‘Toen mijn piano was weggehaald, wist ik dat dit het einde was van ons leven in Caïro’. Levana Zamir over haar leven en vlucht uit Egypte

serie Uittocht #5

tekening Levana Zamir, huiszoeking

“Mijn vroege jeugd in Egypte was zorgeloos”, zo vertelt de 85-jarige Levana Zamir aan filmmaker Marcel Prins. Voorjaar 2022 interviewde Prins haar in Israël over wanneer die zorgeloosheid verdween en de daaropvolgende vlucht naar Israël via Frankrijk. Jona van der Schelde werkte het interview uit tot dit verhaal over Levana’s veerkrachtige familie.

Ik kom uit een rijke familie uit Caïro, had zes broers en was de enige dochter. Van mijn vaders kant waren we zo’n drie eeuwen in Egypte, daarvoor uit Spanje. Mijn moeders familie was al tweeduizend jaar in Egypte.¹ We waren welgestelde leden van de Egyptische bourgeoisie. Op school vormde ik een hecht drietal met mijn twee beste vriendinnen die ook van gegoede komaf waren, de een moslim, de ander christen. 

Het leven was comfortabel, we hadden thuis twee werksters en veel luxe. Het was het zogenaamde gouden tijdperk van de Joden in Egypte. Dat begon ongeveer toen Mohammed Ali Pasha begin negentiende eeuw Napoleon versloeg en de macht overnam. Hij had een droom dat Caïro het Parijs aan de Nijl zou worden en stelde dat alle drie de Abrahamitische religies vrij waren in Egypte. Later viel Egypte onder het Britse koloniale regime dat ook grotendeels gunstig gezind was over de Joodse bevolking.

Levana Zamir, foto Marcel Prins

Opgepakt en meegenomen

Op 14 mei 1948, de dag dat Israël de onafhankelijkheid uitriep, veranderde alles. ’s Nachts doorzochten tien politieagenten ons huis op iets dat zou bewijzen dat we Zionisten waren. 

Ze openden alle lades van alle kasten en sneden zelfs de matrassen open. Ook mijn ooms spullen werden doorzocht. Hij werd opgepakt en meegenomen naar de gevangenis, hoewel hij helemaal geen Zionist was. 

Anderhalf jaar verbleef hij zonder proces in de gevangenis. Ik was vervuld van angst toen ik dit hoorde. Ik vroeg mijn moeder ‘is dod Habib een crimineel?’ Ze probeerde me gerust te stellen en zei: ‘nee hij, hij is geen crimineel, ze hebben hem opgepakt omdat hij Joods is.’ Dit stelde me absoluut niet gerust, ik wist dat ook ik Joods ben en vreesde nu dat ik elk moment opgepakt kon worden. 

Vanaf die dag hadden we thuis geen werksters meer, waarschijnlijk waren ze afgeschrikt door het politiebezoek. Ook gingen we die zomer niet, zoals we altijd deden, op vakantie naar de kust van de Middellandse Zee. Ik begreep dat niks meer hetzelfde zou zijn.

Gewelddadige incidenten

Er waren gewelddadige incidenten. Stenen werden naar ons huis gegooid. Mijn broer werd in elkaar geslagen door een groepje Arabieren die pas stopten toen een vriend van mijn broer, ook een moslim, ze godzijdank stopte. Ik was tien jaar oud en zag om me heen hoe de wereld steeds vijandiger werd. Heel veel Joden werden opgepakt onder de verdenking dat ze Zionisten waren, de meesten waren dat niet maar de Egyptische regering was extreem vijandig sinds de verloren oorlog van 1948. 

Bovendien wilden ze gevangenen hebben om te kunnen uitwisselen met Egyptische krijgsgevangenen in Israël. Na anderhalf jaar kreeg mijn oom ineens te horen dat hij de gevangenis mocht verlaten, onder voorwaarde dat hij gelijk naar de haven in Alexandrië zou gaan om het land te verlaten. Bezittingen mocht hij niet meenemen.

Levana Zamir met haar moeder op het balkon van hun huis in Helwan, een zuidelijke voorstad van Caïro

Id fandalou

Tegen mijn vader zeiden ze id fandalou, wat zoiets betekent als ‘je bent welkom om te vertrekken’. Toen wisten we genoeg. We gingen niet meteen, omdat mijn vader ons het schooljaar af wilde laten maken. Op een dag kwam ik thuis en zag ik dat al onze bezittingen werden weggehaald, verkocht door de overheid. Toen ik mijn piano niet meer zag staan, begon ik te huilen. Ik wist dat dit het einde betekende van ons leven in Caïro. 

We voeren in het holst van de nacht weg uit Alexandrië. Dat was het lot van de meeste Egyptische Joden, een exit via de achterdeur na duizenden jaren in het land. We kwamen in het vluchtelingenkamp Grand Arenas in Marseille terecht. We waren met z’n negenen. Er was te weinig ruimte en veel honger. Elke dag kregen we ’s ochtends pap en ’s avonds soep. 

