Marcel Prins interviewde voorjaar 2022 Lily Shor over haar jeugd in Bagdad en vlucht naar Israël na de Zesdaagse Oorlog. Jona van der Schelde werkte het interview uit tot dit verhaal over opoffering, angst en verlossing.
Lily Shor vertelt:
Wij wisten niet dat zo ongeveer de gehele familie van mijn vader en de halve familie van mijn moeder in Israël was. Het was gevaarlijk om daarover te praten, om überhaupt het woord ‘Israël’ te noemen. Dus verzwegen mijn ouders dat voor ons. Ik ben geboren in 1957, in die tijd waren de meeste Iraakse Joden al gevlucht. Zeker eind jaren veertig, een aantal jaar na de Farhud en rondom de stichting van de staat Israël, gingen Iraakse Joden massaal op aliyah¹.
Veel van mijn familie dus ook, maar daar had ik geen weet van. Mijn vader offerde zich in feite op; hij bleef achter omdat hij wilde proberen om de familiebezittingen en zijn zaak te redden. Hij was een textielkoopman. Hij importeerde en verkocht stoffen uit Japan en andere verre oorden. Zijn opbrengsten gingen voor een groot deel naar onze familie in Israël, die daar de eerste jaren in erbarmelijke omstandigheden leefden in tentenkampen. Via een derde persoon zond hij ze geld en pakketjes en hielp hij ze zo goed en kwaad als het kon.
Graftombe profeet Ezekiel
Als kind was ik gelukkig in Bagdad, de situatie was lange tijd betrekkelijk goed. We maakten veel tripjes door het land naar Joodse bedevaartsoorden. Zo zagen we de graftombe van de profeet Ezekiel en picknickten we aan de rivier met zicht op de ruïnes van het oude Babylon². Vanaf de militaire staatsgreep in 1963 werd de leefsituatie voor Joden echter steeds problematischer.
We waren sowieso altijd op onze hoede om niet in het openbaar als Joods aangemerkt te worden. Als we bijvoorbeeld naar een park gingen of naar de bioscoop, dan spraken we in het Islamitische- in plaats van het Joods-Arabische dialect. Ook droegen we namen van moslims. Mijn naam, Lily of eigenlijk Liliane, klinkt buitenlands en viel daarom te veel op. Dus was ik op straat Fatma en mijn neef werd Muhammad genoemd. Voor ons was het een soort spelletje, maar we waren ons bewust van de ernst van de gevolgen als het mis zou gaan.
Mix van culturen
Op straat hielden we onze identiteit dus altijd geheim. Op school was het een stuk veiliger. Het was een Joodse school, maar er zaten ook niet-Joodse kinderen op, die ingeschreven werden door hun ouders vanwege het hoge niveau van het onderwijs. Dus hadden we ook Islamitische, christelijke en Armeense vrienden, kinderen uit gegoede milieus. Die mix van culturen ging op school prima samen.
Anti-Joodse wetten
Er waren in die tijd allerlei specifiek anti-Joodse wetten. We mochten geen paspoorten hebben, onze bezittingen niet verkopen en hadden een lagere status in het rechtssysteem. Het echte omslagpunt kwam in 1967, toen de Zesdaagse Oorlog plaatsvond tussen Israël en de omringende Arabische landen. Ook Irak deed mee. Israël won deze oorlog en de troepen keerden verslagen terug. Vanaf dat moment begon de Ba’ath Partij van Saddam Hoessein Joden te beschuldigen van ‘Zionistische spionage’ en op te sluiten. Zowel mannen als vrouwen werden zonder proces in de gevangenis gegooid.
Ontsnapt
Door de demonstraties en diplomatieke interventies van Israël en andere landen zijn er waarschijnlijk veel Joden ontsnapt aan het noodlot. Zo is mijn vader ook op miraculeuze wijze vrijgekomen nadat hij was opgepakt. Anderen hebben dit geluk niet gehad. Velen zijn gemarteld en vermoord in de gevangenis. In 1969 werden er negen Joden opgehangen midden op het Tahrirplein in Bagdad. Ze zouden spionnen zijn geweest.
Later bleken al deze beschuldigingen ongegrond, het bewijs was gefabriceerd door hooggeplaatste officieren van Ba’ath³. Als kinderen werden deze dingen niet direct aan ons verteld, maar natuurlijk kregen we wel gesprekken van onze ouders mee of we hoorden van vrienden op school wier familieleden bijvoorbeeld gevangen waren genomen en gemarteld. De akeligste dingen gebeurden in onze omgeving. Een vriendin van onze familie was aldoor bezig met haar man vrij te krijgen uit de gevangenis. Ze probeerden de officieren meermaals om te kopen. Uiteindelijk vertelden ze haar dat hij ontsnapt was en gevlucht naar Israël.
Doodsbang bestaan
Er stond zelfs een advertentie in de krant dat hij gezocht werd. In werkelijkheid werd hij echter vermoord in de gevangenis. Dat zijn de verhalen waar wij als kinderen mee werden geconfronteerd. Een doodsbang bestaan was het.
In 1970 kregen we bericht dat het een Jood was gelukt om via het noorden van Irak, Koerdisch gebied, de grens over te steken naar Iran. Iran had in die tijd goede banden met Israël; de Sjah was de Joden goed gezind.
