Waarheidsvinding, engagement en meerstemmigheid

keti koti 2023

Onthulling beeld
In onderstaand artikel pleit historicus Gert Oostindie voor het onder ogen zien van onontkoombare waarheden en vertelt hij hoe historici worstelen met de herinnering aan het Nederlandse koloniale verleden. Oostindie pleit ervoor om wat ‘de oorlog’ is in het nationale besef van Nederland dat tevens te zien in de betekenis van het slavernijverleden.* 

In de debatten over de koloniale en slavernijgeschiedenis wordt dikwijls een beroep gedaan op historici om mee te denken, kennis en argumenten aan te leveren. In veel gevallen leidt dat tot een verrijking van het beeld dat historici van het verleden construeren. Maar het levert ook vragen en uitdagingen op. Want als er vele verhalen over het verleden worden verteld, wat is dan het verhaal dat het meest aannemelijk is, en wie bepaalt dat?

Geweld en racisme

Generaties Nederlandse – witte – historici hebben het racistische en gewelddadige karakter van het kolonialisme niet, slechts terloops, of sterk relativerend besproken. Toonaangevende Nederlandse koloniale historici schrokken er steeds weer voor terug om geweld en racisme een prominente plaats in hun werk te geven. En dan was er nog het gebruik van de vergelijkende methode: wetenschappelijk van cruciaal belang, maar niet zonder risico’s.

Historisch onderzoek wint aan belang en scherpte door vergelijkingen, in plaats en tijd. En natuurlijk, als we onze blik verruimen zien we dat slavenhandel en slavernij universele fenomenen zijn, dat etnocentrisme en racistische praktijken niet aan westerse koloniale machten waren voorbehouden, dat er maar weinig bestuurlijke, spirituele of militaire leiders in de wereldgeschiedenis zijn aan te wijzen die zich níet schuldig maakten aan zaken als fors geweld, racisme, uitbuiting, seksisme. 

Scepsis in kringen van nazaten

Uitspreken dat het kolonialisme primair uit eigenbelang voortkwam en dat dit kolonialisme inherent gewelddadig en racistisch van karakter was, dat is geen politieke en nog minder een politiek correcte stellingname, maar eenvoudig een op onderzoek gefundeerde vaststelling die onze (re)constructies van het verleden wat dichter bij de historische werkelijkheid brengt.

Juist omdat historici de koloniale geschiedenis zo lang weinig kritisch is beschreven, wordt de gevestigde wetenschap in kringen van nazaten vaak met scepsis bekeken. Dat is niet gek. Geloofwaardigheid komt niet vanzelf, en vergt om te beginnen bescheidenheid en de bereidheid eigen blinde vlekken te erkennen. Maar ook dan blijft het uitgangspunt dat het mogelijk moet zijn consensus te bereiken over wat recht is en wat krom. En bij de vaststelling daarvan moet het naar mijn overtuiging niet gaan om ‘witte’ versus ‘zwarte’ waarheden, maar om – nou ja, wat toch de kern van de empirische geschiedwetenschap is, met duidelijke conventies over transparantie en kwaliteit. 

Ook vanuit verschillende perspectieven en met uiteenlopende emotionele betrokkenheid kan er gezocht worden naar een gedeeld beeld van het verleden.

Verschillen in beleving en identificatie

In de afgelopen decennia heb ik zelf ondervonden dat dit niet eenvoudig is. In discussies omtrent de slavernij en de hedendaagse erfenis ervan lopen de emoties vaak hoog op. Het gaat daarbij vaker om verschillen in beleving en identificatie, dan om weging van wat de meeste historici – met alle epistemologische slagen om de arm – toch wel als aannemelijke ‘feiten’ beschouwen. Met de nodige distantie kan ik vaststellen dat die heftigheid onvermijdelijk is, evenals de neiging om een onderscheid te maken tussen zwarte versus witte perspectieven, en dito geschiedschrijvers.

Maar ik blijf van mening dat dit niet de weg is die we op moeten. Uiteindelijk is het heilloos om te berusten in een principieel onderscheid tussen aan afkomst of identiteit vastgeklonken perspectieven.

Keuze van onderwerpen

Ik meen dat onze claim to fame als historici primair ligt in deskundigheid, in grondige kennis en begrip van het verleden en ook in het breed toegankelijk maken van die kennis – niet per se in het uitdragen van engagement. Maar door de keuze van onderwerpen en de wijze waarop wij ons onderzoek uitvoeren en presenteren nemen we onvermijdelijk stellingen in. En daarbij gebruiken we onze status. Toch moeten historici heel voorzichtig zijn met stelligheid. Het gaat niet aan om zelf autoriteit te claimen die wij aan voorgangers ontzeggen, alleen omdat die andere verhalen vertelden over het verleden.

