Volgens de familieoverlevering zou Heiman Cohen Catz (1754-1841) een duel hebben verloren waardoor hij zijn Duitse geboorteplaats Arolsen halsoverkop moest verlaten.
Hij vestigde zich in 1780 in het buurland te Nieuwe Pekela in een industrie- en turfwinningsgebied waar je goed kon verdienen. Heiman begon er een drogisterij en een uitgebreide koophandel, onder andere in specerijen. Hij maakte daarmee een maagbitter, dat zou helpen bij de vertering van vet eten.
Op zolder woog hij de hoeveelheden kruiden zorgvuldig af en die deed hij in een zakje in alcohol. Het rode aftreksel bevatte maar liefst 49% alcohol. Zijn zonen erfden het familierecept dat ze zorgvuldig geheim hielden.
Goed lopende zaken
Heiman en zijn oudste zoon Bernard (1789-1887) integreerden in het dorp en behoorden alras tot de welgestelden in Nieuwe Pekela. Zo droeg Bernards eerste vrouw Serlina Joosten van Leenen (1801-1834) het gouden oorijzer van de welgestelde Groningse vrouwen.
Aan de Joodse gemeente betaalden ze hoge bijdragen en Bernard werd penningmeester, ouderling en voorzitter van de kehilla. Dat de familie Catz tot de elite van de Groningse Joden hoorde, blijkt ook uit hun huwelijkspartners, die tot vooraanstaande Joodse families hoorden.
Heimans kleinzonen
Bernards zonen uit zijn eerste huwelijk, Israël (1823 – ca.1916) en Leon (1824 – ca.1916) vertrokken in 1857 naar Groningen en stichtten daar de handelsfirma NV Gebroeders Catz. Vanaf 1888 concentreerde deze firma zich op de geld-, wissel- en aandelenhandel, waarmee ze een internationale speler werden.
Hun halfbroer Salomon (1839-1894) bleef aanvankelijk in Nieuwe Pekela en zette de zaak van zijn vader voort, maar in 1884 vertrok ook hij met zijn gezin naar Groningen. Bernard, voor de tweede keer weduwnaar geworden, ging met hen mee. Salomon stichtte in de provinciehoofdplaats de Bitterfabriek, Likeurstokerij en Distilleerderij Catz en zoon Pekela op. In Groningen sprak men over ‘Cats oet de Pekel’. Zijn zonen Bernhard Sam (1870-1953) en Adolf Isidor (1872-1928) kwamen in het bedrijf. De laatste was de eerste die buiten de Joodse gemeenschap trouwde.
Talloze gouden medailles
Het rode drankje ging meer en meer een smaakmaker worden en over een medicinale werking werd niet meer gesproken. Enkele druppels in een jenever maakten de borrel bitterder en daardoor pittiger. Catz-bitter werd een begrip tot ver buiten de grenzen. Het werd verkocht in Amerika, Nederlands-Indië, Rusland, de Scandinavische landen, Duitsland en Oostenrijk. In Parijs was het bedrijf van Catz de enige leverancier van Hollandse bittertjes. Tot in Tunis won men op een handelstentoonstelling een gouden medaille. Op etiketten van de kleine druppelflesjes waren de vele erepenningen, bij allerlei tentoonstellingen verleend, haast niet meer af te beelden.
Louis Davids en het treurige einde van Ome Arie
Catz-bitter werd zo’n begrip dat de bekende cabaretier Louis Davids erover zong in De Sweepstake. Het liedje gaat over een zekere Ome Arie uit de Jordaan, die geld inzette op de paardenraces omdat een waarzegster hem gouden bergen beloofde als hij nu een lot kocht. Hij ging zo in zijn dagdroom op dat hij met een hoefijzer en een jockeypet naar bed ging. De buurt roddelde dat hij paarden in zijn keldertje hield en daarom een dierenbeul was. Potige kerels wilden ingrijpen en beukten de kelderdeur in, maar vonden slechts een krolse kat. Ome Arie was gevlucht en verdronk zijn angsten in een cafeetje, waar hij de ene Catz-bitter na de andere naar binnen sloeg. Hij kreeg daar te horen dat hij gewonnen had. Maar:
En toen men hem vertelde dat hij rijk was als een vorst
Toen had hij voor een deel uit angst en voor een deel uit dorst
Voor zeven lichte Catzen en een stukje leverworst
Zijn lot juist aan den kroegbaas afgegeven.
Eerst werd hij wit, toen werd hij rood
Toen zei hij ‘stik’, toen was hij dood.
Einde van het bedrijf
‘Catz-bitter en Catz-levertroan: Dat mout je ais pruiven, doar loat je alles veur stoan’, zo stak op 20 oktober 1970 het Nieuwsblad van het Noorden nog de loftrompet over Catz-elixer (levertraan werd er nooit werd gemaakt, dat was voor de rijm). Maar toen was de fabriek al een jaar in bezit van de Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek. Later ging het bedrijf naar Henkes Verenigde Distilleerderijen. Henkes stopte de productie eind jaren 1970 omdat de smaak dusdanig was veranderd dat men liever zachte in plaats van bittere jenever dronk. Catz’ geheime receptenboekje ging in 1986 naar de kluis van de firma Lucas Bols, die Henkes toen overnam.
En voor de duidelijkheid: de huidige Catz Dry Gin heeft niets met de oude Catz-elixer te maken.
Verder lezen
E. Schut, Geschiedenis van de Joodse gemeenschap in de Pekela’s 1683-1942
Han Lettinck en Robert Mulder Klein en groot zijn daar gelijk… De Joodse begraafplaatsen in de provincie Groningen
cover: de moderne Catz Dry Gin
Geef als eerste een reactie