Ambassade in Teheran
Zodoende was er een Israëlische ambassade en Israëlische bedrijven opereerden ook in Teheran. In die periode van ongeveer anderhalf jaar wist de meerderheid van de overgebleven Joodse gemeenschap in Irak naar Iran te ontsnappen. Het ging allemaal in het geheim. Het kwam regelmatig voor dat er in de klas een leerling ontbrak. We wisten dan niet of diegene gevlucht was of gewoon een dagje ziek, maar we waren altijd discreet omdat we het gevaar van openlijk praten over dit soort dingen maar al te goed kende.
Ook mijn ouders wilden natuurlijk weg. Mijn grootouders die nog in Irak woonden waren te oud om in het geheim te vluchten. Dus wachten we, totdat zij een paspoort kregen. Uiteindelijk kwam dat moment ook, toen mijn grootvader een medische behandeling nodig had. Mijn oma mocht met hem mee. Toen zij vertrokken, konden wij onze vlucht op touw zetten.
Eén koffer voor zes mensen
Een maand of twee later kregen we daadwerkelijk het groene licht van onze contactpersoon. Het moest allemaal heel snel gebeuren. We hebben simpelweg de deur achter ons dichtgetrokken en alles achtergelaten. Eén koffer namen we slechts mee voor zes mensen. Geen foto’s, geen aandenkens, geen documentatie. Op die manier zouden we altijd kunnen beweren dat we op vakantie gingen naar Noord-Irak als we gepakt zouden worden. Uiteindelijk stapten we de trein uit in het noorden en daar namen we een taxi. We gaven de chauffeur het wachtwoord, ontmoetten onze contactpersoon en reden de grens over.
In Teheran waren er in die tijd heel veel Iraakse Joden, het was immers al een jaar sinds de vluchtroute naar Iran geopend was. Er waren twee hotels in de stad waar de meeste vluchtelingen verbleven. Elke nacht weer keken zij vol verwachting – wie zou er nu komen? Wie was het gelukt om te ontsnappen?
Veel familie in Israël
Via de mensen in de hotels kwamen we in contact met Israëli’s die voor de immigratiedienst werkten. Via hen werd de verbinding gemaakt tussen mijn ouders en hun familieleden in Israël. Het was aangrijpend voor ons om met onze grootouders van moeders kant te spreken waar we recentelijk afscheid van hadden genomen. Nog emotioneler was het voor mijn vader om zijn familieleden aan de telefoon te hebben die hij al twintig jaar niet had gezien of gesproken. Opeens kwamen wij als kinderen er dus achter dat we nog familie hadden in Israël – grootouders, ooms en tantes, neefjes en nichtjes. Dat was een openbaring.
Vrij kunnen zijn als Joden
We landden in Israël en kregen er een nieuwe familie bij, maar ook een nieuw leven. Een leven in veiligheid en gelijkheid. Zonder de constante angst die we in Irak voelden, waar de regering ons niet beschermde, maar tot op het bot vernederde en onderdrukte. Voor de Iraakse Joden was en is het dus zeer betekenisvol om in een democratie te leven waar we vrij kunnen zijn als Joden en kunnen bijdragen aan een samenleving die als de onze voelt.
¹ Bagdad had tot de jaren veertig een aanzienlijke Joodse gemeenschap, wel 40% van de bevolking van de stad was Joods. De Farhud was een pogrom in Irak in 1941, deels geïnspireerd door Nazistische propaganda, waarbij zo’n 200 Joden werden vermoord en talloze Joodse winkels werden vernietigd. Toch maakten de meeste Iraakse Joden pas aliyah tussen 1949 en 1952 (75%, ofwel 120.000 mensen) toen de anti-Joodse wetten het leven voor velen onmogelijk maakten. In de jaren zestig, waarin Lily opgroeide, waren er nog maar zo’n vijfduizend Joden over in Irak. Zie ook het artikel waarin Edy Mor vertelt over de Farhud in De Vrijdagavond.
² Babylon, in de Bijbel ook wel Babel genoemd, is een oude stad waar de Joden 2600 jaar geleden in ballingschap kwamen te leven. Sindsdien zijn er altijd Joden geweest in het gebied dat nu Irak heet. Vandaag zijn er nog maar een handvol Joden over.
³ Zeventien personen werden opgepakt (waarvan twaalf Joden) omdat ze lid zouden zijn van een Amerikaans-Israëlisch spionnennetwerk. Irakezen werden uitgenodigd om het ‘festijn’ mee te maken en 500.000 kwamen naar verluidt ook opdagen toen veertien van de zeventien werden opgehangen op het plein in het centrum van Bagdad. Er kwam veel kritiek vanuit de internationale gemeenschap, waardoor de Iraakse overheid leerde om executies niet meer in het openbaar uit te voeren.
Serie Uittocht
over de verjaging van de Joden uit Noord-Afrika en de Arabische wereld
1 Shaul Nakash vluchtte vanuit Aleppo naar kibboets Kfar Giladi
2 Liliana Seror vertelt over het Joodse leven in Libië en vlucht naar Israël
3 Hoe Yehuda Amir Jemen ontvluchtte naar Israël
4 Edy Mor over de pogroms in Irak en zijn vlucht naar Israël
5 Levana Zamir over haar leven en vlucht uit Egypte
6 Shimon Sasson over de verjaging van Joden uit Aden, Jemen
cover tekening Onno van der Wal
Geef als eerste een reactie