niet gelijk waren.
Het kalifaat van de Almohaden, een Berberse moslimdynastie die zich in de 12de en 13de eeuw uitstrekte over Noord-Afrika tot aan Libië en Zuid-Spanje, later opgevolgd door andere dynastieën die gezamenlijk de westelijke Islamwereld vormen.
Onhygiënische mellah
Wij leefden gesegregeerd van de moslims, op een kluitje in de onhygiënische mellah.³ Mijn vader had twee kruidenierswinkels, eentje dicht bij de mellah en eentje in het Franstalige gedeelte van de stad. Mijn opa had een winkel in het Islamitische deel van de stad. Hij kwam vaak bebloed thuis omdat hij op zijn terugweg naar zijn huis in de mellah in elkaar was geslagen.
We leefden continu in angst. Mijn moeder deed bijvoorbeeld altijd gauw de deur op slot als ze hoorde dat er iemand de trap op rende naar ons appartement. Ze had de Tritel⁴ meegemaakt, een grote pogrom in de stad in 1912. Sindsdien was ze zich maar al te bewust dat het gevaar altijd op de deur kon kloppen.
Vernederd door Arabieren
Ook ik leerde dat ik als Jood altijd gevaar liep. Als jonge jongen ging ik vaak met vrienden picknicken aan de rand van de rivier, niet ver van de mellah. We wisten dat we op de terugweg opgewacht zouden worden door Arabieren met grote stukken hout of flessen om ons mee van onze fietsen te slaan. Die vernedering kan ik me nog goed herinneren. We gingen gewoon picknicken, waar hadden we die vijandigheid aan verdiend?
Ik voelde me vaak alsof ik op de bodem van een put leefde, en net een klein stukje van de blauwe lucht kon zien – dat was mijn gehele universum. Ik wist dat er meer moest zijn, ik wilde ontsnappen uit die put.
Het omslagpunt kwam toen ik op een dag naar de bioscoop ging met een paar vrienden. De staat Israël was kort daarvoor uitgeroepen. Voor de film begon, werden er altijd nieuwsberichten uitgezonden, actualités zoals de Fransen zeggen. Er werd iets getoond over de stichting van Israël en we zagen de vlag met davidster. In onze opwinding en naïviteit begonnen we te applaudisseren. Ineens ging het licht in de zaal aan en de beelden werden stilgezet. Het merendeel van het publiek was moslim. Ze kwamen op ons af en begonnen op ons in te slaan. We zijn huilend naar huis gerend.
Raphael Israeli op 13-jarige leeftijd en in 2022 als 87-jarige (foto Marcel Prins)
Pas dertien jaar oud
M’n vader vroeg me of ik gek was geworden toen ik hem vertelde wat er was gebeurd. Ik moest beseffen waar ik was, zei hij. Ik mocht best opwinding voelen bij de vlag, maar dat kon ik niet laten zien in het openbaar. Dat incident was voor mij de laatste druppel, bovenop alle jaren van angst en waakzaamheid. Ik besloot om weg te gaan. Ik was pas dertien jaar oud, maar ik voelde dat, als ik wilde klappen voor een vlag (die ik nog nooit had gezien), ik hoorde te zijn waar die vlag is.
Mijn ouders moesten er niks van weten. Ik ben toen gaan praten met de opperrabbijn van Marokko, Monsonego. Hij begreep het en heeft mijn vader op het hart gedrukt om me te laten gaan. Als een soort compromis spraken we af dat ik een jaar zou gaan om het uit te proberen. Het was niet makkelijk om op die leeftijd alleen te vertrekken zonder broers en zussen of mijn ouders, maar het was tegelijkertijd een groot avontuur en ik wist dat ik er goed aan deed.
Fransen zullen vertrekken
Mijn oma woonde toen al in Israël en ik kon altijd bij haar langskomen, ze was een geweldige vrouw. Toen mijn vader me na een jaar kwam ophalen, weigerde ik terug te gaan. ‘Kijk wat er gebeurt in de wereld,’ zei ik tegen hem, ‘overal worden landen onafhankelijk. Ook de Fransen zullen op een dag Marokko verlaten. Zorg dat je vertrekt nu je nog toegang tot je geld en bezittingen hebt.’ Mijn vader zei dat ik nog maar een kind was en er niks van begreep, de Fransen zouden nooit weg gaan.
