‘Eindelijk konden we ademen’, hoe Shaul Nakash vluchtte vanuit Aleppo naar kibboets Kfar Giladi

Een vergeten uittocht #1

onder aan de trap, tekening

In maart 2022 vertelde de nu 84-jarige Shaul Nakash aan filmmaker Marcel Prins zijn vluchtverhaal. Jona van der Schelde werkte de interviews uit tot dit meeslepende verhaal over hoe Shaul als kind in 1945 Israël wist te bereiken. Deze serie is gebaseerd op de drie documentaires die Marcel Prins maakte over dit onderwerp getiteld Een vergeten uittocht.

Joodse gemeenschap Aleppo

Tot mijn zesde jaar groeide ik op in Aleppo, een stad in Syrië waar al Joden leefden sinds de tijd van Abraham. Door de eeuwen heen stond de Joodse gemeenschap in Aleppo bekend als een bloeiende en geleerde gemeenschap die nauwe banden onderhield met de Joden in Eretz Yisrael.1 

Ik kom uit een arm gedeelte van de Haret al Yahud (de Joodse wijk). Wij waren een echt arm gezin in deze Joodse wijk. Mijn ouders zorgden voor een kleine buurtsynagoge, de midrash. Daar woonden we ook. Toen ik net kon praten ging ik al naar het Talmoed-Torah schooltje, kutab noemden we die in het Arabisch. Ik was ontzettend leergierig en leerde vlug om te bidden en te lezen in het Hebreeuws.

Vaak heerst het beeld van de Israëlische bevolking als een vreemde entiteit in het Midden-Oosten, bestaande uit (nazaten van) Europese Joden. In werkelijkheid is de bevolking van Israël een ware mengelmoes, die vandaag de dag voor ongeveer de helft bestaat uit Joden met roots in de Islamitische wereld, ofwel Mizrachim. In deze serie vertellen een heel divers gezelschap mensen hoe zij vanuit Marokko tot Irak naar Israël wisten te vluchten. In Israël bouwde Shaul Nakash een bloemen- en druivenhandel op die tot de grootste van het land behoort.

Shaul Nakash, foto Marcel Prins

Dhimmi’s

Met Arabische landgenoten was er bijna geen contact. Je zag ze niet in de wijk of op school. Ik weet wel dat we altijd zo onopvallend mogelijk moesten zijn. Als je een Arabier op straat zag, liep je langs hem zonder hem in de ogen te kijken. Wij waren in feite nog steeds getolereerde buitenstaanders ofwel dhimmi’s, dus je kende je plek. Thuis was er geen stromend water. Soms, als de put in onze straat leeg was, moesten we naar de hoofdstraat waar een grote put was. Als je dan als Jood in de rij stond en er kwam een Arabisch kind aan, dan ging die als vanzelfsprekend voor je staan. Je wist dat je daar niks over kon zeggen.

Het Zionisme was in de beginjaren vooral een Europese onderneming. Toch kwam het ook vaak voor dat een Joodse jongen uit Aleppo na zijn huwelijk naar Palestina emigreerde. Toen het antisemitisme in de jaren dertig en veertig steeds gevaarlijkere vormen begon aan te nemen, werd de nood echt hoog. Mijn oudste broer Yosef wist in 1943 te vluchten, als onderdeel van een ondergrondse reddingsactie van duizend kinderen, opgezet door kibboetsnikim.

Midrasj als vluchtplek

Sommige Europese Joden wisten tijdens de Tweede Wereldoorlog onderweg naar Palestina via Turkije naar Aleppo te vluchten. Onze midrasj fungeerde als onderdak voor deze vluchtelingen op hun doortocht. Op een dag zat mijn moeder in de binnenplaats met zo’n vluchteling. Opeens kwam de politie eraan. Snel stopte zij de vluchteling onder de bank. De agenten dronken koffie en zeiden dat het gerucht rondging dat er via onze synagoge Joden naar Palestina werden gesmokkeld. 