Postkoloniale gemeenschappen

Vanzelfsprekend moeten de – onderling sterk verschillende – stemmen van de postkoloniale gemeenschappen doorklinken in het hedendaagse verhaal van wat Nederland was, en is, met inbegrip van de vraag hoe koloniaal Nederland zelf was. Dat aanzienlijke segmenten van de nationale elites economisch en politiek eeuwenlang betrokken waren bij het kolonialisme, dat is duidelijk. Maar in hoeverre dat ook geldt voor de lagere klassen,is vooralsnog een open vraag. Natuurlijk was er althans vanaf de late negentiende eeuw een intensief passagierscircuit tussen Nederland en Indië. Natuurlijk werden er in steeds bredere kringen koloniale waren geconsumeerd en leerden schoolkinderen in de vooroorlogse jaren over ‘onze koloniën’ als vanzelfsprekende extensies van het moederland.

Cultureel archief

Maar maakte dat de hele Nederlandse samenleving koloniaal, al eeuwen geleden? Het is een vraag met evidente politieke lading, gezien de stellingen van onder meer Gloria Wekker, in haar boek White Innocence over het – racistische – ‘cultureel archief’ dat alle Nederlanders zouden delen. 

Een belangrijke vraag ook, zeker als we even stilstaan bij de verhitte discussies over Zwarte Piet en wit racisme. Maar het is geen vraag die eenvoudig op basis van empirisch onderzoek kan worden beantwoord, zeker niet als het gaat om de historische wortels van zo’n mentaal archief. Daar staan we pas aan het begin van het onderzoek.

Geen verschillende waarheden

De erkenning dat er verschillende perspectieven zijn op de werkelijkheid en dus ook op het verleden betekent niet dat er gelijktijdig verschillende waarheden kunnen zijn. We moeten blijven zoeken naar het onderscheid tussen feit en fictie, tussen het verleden en de herinnering eraan. De feiten zo goed mogelijk boven water krijgen en houden.

De Shoah, zes miljoen Joden vermoord, dat is geen inwisselbaar ‘verhaal’ al naargelang ieders perspectief. Net zomin als de trans-Atlantische slavenhandel dat is: 12,5 miljoen waarheidsvinding, engagement en meerstemmigheid Afrikanen geroofd en verkocht, generaties nazaten die leefden in, of in de schaduw van slavernij. Of honderdduizenden doden als gevolg van Nederlandse oorlogvoering in Indonesië.

Existentiële vragen

De historicus die zich richt op de koloniale geschiedenis ontkomt niet aan existentiële vragen over hedendaagse doorwerkingen, meer dan een collega die zich bezighoudt met slavernij in de klassieke oudheid, porseleinhandel in de zeventiende, klassenstrijd in de negentiende of verzuiling in de twintigste eeuw.

Duitse bezetting centraal in de nationale herinnering

Het is belangrijk de dilemma’s en vragen die dit oproept onder ogen te zien en te agenderen. Er is een heel directe ‘vaderlandse’ parallel: de bestudering van de Duitse bezetting, een episode die centraal staat in de nationale herinnering. Een beter begrip van die buitengewone episode moet het niet hebben van moraliseren, maar van objectiverend, vergelijkend onderzoek.

Maar hoeveel dat onderzoek ook wordt verricht, het publieke debat blijft doordesemd van moreel oordeel – juist omdát die oorlog allerwegen wordt gezien als een cruciale breuklijn in onze geschiedenis.

kleurrijke vrouw met kinderen voor het Slavernij monument Amsterdam
Keti Koti, Oosterpark, Amsterdam, 2022, foto Bloom

Herinnering aan de slavernij

Daar ligt een parallel met de herinnering aan de slavernij. Wat ‘de oorlog’ is in het nationale besef van Nederland, dat is het slavernijverleden voor de nazaten. Schragend, emotionerend, maar ook fundamenteel in de gezamenlijke geschiedenis. De confrontatie met onwetendheid en onbegrip onder witte Nederlanders is dan temeer pijnlijk. 

Eeuwen van stilte

Het probleem was heel lang dat, na eeuwen van stilte, vervolgens weer vergoelijkend werd gesproken over de slavernij. Dat lijkt nu wel verleden tijd, gezien alle erkenning en excuses. Maar begrijpelijkerwijs zijn daarmee de emoties die dit verleden oproept nog lang niet bedaard. En dus ontkomt geen historicus van de slavernij aan reflectie over moraliteit en waardebetrokkenheid. 