Moeder met de kleintjes
Een aantal van mijn broers had ik letterlijk aangestoken met mijn vertrek en kwamen me achterna. Toen mijn moeder zag dat de kinderen vertrokken volgde ze snel met de kleintjes. Mijn vader bleef tot het te laat was en hij alles – het huis, de zaak – moest achterlaten. Verkopen ging niet meer, dan was hij ongetwijfeld gearresteerd. Uiteindelijk is hij de grens met Algerije over gesmokkeld en van daar naar Israël gekomen. Ik was inmiddels 21, en officier in het leger. Mijn vader was apetrots. Ondanks dat hij met lege handen vertrok uit Marokko is het hem gelukt om in Israël een nieuwe zaak te beginnen en een nieuw leven op te bouwen. Hij is me altijd blijven prijzen voor het besluit dat ik op mijn dertiende heb genomen.
Wij jongeren accepteerden het niet
Het was mijn rebelse instinct. De generatie van onze ouders zagen de onderdrukking en de onvrijheid simpelweg als Gods wil, maar wij jongeren accepteerden dat niet. Er wordt vaak gezegd dat de Marokkaanse koning de Joden beschermde. Ik heb het idee van bescherming altijd belachelijk gevonden. Ik wil gewoon gelijke rechten, niet anders behandeld worden dan de rest.
Toen ik in Israël kwam, verwezenlijkte ik die droom. Tien jaar heb ik carrière gemaakt in het leger. Het voelde erg goed om bij te kunnen dragen aan het voortbestaan van ons land. Toen ik dertig werd, kwam ik tot de conclusie dat ik de academische wereld in wilde. Ik ben professor Midden-Oosterse, Islamitische en Chinese geschiedenis geworden. De grootste prestatie van dit land is dat het dat vertrapte Joodse volk weer trots en eer heeft teruggegeven.
Professor, ik?
Nog steeds voelt het echter vreemd als een student me professor noemt. Hij kan onmogelijk mij bedoelen, denk ik dan. De vernedering van de eerste dertien jaar van m’n leven heb ik op zo’n manier geïnternaliseerd dat ik niet kan geloven dat ik professor Israeli ben. Ik wil dat iedereen me gewoon Rafi noemt.
¹ In Marokko woonden tot rond 1948 ruim 250.000 Joden. Ook vandaag de dag is het nog het Arabische land met het grootste aantal Joden, al zijn dat er nog maar zo’n tweeduizend (waaronder André Azoulay, adviseur van de koning). Bijna een miljoen Israëli’s hebben Marokkaanse roots.
² In de Islamitische wereld waren Joden eeuwenlang dhimmi’s – een getolereerde meerderheid die wel een speciale belasting (djizya) moest betalen en een ongelijke status had in het rechtssysteem.
³ De mellah was een in de 14e eeuw gecreëerd Joods getto in Fez. Later werden ook in steden als Marrakech mellahs gecreëerd.
⁴ In 1912 werd het Franse protectoraat in Marokko afgekondigd. Rellen braken uit waarbij naast 600 moslims ook 42 Joden om het leven kwamen.
cover tekening Onno van der Wal
Dit is het laatste deel uit de serie Uittocht.
Eerdere afleveringen:
1 Shaul Nakash vluchtte vanuit Aleppo naar kibboets Kfar Giladi
2 Liliana Seror vertelt over het Joodse leven in Libië en vlucht naar Israël
3 Hoe Yehuda Amir Jemen ontvluchtte naar Israël
4 Edy Mor over de pogroms in Irak en zijn vlucht naar Israël
5 Levana Zamir over haar leven en vlucht uit Egypte
6 Shimon Sasson over de verjaging van Joden uit Aden, Jemen
7 In Bagdad werd Liliane Fatma genoemd en haar neef Muhammad
N.a.v. serie de Uittocht’, aflevering 8 over vertrek uit Marokko.
Alsof de geschiedenis zich herhaalt: 5 december j.l. zie ik in een uitzending van Eva Jinek, ‘Ozcan Akyol en een vader en dochter van Marokkaans-Nederlandse achtergrond (Samad en Safae), beiden geboren in Nederland. Ze vertellen over hun teleurstelling en ontmoediging nu de Nederlandse politiek praat over het invoeren van speciale wetten voor Nederlanders met een dubbele nationaliteit, in reactie op de gewelddadigheden in Amsterdam.
De vader verwoordt het treffend: het lijkt alsof er twee soorten Nederlanders zijn, gewone en een ‘light’ versie. Voor die laatste gelden andere wetten, rechten en plichten. Ik moest denken aan de geschiedenis van Joden in veel landen, en in het Midden-Oosten, en stuitte toen per abuis op dit online kanaal en aflevering 8 van de Uittocht over vertrek van Joden uit Marokko. Ook benoemen vader en dochter dat als het echt erg wordt, dat ze moeten overwegen te vertrekken, maar Nederland is hun thuis, en ze hebben geen ander thuis.
Ik ben geraakt door de parallellen.
Tijd voor een evenwichtig gesprek hierover?