Elke nacht huilen

Voor mijn ouders was het een verschrikkelijke en vernederende tijd. Veel later hebben mijn broers en ik het dagboek gevonden van mijn moeder. Ze schreef daarin dat ze elke nacht in haar kussen huilde. Wij hebben dat nooit gezien, ze hield zich altijd sterk. Mijn vader ging onderdoor aan de nieuwe realiteit. Toen we na een paar maanden bericht kregen van het Joodse Agentschap dat we naar Israël konden komen, weigerde hij omdat hij in Frankrijk al werk had gevonden. Mijn moeder nam het heft in handen en overtuigde hem van het feit dat we aliyah moesten maken. In Israël zouden we tenminste niet voor ‘vieze Jood’ worden uitgemaakt, wat op straat in Marseille wel gebeurde. Nooit eerder had ik mijn moeder tegen mijn vader in horen gaan. In Egypte noemden ze haar steevast Madame Victor Vidal, naar mijn vaders naam, nooit haar eigen naam Esther.

Ma’abara

Zij heeft ons gered, de krachtige vrouw die ze was. Als ik foto’s van haar bekijk uit Egypte, ziet ze er altijd prachtig uit maar ze glimlacht niet. Toen we aankwamen in de ma’abara² zag ik haar opeens glimlachen. Ze was verheugd om in Israël te zijn. 

In de Ma’abara was het leven zwaar. Mijn vader werkte keihard in de bouw om een betere toekomst voor ons te bewerkstelligen. Ze noemden ons olim, maar we waren natuurlijk vluchtelingen. Israël is één groot vluchtelingenkamp. Toen we na een aantal jaar uit de Ma’abara konden verhuizen, kregen we de optie om naar Tiberias te gaan of naar een veel kleiner appartement in Tel Aviv. Mijn moeder drong aan op Tel Aviv omdat daar een universiteit was. Ze hamerde altijd op leren, leren en nog eens leren. 

Ma’abara, tekening Onno van der Wal

Terugkerende nachtmerrie

Ze spoorde me aan om te leren typen en zo kwam ik, ook dankzij mijn kennis van Frans, snel aan een baan. Mijn ouders herhaalden altijd toen we in de Ma’abara woonden dat het tijdelijk was dat we ons oude leven terug zouden krijgen. Het is erg moeilijk geweest, op emotioneel en economisch gebied, maar het is ons gelukt. 

De traumatische gebeurtenissen uit mijn jeugd hebben hun sporen nagelaten. Dertig jaar lang had ik een terugkerende droom: ik ben in onze oude buurt in Caïro met mijn vriendinnen. Ik wil met ze in het Frans of Arabisch praten, maar er komt alleen Hebreeuws uit. Er komt een groepje Arabieren op ons af en ik weet dat ik geen Hebreeuws moet spreken, dat ze me in de gevangenis zullen stoppen, maar het lukt me niet om Arabisch uit te brengen. Een doodenge nachtmerrie. 

Eliyahu Hanavi Synagoge in Alexandria, foto Moshirah, Wikimedia Commons, 2007

Chanoeka in Egypte

Nadat Israël en Egypte vrede sloten, ben ik met mijn man teruggegaan naar Egypte.³ Ik heb mijn roots daar gevonden. De mensen waren vriendelijk, ze begroetten ons met sjalom! Sindsdien is de nachtmerrie niet meer teruggekomen. Drie jaar geleden hebben we Chanoeka gevierd in de Grote Synagoge van Alexandrië met 180 Joden. Een prachtige herinnering. Ik hou van Egypte, ondanks alles. Maar ik ben blij dat ik Israeli ben. Onze staat is een wonder, dat niet voor lief moet worden genomen. Laten we bidden dat dit wonder voortduurt, voor onze kleinkinderen en hun kleinkinderen. 


¹ De vroege geschiedenis van de Israëlieten in Egypte is natuurlijk beschreven in de Bijbel. Ook hierna was Egypte een belangrijke plek in de diaspora. Al in derde eeuw voor de christelijke jaartelling was er een grote Joodse gemeenschap in Egypte. Later werd deze eeuwenoude gemeenschap vergezeld door geloofsgenoten die Spanje (onder meer Maimonides) en Oost-Europa ontvluchtten.

² Ma’abarot waren de opvangkampen die Israël in de jaren 50 opzette voor de opname van vluchtelingen, voornamelijk uit de Islamitische wereld. De omstandigheden waren vaak pover, mensen leefden dicht op elkaar in tenten met weinig voedsel en beperkte hygiëne.

³ In 1979 tekenden Israël en Egypte een vredesverdrag dat tot op de dag van vandaag nog in stand is. De Joodse gemeenschap in Egypte was op dat punt al bijna compleet verjaagd. Er wonen tegenwoordig nog maar drie Joden in Egypte, waar nog wel meerdere synagogen staan.  

cover en illustratie: Onno van der Wal

Serie Uittocht

Deze serie over de verjaging van Joden uit Noord-Afrika en de Arabische wereld is gebaseerd op de documentaire serie gemaakt door Marcel Prins die werd uitgezonden door de Joodse redactie van de EO.

De vorige artikelen in deze serie gedwongen uittocht in De Vrijdagavond:

1 Shaul Nakash vluchtte vanuit Aleppo naar kibboets Kfar Giladi

2 Liliana Seror vertelt over het Joodse leven in Libië en vlucht naar Israël

3 Hoe Yehuda Amir Jemen ontvluchtte naar Israël

4 Eddy Mor over de pogroms in Irak en zijn vlucht naar Israël

Over Jona van der Schelde 8 Artikelen
Jona studeerde linguïstiek aan de Universiteit van Amsterdam en de Bar Ilan Universiteit. Nu doceert hij Ivriet op Rosj Pina en is hij docent Engels in opleiding. Hij schrijf over Joodse talen voor de Times of Israel.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*