Postkoloniale herinnering

Kan dat maar één soort benadering opleveren, één type van geschiedschrijving, één richting van antwoorden? Natuurlijk niet. De academische vrijheid is een groot goed en verdraagt zich niet met dogma’s, ook niet voor ‘de goede zaak’. Dat neemt niet weg dat witte historici er goed aan doen zich bewust te zijn van hun eigen oogkleppen, zich te verdiepen in de optiek van de nazaten – en hen daarbij niet alleen te beschouwen als informanten. Daarbij hoort ook het besef dat de ‘postkoloniale herinnering’ uitermate divers is.


*Dit artikel is een (enigszins ingekort) hoofdstuk uit het boek Rekenschap, het koloniale verleden en herstel van Gert Oostindie. In Rekenschap reflecteert Oostindie in negentien hoofdstukken op de thema’s die hij de afgelopen veertig jaar heeft onderzocht en beschreven over het Nederlandse koloniale verleden en de slavernij. Momenteel doet Oostindie op verzoek van koning Willem Alexander onderzoek naar het koloniale verleden van het Huis van Oranje. 

Eerder verscheen van Gert Oostindie in De Vrijdagavond: Gedeelde ervaringen in het verzet tegen racisme en antisemitisme.

Programma Keti Koti Amsterdam, 2023

Rekenschap, Het koloniale verleden, excuses en herstel

door Gert Oostindie | Boom Geschiedenis, Mei 2023 | ISBN 9789024457366 | 192 blz. € 22,90


cover: onthulling bronzen beeld van Frank Koulen in Terneuzen. Frank Koulen, geboren in Suriname, was de oprichting van de beroemde jazzclub Porgy & Bess, en tevens de schoonvader van Gert Oostindie. Rechts op de foto Oostindie’s vrouw Ingrid, en op de ladder haar zuster Katja. Foto Peter Nicolai, 2018.

Over Gert Oostindie 2 Artikelen
Gert Oostindie is emeritus hoogleraar Koloniale en Postkoloniale Geschiedenis aan de Universiteit Leiden en was tot eind 2021 directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW). Hij bekleedt in het academisch jaar 2022-2023 de Cleveringa-leerstoel aan de Universiteit Leiden. Oostindie publiceerde zo’n dertig boeken over de koloniale en postkoloniale geschiedenis van Nederland, waaronder Postkoloniaal Nederland, Vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen (2010), Soldaat in Indonesië, 1945-1950. Getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis (2015), Ongemak. Zes Caribische eilanden en Nederland (met Wouter Veenendaal, 2022) en, met anderen, Over de grens. Nederlands extreem geweld in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949 (2022). Oostindie leidt nu een onderzoek naar het koloniale verleden van de koninklijke familie.

2 Comments

  1. Beste Gert, door dit bijzondere artikel zijn mijn ogen verder geopend voor de geschiedenis van ons koloniale verleden. Het liep altijd langs me heen. Onze eigen Joodse geschiedenis was al heftig genoeg. Ik zal met veel grotere interesse me nu gaan verdiepen in ons koloniale verleden.Dank gr Ephraim Goldstoff.

    • ja, bij mij is de bewustwording ook in stappen gegaan. De Sjoa is een totaal andere geschiedenis dan het koloniale / slavernijverleden, zo benadrukt Oostindie terecht, maar ‘de herinnering aan’ kent parallellen. Met ‘herinnering aan’ bedoel ik al dat stilzwijgen, al die weggedrukte en overschreeuwde schuld- en schaamtegevoelens, al dat gepoch over verzet dan wel ‘ethische politiek’ die ‘beschaving’ bracht, al dat ontkennen van extreem geweld en het leed aangedaan aan mensen en hun nazaten. Parallellen ook in de belangstelling die plots kan oplaaien, zoals nu – Baruch Ha’Shem – voor het slavernijverleden van talloze gemeentes en instellingen zoals universiteiten en het koningshuis. Die belangstelling kan ook zo weer wegebben, zo weten we uit ervaring en kan dan – nog een parallel – tot een geschiedenis worden gemaakt van een minderheidsgroep in plaats van deel te zijn van de nationale geschiedenis. Niet ‘een zwarte bladzijde’ nee, echt onderdeel van de Nederlandse cultuur en mentaliteit. De Vrijdagavond staat open, meer dan open, voor deze gedeelde herinnerings- (en wegstop) cultuur.

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*