‘We overbrugden achthonderd jaar in een vlucht van acht uur.’ Hoe Yehuda Amir Jemen ontvluchtte naar Israël

serie Uittocht #3

drie vrome jongens, tekening

“Eigenlijk zaten we al generaties op onze koffers”, zo vertelt de 83-jarige Yehuda Amir aan filmmaker Marcel Prins. Voorjaar 2022 interviewde Prins hem in Israël over zijn vluchtverhaal uit Jemen op tienjarige leeftijd. Jona van der Schelde werkte het interview uit tot dit meeslepende verhaal waarin Amir vertelt over zijn indrukwekkende overgang van het archaïsche Jemen naar de pasgeboren Joodse staat.

Het verlangen om terug te keren naar het land van onze voorvaderen was groot. In Sana’a, de stad in Jemen waar ik opgroeide, kregen we een godsdienstige opvoeding en we waren ons erg bewust van de geschiedenis. 

Tijdens de eerste immigratiegolven naar Palestina rond de twintigste eeuwwisseling was al tien procent van de Jemenitische Joden op aliyah gegaan. Wij waren nog in Jemen toen in 1948 de staat Israël werd gesticht. We zagen ons leven als vrij normaal. We woonden in Sana’a in een Joods getto dat werd omringd door een muur. 

Laagste klasse

Onze opvoeding bestond uit veel Joods onderwijs – we hielden echt van de Torah en studeerden van zeven uur ‘s ochtends tot zeven uur ‘s avonds in de cheider. Als Joden waren we sociaal gezien de laagste klasse. In het Islamitische Jemen betekende dit dat we dhimmi’s waren en djizya (belasting) moesten betalen¹. 

Vaak heerst het beeld van de Israëlische bevolking als een vreemde entiteit in het Midden-Oosten, bestaande uit (nazaten van) Europese Joden. In werkelijkheid is de bevolking van Israël een ware mengelmoes, die voor ongeveer de helft bestaat uit Joden met roots in de Islamitische wereld, ofwel Mizrachim.

In deze serie vertellen een heel divers gezelschap uit de Arabische wereld van Marokko tot Irak hoe zij naar Israël wisten te vluchten vanuit. Deze verhalen zijn gebaseerd op de drie documentaires die Marcel Prins maakte over dit onderwerp getiteld Een vergeten uittocht.

Er waren nog meer regels: we mochten alleen grijze kleding dragen behalve op sjabbat als we wit droegen. Als we op een ezel reden en er liep een moslim langs, dan moesten we afstijgen om respect te tonen. Te allen tijde moesten we oppassen met wat we zeiden – een moslim kon je in een opvlieging laten arresteren. Achteraf was het een akelig onvrij bestaan, maar we wisten niet beter dan dat dit ons leven was.

portret Yehuda Amir
Yehuda Amir, foto Marcel Prins

Pogrom

Tot er op een dag, op sjabbat, een pogrom was nadat de koning van Jemen was vermoord. De Joodse wijk werd bestormd door Arabieren met geweren en stokken, ze roofden de hele wijk leeg, namen alles mee wat ze maar pakken konden. 

We waren in paniek; dat was de dag dat we beseften dat onze plek niet in Jemen was, maar in Israël. Niet lang daarna verspreidde het nieuws zich door de wijk dat de weg naar Israël vrij was². 

Vluchtelingenkamp in Aden

De reis ging eerst naar het vluchtelingenkamp Hashed nabij Aden, van waaruit we naar Israël zouden vliegen. De reis naar Aden was lang en gevaarlijk, over bergen en woestijnwegen. Sommigen gingen te paard of zelfs te voet. Wij hadden geluk dat we met de vrachtwagen konden, wel een krakkemikkige. Ik was doodsbang, door aanvallen van rovers en het gevaar dat de vrachtwagen elk moment kon omkieperen en in het ravijn storten – dat we heelhuids zijn aangekomen beschouw ik als een wonder. 

Anderen hebben het niet gehaald. Onderweg stierven velen, de lijken werden meegenomen naar Aden om ze daar te begraven. Bij de ingang van het kamp zag ik een lange rij lijken, met witte lakens bedekt. Het was hartverscheurend. De prijs die we betaalden om aliyah te maken. Dat vergeet ik nooit.

Het kamp was op touw gezet door het American Jewish Joint Distribution Committee. We kregen nieuwe kleren en voedsel. Ook kregen we een paar matjes en wat palen en zo bouwden we voor onszelf een soort sukkah. In het kamp waren duizenden Jemenieten die wachtten op de vlucht naar Israël – het kamp werd ook wel Geulah genoemd, letterlijk verlossing. Er was niks te doen behalve wachten en dus werden er verhalen verteld, liedjes gezongen en af en toe zelfs gedanst. 