Mijn moeder wist ze ervan te overtuigen dat dit niet zo was, maar toen de agenten eenmaal weg waren, kon ze niet meer opstaan van de schrik. Twee dagen lang waren haar benen verlamd. Het ziekenhuis was geen optie in die tijd, dus ging ze naar een wijze medicijnvrouw in de buurt. Die zette haar op een stoel in de tuin met een blinddoek om. Ze verzamelde wat hout, gooide er benzine op en stak het aan. Toen ze daarna mijn moeders blinddoek afdeed, schrok die zich rot, stond prompt op en rende hard weg.

Zonder koffers naar Palestina

We waren dan wel niet betrapt, maar sinds het incident met de politie was mijn moeder doodsbenauwd. Ze smeekte de man van het Joodse Agentschap, Dibo Hasne, om ook voor ons een vlucht naar Palestina te regelen. Hij weigerde eerst omdat ze een belangrijke rol te spelen had in Aleppo, maar ging overstag toen ze duidelijk maakte hoe angstig ze was over het gevaar dat wij, haar kinderen, liepen.

In 1945 vertrokken we: mijn moeder, mijn oudere zus, mijn broertje en zusje en ik. Mijn vader ging niet mee. Hij vertikte het om de midrasj onbeheerd achter te laten. Mijn broer Avraham, die twaalf jaar was, bleef met hem achter. Hij zei: “ik ken onze vader – als ik niet bij hem blijf, komt hij ons nooit achterna”.3

We werden door de man van het agentschap Dibo Hasne ‘s ochtends vroeg op de bus gezet. We konden geen koffers meenemen, alleen wat kleren. De reis was lang, langs Homs en Damascus, tot we ‘s avonds laat in Beiroet aankwamen. Het was december en het goot van de regen, in mijn herinnering de hevigste regen die ik heb meegemaakt. We kwamen aan bij het hek van een grote synagoge. In plaats van een warm welkom zagen we een vrouw hysterisch met haar armen zwaaien en roepen dat we op moesten rotten, dat haar man opgepakt was en ze geen Joden meer in huis zou nemen. 

Verlosser uit de duisternis

De vrouw deed dus hetzelfde als mijn ouders in Aleppo, maar haar man was erdoor in de gevangenis beland. We stonden hulpeloos onderaan de trap in de stromende regen, ten einde raad. 

Plotseling stond Dibo Hasne daar weer, dezelfde man van het Joodse Agentschap, als een soort verlosser kwam hij tevoorschijn uit de duisternis. Hij was ons achterna gereisd om zeker te zijn dat we veilig zouden aankomen, een ware held als je het mij vraagt. Een zucht van verlichting ging door ons heen.

Hij bracht ons onder in het huis van een christelijk gezin in Beiroet. Daar woonden we een periode totdat Dibo ons op een vrijdag kwam instrueren dat we die dag nog met een auto konden vluchten naar Eretz Israel.

Aliyah belangrijke mitzve

Ik was toen al een geleerd en principieel jochie en zei dat ik niet in de auto zou stappen omdat we dan op sjabbat zouden rijden, ik beweerde dat ik zaterdagavond wel zelf zou komen. Ik was zes jaar oud…! Mijn moeder heeft me toen op briljante manier, Godzijdank, overtuigd dat Aliyah een nog belangrijkere mitzve was dan het houden van de sjabbat. Ik ging dus mee.

