Ki Tavo

beeldmerk Parasja

Het is een bizar fenomeen, dat hele boek Devarim. De eerste boeken van de Chumash nemen jaren, soms generaties in een paar woorden in beslag, en hier worden we opeens geconfronteerd met een boek dat een maand beslaat – de laatste maand van het leven van Mozes – en waarin eigenlijk niet zoveel gebeurt: het is een beschrijving van een aantal lezingen die Mozes houdt waarin hij beschrijft hoe hij de geschiedenis ziet, en wat -volgens hem- de essentie is.

De wetten die in deze parshiot beschreven worden, zijn gericht op de praktijk. Immers: het Joodse volk staat op het punt het Heilige Land in te gaan en te veroveren, en veel van de 613 mitswes waren tot nu toe tamelijk theoretisch van aard. Maar nu wordt het echt.

Dat Mozes er zelf niet bij mag zijn, is tragisch. Het grootste gedeelte van zijn leven heeft hij geprobeerd van dat zooitje ongeregelde ex-tot-slaaf-gemaakten een volk te maken met eigen normen, waarden en wetten. Een volk dat verbonden is met een eigen grondgebied. Immers: het is de bedoeling dat je van de landopbrengst een offer brengt aan de tempel, en land (en een tempel) zijn daarvoor noodzakelijk.

Het is een chassidische les: om potentieel te bereiken, heb je een vehikel nodig. Je kan dingen willen, maar zonder actie, zonder een platform, zonder andere mensen gebeurt er niets. En tot nu toe, in de hele Torah tot nu toe, kon een groot aantal mitswot misschien wel uitgevoerd worden, maar ten eerste: een groot gedeelte ook niet, en ten tweede, alleen omdat het zo opgedragen was aan Mozes.

Tot deze week.

Deze week vertel Mozes dat er van de eerste opbrengsten van de boomvruchten naar de tempel gebracht moeten worden, en dat iedereen die dat doet een verklaring moet brengen. In de Statenvertaling:

5 Dan zult gij voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, betuigen en zeggen: Mijn vader was een bedorven Syriër, en hij toog af naar Egypte, en verkeerde aldaar als vreemdeling met weinig volks; maar hij werd aldaar tot een groot, machtig en menigvuldig volk.

6 Doch de Egyptenaars deden ons kwaad, en verdrukten ons, en legden ons een harden dienst op.

7 Toen riepen wij tot den HEERE, den God onzer vaderen; en de HEERE verhoorde onze stem en zag onze ellende aan, en onzen arbeid, en onze onderdrukking.

8 En de HEERE voerde ons uit Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door groten schrik, en door tekenen, en door wonderen.

Die tekst kennen we: het is één van de centrale teksten van de Hagada. De opdracht die Mozes hier geeft is om niet meer mitswes uit te voeren slechts omdat het moet, maar om zelf actief onderdeel te worden, en zélf het verhaal door te vertellen.

Leiderschap – in het Jodendom – betekent niet “het creëren van volgers” of “het hebben van goede ideeën en ervoor zorgen dat die uitgevoerd worden” maar het creëren van omstandigheden waarbinnen anderen ook leiders kunnen worden.

Voor een refua sheleima voor Yehuda ben Minny Chawa.

Over Robbert Baruch 24 Artikelen
Robbert Baruch (1967) studeerde Politieke Filosofie, Bestuurskunde en aan een yeshiva, maar maakte alleen de eerste studie af. Hij woont in Den Haag en werkt als lobbyist in de muzieksector.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*