Gekkenthuis

Cine mediene 8

tekening van art deco gebouw

Het motto ‘morgen wordt het wel beter’ was niet aan hem besteed. Een gelaten Brabo zoals zijn bedaagde vader, was hij evenmin. Hij had de hoofdstedelijke drukte, het ongeduld en felheid van zijn orkaanachtige moeder.

Als de meeste hulp nodig is in gezinnen van hulpverleners zelf, was zijn ouderlijk huis daarop geen uitzondering. Nimmer rust in het gekkenhuis dat thuis heette. Zelden zag men twee orthopedagogen, gespecialiseerd in verwarde of achtergebleven kinderen, zo onhandig klootviolen met hun kroost. Ze deden hun best, maar zijn vader had als enig kind van een jonggestorven moeder en een barse vader nooit liefde gekend van zussen of vrouwen, en zijn moeder kende, door orthodoxie en oorlog van haar jeugd beroofd, enkel kinderen die nog gestoorder waren dan zijzelf.

Twee botsende culturele achtergronden. Hoofdstad en provincie. Omhoog of omlaag getrouwd, mix van olie en water, bij elkaar uit vrees alleen over te blijven. Beiden op de vlucht, voor tirannieke moeder (zij) of vader (hij), plus nog haar oorlog en de eeuwenoude mediterrane cultuur waar ze aan ontsnappen wou. En dus de veiligheid vergeefs zocht in een vreemde omgeving, waar ze nooit meer weg kon. Eeuwig ondergedoken. Maar kon zij nog bogen op een traditie van voor Tacitus (‘overal waren Joden de meest verachte stam’), hij had enkel boeren en beurtschippers in de Biesbosch te bieden, als intelligent enig kind van een wasbaas uit de buurt van Breda. 

Geen wonder dat de puber al vroeg door zijn vader als ‘moeilijk kind’ naar collega’s in zijn gesticht werd gestuurd waar, extra vernedering, eigenlijk alleen vrouwen werden behandeld. De vervanger van zijn vader begon daar vriendelijk met de Rorschachtest, een serie inktvlekken op kaarten. Vastbesloten deze proef te saboteren zag hij overal vlinders in. ‘Ach, wat een mooi exemplaar. Heeft u die gevangen in Guatemala of in de binnenlanden van Bolivia?’ Drie kwartier lang, tot de psych het zat was en een nieuwe set kaarten in de strijd gooide. Op de eerste een jongetje met een viool. Waarna alles opnieuw begon: ‘wat een unieke opname van de jonge Theo Olof. Toen al zo’n talent.’ Enzovoorts. Nadat nog drie kaarten een kletsverhaal hadden uitgelokt, had de geneeskundige er genoeg van. ‘Zeg maar tegen je vader dat je hoogintelligent bent, verbaal bovenmatig begaafd, maar verder gewoon een vervelende vent.’ Nu, dat was thuis geen nieuws.

Zijn vader meende het goed – de wat schutterige seksuele voorlichting die hij zich voornam te geven, op de rand van het bed, bewees enkel zijn sociale onhandigheid. ‘Pa, laat maar, ik dóe het al’. Bovendien had zijn moeder hem zes jaar daarvoor al in hoed en rand onderwezen. Nu maakte zijn vader het enkel erger door in de lokale herensociëteit ‘de Zwarte Arend’ de vader van zijn eerste vriendinnetje te tippen dat zijn zoon van vijftien dus ‘aan het rommelen’ was met diens dochter van dertien. Die stond dan ’s ochtends met veel herrie vroeg op, ‘om voor de paarden te zorgen’, zodat hij via tuin, stallen en weilanden weg kon sluipen naar huis. ‘Nee, ik heb op school geslapen.’ Tot op een ochtend, nog vroeger, de vader van zijn vriendinnetje grijnzend in de deuropening stond. En bleef staan. Het was nog een heel gedoe zijn onderbroek die ergens onderaan de dekens lag, met zijn tenen naar voren te trekken. 