Reis door de tijd

Wij hoefden gelukkig niet lang te wachten. Na een anderhalve week waren we aan de beurt. Voor het eerst in mijn leven zag ik een vliegtuig. Met honderden tegelijk gingen we in zo’n Skymaster, de stoelen waren er uit gehaald om meer mensen mee te kunnen nemen. Ik was niet bang, ik vertrouwde op God. De vlucht duurde acht uur. In die acht uur in de lucht overbrugden we achthonderd jaar. Van de Middeleeuwen naar de moderne wereld. Toen we aankwamen op het vliegveld in Lod, kusten we de grond en zeiden we het sjehechejanoe

Het was een onvoorstelbare transitie die we meemaakten. We zagen Joden op het vliegveld die ik niet herkende als Joden. Ik zei tegen m’n vader: ‘kijk, wat een mooie christenen lopen hier rond’. Ze hadden geen peyot, geen keppels. Ik had geen idee hoe seculiere Joden er uit zagen. Toen we daarna in bussen werden gezet en ‘s nachts over de snelweg reden, zag ik auto’s die ons vliegensvlug voorbij schoten. Door al die zoevende lichten dacht ik dat we door spoken werden gepasseerd. Het was een compleet nieuwe realiteit. 

tekening van vrome jongen
tekening Onno van der Wal

Opvangkamp Beit Lid

We werden ondergebracht in het opvangkamp Beit Lid. De mensen van het Joodse Agentschap verwelkomden ons met boter en warme thee. Ik ben ze eeuwig dankbaar voor hun zorg. We kregen een tent in het tentenkamp en verbleven daar een paar weken. Ik sprak geen woord Hebreeuws. Ik had geleerd Hebreeuws te lezen, dat kon ik perfect, maar had geen idee wat de woorden betekenden. Zelfs het woord ken (‘ja’) kende ik niet. 

Ik weet nog dat ik aandachtig begon te luisteren naar de Israëli’s om me heen. Ken, nachon hoorde ik ze zeggen en dat nam ik over. Stoel was kiseh, leerde ik, vergelijkbaar met koersi in het Arabisch dat ik sprak. Dat herhaalde ik talloze keren, kiseh – koersi, kiseh – koersi. Zo leerde ik mezelf mijn eerste woorden Hebreeuws. 

Het was een uiterst strenge winter, waarin het zelfs sneeuwde. We zijn zowat bevroren toen de tent op een nacht instortte. Ik kreeg longontsteking en verbleef drie maanden in het ziekenhuis. Godzijdank herstelde ik volledig en mijn leven in Israël begon. 

Dorst naar kennis

We kwamen terecht in Netanya.Ook de school daar was helemaal anders. In plaats van met het ochtendgebed begonnen we de dag met gymnastiek. Dit was niet mijn plek en gelukkig kon ik overgeplaatst worden naar een religieuze school. Ik had geluk dat ik de Torah kende en dus goed kon lezen en schrijven. Ik was tien jaar en werd in de eerste klas geplaatst. Op de eerste dag merkte ze dat mijn leesniveau erg hoog was en ik sloeg dus twee klassen over op één dag. 

Universiteit

Mijn schooltijd was een geweldige periode. Ik hield erg van leren en bezocht dikwijls de bibliotheek in Netanya om mijn dorst naar kennis te lessen met boeken. Toen ik op mijn vijftiende klaar was met de middelbare school, werd mij aangeraden om door te studeren op de universiteit. 

‘Ik ben maar een Jemenitische jongen, wat moet ik op de universiteit?’ zei ik. Toch nam ik hun advies ter harte en ik ging naar de universiteit in Jeruzalem en heb uiteindelijk zelfs mijn PhD gehaald, daar ben ik apetrots op. Het heeft me in contact gebracht met wetenschappers, Torah-deskundigen en rabbijnen, en een breed spectrum aan perspectieven laten zien.

Ware verlossing

Onze aliyah was uiteindelijk een ware verlossing. We waren niet langer tweederangsburgers en we vervulden de voorspellingen van onze profeten. Tweeduizend jaar diaspora leidden ons tot deze terugkeer naar ons thuisland. Het was een lang proces om ons aan te passen aan de moderne cultuur, het nieuwe klimaat en de taal. Op den duur leerden we te spreken, denken en te dromen in het Hebreeuws. Vandaag de dag spreek ik mijn moedertaal Arabisch nog met moeite, ik kan niet anders dan het vermengen met Hebreeuwse woorden. Zo heb ik de nieuwe, Israëlische cultuur volledig omarmd, trouwens zonder onze prachtige oude Jemenitische cultuur kwijt te raken³. 


¹ In Jemen en het merendeel van de rest van de Islamitische wereld waren Joden dhimmi’s – een getolereerde meerderheid die wel een speciale belasting (djizya) moest betalen en een ongelijke status had in het rechtssysteem.

² In 1949 en 1950 vond de militaire operatie כנפי נשרים (Adelaarsvleugels) plaats, waarbij zo’n 50.000 Jemenitische Joden via reddingsvliegtuigen naar Israël vluchtten.

³ Vandaag de dag leven er geen Joden meer in het door oorlog geteisterde Jemen, behalve Levi Salem Marhabi die in de gevangenis zit voor hulp bij het smokkelen van een sefer Torah. In Israël zijn de (nazaten van) Jemenieten een significante minderheid die hun stempel drukken met hun unieke cultuur, eeuwenoude liturgische gebruiken, geliefde keuken en kenmerkende muziek. 

Illustraties en cover: Onno van der Wal


Serie Uittocht

Deze serie over de verjaging van Joden uit Noord-Afrika en de Arabische wereld is gebaseerd op de documentaire serie gemaakt door Marcel Prins die werd uitgezonden door de Joodse redactie van de EO.

De vorige artikelen in deze serie gedwongen uittocht in De Vrijdagavond:

Shaul Nakash vluchtte vanuit Aleppo naar kibboets Kfar Giladi

Liliana Seror vertelt over het Joodse leven in Libië en vlucht naar Israël

Over Jona van der Schelde 8 Artikelen
Jona studeerde linguïstiek aan de Universiteit van Amsterdam en de Bar Ilan Universiteit. Nu doceert hij Ivriet op Rosj Pina en is hij docent Engels in opleiding. Hij schrijf over Joodse talen voor de Times of Israel.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*