Naar de grens

We werden in een bliksemsnelle, zwarte auto naar de grens gebracht door een Arabische chauffeur. Het laatste stuk moesten we lopen, met een Arabische gids. Het pad was gevaarlijk, op en af door het heuvellandschap. Mijn broertje, nog een baby, begon al gauw onafgebroken te huilen. Soms was hij een paar minuten te kalmeren met borstvoeding maar niet veel later begon ie weer. We liepen in constante angst dat we gepakt zouden worden. Plotseling wees de gids naar een licht in de verte en zei dat we daar naar toe gingen. Het was Kibboets Kfar Giladi, ons einddoel. 3

We werden onthaald in de eetzaal van de kibboets, met thee en chocolademelk en warme, glimlachende gezichten. We konden nog een paar uur slapen op de matrassen in het kippenhok voordat het ochtend werd. Toen we ontwaakten scheen de zon, de mensen lachten, alles was licht. Het was een buitengewoon gevoel van bevrijding! De citrusbomen, de blije mensen… het is moeilijk te beschrijven hoe groot het verschil was toen we de grens over waren. Ik voelde me verheven.

Dansen in een kring

Later zijn we terechtgekomen op moshav (dorp) Kfar Warburg. Ik viel op door mijn deftige, Bijbelse Hebreeuws. Dat klonk de andere kinderen natuurlijk gek in de oren, die moesten daar om lachen. Toch werd ik gauw geaccepteerd en voelde ik mij vanaf het begin thuis. Ik weet nog dat we in een groep gingen dansen in een kring. Ik had in Aleppo nog nooit een meisje aangeraakt, maar hier pikte een meisje mij er uit. Ze pakte mijn hand vast en we dansten samen in die cirkel, dat ben ik nooit vergeten.

Ultieme vrijheid

Het was een wereld van verschil met het leven in Aleppo. Hoewel ze het ons nooit expliciet zeiden, wist je in Aleppo dat je je beter onzichtbaar kon maken. Nu waren we in ons eigen land en konden we eindelijk ademen. Het was ultieme vrijheid. 

Gelukkig kwamen mijn vader en broer Avraham twee jaar later ook, vlak voor het Joodse leven in Syrië haast onmogelijk werd.

Een beeld dat me altijd is bijgebleven is hoe Dibo Hasne van het Joodse Agentschap daar in het licht verscheen, terwijl de regen met bakken uit de hemel stortte. Als ik het er met mijn familieleden over heb, dan zeggen we: zo zien engelen er uit.4

tekening van dansende kinderen in een kring

Noten

1  Volgens de overlevering heet de stad in het Hebreeuws Haleb omdat Abraham als herder in dit gebied melk (halav) uitdeelde aan de mensen.

2  Tussen 1942 en 1947 vluchtten zo’n 5000 Syrische en Libanese Joden naar Palestina.

3 Kibboets Giladi ligt pal aan de grens met Libanon en was de eerste opvangplek voor zo’n 10.000 Joodse vluchtelingen tussen 1922 en 1948. Ondanks het feit dat de bewoners van de kibboetsim zelf vaak weinig geld en voorzieningen hadden, speelden ze een cruciale rol in de ontvangst en integratie van vluchtelingen uit zowel Europa als de Islamitische wereld.

4 Drie jaar na Shaul’s vlucht werd de staat Israël gesticht. In diezelfde periode werd de eeuwenoude Grote Synagoge van Aleppo vernield tijdens een pogrom. Meer geweld en onderdrukking van Joden volgden in de daaropvolgende decennia. Emigratie was lange tijd verboden voor Joden, maar vele duizenden wisten toch te vluchten. Begin van de 21e eeuw woonden bijna geen Joden meer in Syrië. In 2015, toen IS sterk opkwam, werden de laatste overgebleven Joden uit Aleppo gered door een Israëlische geheime operatie.


Illustraties en cover: Onno van der Wal

Over Jona van der Schelde 8 Artikelen
Jona studeerde linguïstiek aan de Universiteit van Amsterdam en de Bar Ilan Universiteit. Nu doceert hij Ivriet op Rosj Pina en is hij docent Engels in opleiding. Hij schrijf over Joodse talen voor de Times of Israel.

4 Comments

  1. Ben deze week babysitter in Kfar Giladi, dus is dit verhaal helemaal op zijn plaats. Dankjewek voor dit mooie verhaal. De opa van mijn kleinkinderen kwam uit Damascus.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*