Houten hulpkerkje in wijk ‘De Siep’, met op de achtergrond de muur en het woonwagenkamp

Thuis schold hij zijn vader verrot.’ ‘En maar kwekken boven de borrel met die katholieke klojo’s. ‘ Waarop zijn vader het weer goed maakte bij een telefoontje van de lokale drogist. ‘Dat uw zoon condooms heeft gekocht, dat wou u vast wel weten.’ 

(Hij had overigens geen idee gehad van de verpakking. Dus een gros gevraagd, maar opgelucht vanwege slechts één gulden de drie. Dezelfde prijs als in de de vleeskleurige buitenautomaat van de NVSH, de enige in de hele provincieplaats, altijd stuk omdat het ruitje elke zondagochtend nog vóór de vroegmis door de kapelaan om de hoek werd bewerkt met een hamer.) 

Tijdens het gesprek met de drogist zette zijn vader de zwarte muurtelefoon op luidsprekerstand, wenkte zijn zoon en zei ‘Meneer, mooi dat u belt. Zij het om mijn zoon te verlinken. U bent een NSB’er. We kopen nooit meer wat bij u.’ Waarna die zoon weer ongenadig op zijn donder kreeg: ‘Wat moeten de mensen wel niet denken? Je had toch ook die dingen aan mij kunnen vragen?’ Een pedagoog die verwacht dat zijn puberzoon zijn vader vraagt om condooms te kopen – dan snap je weinig van de opgroeiende jeugd. 

Hoewel zijn vader ook directeur was van de lokale school voor bijzonder onderwijs (‘de BLO’) waren beide ouders meer gespecialiseerd in zwakke en zielige volwassenen. Vooral zijn moeder verzamelde die mensen alsof het om op straat achtergelaten meuk ging. Wegens geen oppas ging hij vanaf een jaar of vijf vaak mee naar haar werk, bijvoorbeeld naar de speciale volwassenenschool in de armenwijk die ‘de Siep’ werd genoemd, naar het verre Siberië. Een bewaakte ‘asocialen-wijk’, woonwagenkamp en vuilstortverwerking, met een muur eromheen en bij de ingang een wachthuisje met slagboom. Ze gaf, wegens haar kennis van het Maleis, ook les in een écht kamp, het voormalig concentratiekamp in Vught, waar nu Molukkers woonden. Vreemdelingen in een vreemd land, dat herkende ze. Die hadden ook koffertjes onder hun bed, met raadselachtige opschriften als ‘7.Bat. Inf. KNIL’. Hij werd er door de baboes in batikdoeken verwend als een klein varkentje. Een ‘baby babi.’

Hij associeerde elke psych of pedagoog met het Jodendom. Zoals de oude Frits Grewel, kinderpsychiater, van wie zijn vader begin jaren vijftig nog les kreeg. Of Freud en Adler waarvan in pa’s werkkamer de groene banden prijkten, die ze later na zijn dood aan de straatstenen niet meer kwijt konden. Zijn moeder wist haar man niettemin intellectueel steeds te overtroeven, sterk van geest als zij was. Tot de oudste kinderen het huis uit waren, de jongste oud genoeg, en haar geest brak. De oorlog sloeg na al die jaren alsnog toe. Tegen hem, over het bed gebogen, fluisterde ze dat ook hij op moest passen. Want de SD zou haar spoedig ophalen. Diep in haar hoofd had de bevrijding nimmer plaats gevonden.


Cine Mediene beschrijft in korte filmische sfeerschetsjes een kehille in de mediene 

Cine Mediene 1 Een kathedrale koe

Cine Mediene 2 Lompen en metalen

Cine Mediene 3 Een valse Ausweis

Cine Mediene 4 Zwei Seelen

Cine Mediene 5 Pastorale

Cine Mediene 6 Asfaltstad

Cine Mediene 7 Sex & the city


cover illustratie Françoise Nick

Over Paul Damen 10 Artikelen
Paul Damen ('s-Hertogenbosch, 1954) is journalist en publicist. Hij studeerde sociale geschiedenis en massacommunicatie aan de UvA. In Joodse kring werkte hij eerder bij de voormalige Joodse Omroep, als columnist van Jonet, en als hoofdredacteur van het NIW, waar hij nu nog opinies voor schrijft.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*