Sex & the City

Cine mediene 7

tekening van art deco gebouw

Terug in de tijd. Hij was tien. Alleen al de voorafgaande vreselijk koude winters maakten de zomer van 1964 warm en bevrijdend. DWS werd kampioen, de Beatles traden op in Blokker, en zijn broer werd van het Heeswijkse internaat geschopt omdat hij daar om onnaspeurbare redenen op een pleemuur ‘was je billen met soda!’ had geschreven.

Ajax bestond nog niet. Althans in zijn Zuid. Daar waren de Blauwzwarten van Door Wilskracht Sterk dé jongetjesclub. Of Blauw Wit, hoewel die uit de Kinkerbuurt kwamen. Ajax was een polderclub uit Watergraafsmeer, zeker vijftien tramhaltes verderop. Voetbal was vriendelijk toen. Er werd nog geen ‘joden!’ gescandeerd. Er waren geen joden meer. 

Het Ajaxterrein op De Meer was, zij het illegaal, toegankelijk voor een tienjarige. Over een lange plank over een sloot naar de oefenvelden, en dan de puntige hekken van de lage hoekgebouwtjes trotserend, klauterde je via de trapvormige zijkant de tribune op. Bij het Olympisch Stadion daarentegen was de brede slotgracht onneembaar, behalve over de evenwichtsbalksmalle sluisdeuren bij het IJsbaanpad tot de massief bakstenen stadionwand je weer tegenhield. Hadden aan die buitenkant geen betonnen trappen gezeten, dan hadden ze nooit een match gezien.

Zijn moeder, een tomboy voordat het woord bestond, voetbalde op die leeftijd ook, net zoals trouwens Anne Frank met wie zij schoolging. ‘Dat drukke k*tkind.’ Hij en zijn vriendjes behielpen zich met een doel in krijt op de gevangenismuur met ‘DWS’ erin. Zodat ze, drie tegen drie spelend, juichten voor elke goal in eigen doel. Als de bal niet stuiterde op de stoeprand en achter de gevangenismuur verdween, dan.

DWS werd kampioen in mei, een maand later traden de Beatles op in de Veilinghal van Blokker. Zijn broer, gespijbeld van het internaat, later een reden te meer om hem daarvan af te gooien, had de kaartjes geregeld via een vriend. Die mocht ze met voorrang kopen wegens een eerder optreden van Cliff Richard, maar wilde ze kwijt omdat hij die Beatles maar ‘herrie’ vond. Matinee, zodat broer nog op tijd terug kon. Na een lange treinreis naar Hoorn, bus naar Oosterblokker, Halte Veilingweg, bleek de concertzaal een laag gebouwtje dat oogde als een Protestants-Christelijke Kleuterschool.

Met ‘Op Hoop Van Zegen’ op de gevel, zodat ze even vreesden te vroeg te zijn uitgestapt. Maar nee: ernaast lag een viezige veilinghal, opgetuigd met drankreclamedoeken, waar tijdens een urenlang voortslepend voorprogramma B-artiesten als de countryzanger Herman van Keeken, de Gooise groep de Torero’s en het zangeresje Ciska Peeters van het podium werden gefloten door de kolkende massa. Op dat podium stond nog een opzij geschoven vleugel, alsof het niet om de Beatles, maar om een bandje bij een boerenbruiloft ging.

Het concert, slechts acht nummers, was oorverdovend. Ook al omdat door alle gegil niks te horen was, en het broederlijk duo al moeite genoeg had om overeind te blijven in de meute. De dag ervoor was hij door die fans bijna van de kade de Kloveniersburgwal in gekieperd toen hij daar de Beatles op het balkon van hotel de Doelen bewonderde, met, zo zag hij recent op een foto, een met een damesvlinderbrilletje getooide piepjonge Theodor Holman pal voor hem. Op het balkon was enkel hoteleigenaar Maup Caransa te onderscheiden vanwege zijn knalrode haar. ‘Wortelkop’, zei zijn oma altijd. Waarderend, dat wel. Hij was immers ‘een van ons.’

Oma leed aan dezelfde koudwatervrees voor de stadskern als alle Joodse dames uit Zuid en Buitenveldert. Met lijn 16 naar het Damrak ging nog net, maar na hem in de Cineac te hebben geparkeerd, dook ze de Bijenkorf in om daar exact een uur veilig te blijven. Als na dat uur in de Cineac weer de film begon waarmee hij binnenkwam – Polygoonjournaal, Rin Tin Tin, tekenfilm – kon hij opgehaald worden. 

Parisien, om de hoek, was een heel ander soort cinema, waar ‘gewaagde’ films draaiden met een vleugje seks erin. ‘Zij die zondig leven’, ‘Paris ooh-la-la’, ‘het Rijk der Zinnen’ – maar verder dan een afgezakt BH-bandje gingen die niet. Hij en zijn vriendjes slaagden er nooit in daar binnen te glippen, en behielpen zich dus met de lichtbakken tegen de gevel, waar op de foto’s de essentiële delen met een zwart sterretje afgeplakt waren.

Meisjes waren een favoriet onderwerp, hoewel niemand daar ervaring mee had. Hij leerde over seks, maar andersom: hij maakte de grootstedelingen wijs in een wereld waar ze niks van wisten. Hij, al voorgelicht toen hij een jaar of negen was, wist wel hoe de vork in de steel zat. Al geloofden zijn vriendjes die viezigheid niet, het verstrekte hem wel een zeker aanzien.

Hij had immers in Brabant beesten dingen zien doen die ze in de Grote Stad nooit deden. Bovendien waren daar geen beesten. Ook was in het zuiden een jaar eerder De Pil uitgevonden, door de oom van de bekende joodse schrijver uit zijn geboortestad. Die chemicus overleefde de kampen door zijn kennis, werkte nu bij Organon in Oss, en hem viel op dat de meisjes in de slachterij daar veel minder vaak zwanger werden. Hij vond de oorzaak in de hormonen in placenta’s van de slachtdieren, synthetiseerde die en vond zo De Pil uit.

Een anti-kinderpil, uitgevonden door een Jood bij de Jood Zwanenberg, dat kon de pastoor niet op zich laten zitten. Ondanks dat de vooruitstrevende bisschop Bekkers in een televisietoespraak geboortebeperking ‘een zaak van het eigen geweten’ had genoemd, klonk in menige kerk vanaf de preekstoel hel en verdoemenis over deze Joodse vinding uiteraard bedoeld om minder katholieken te kweken. Ook elders bestreed de kerk de moderne tijd, vooral door het volhouden van vaagheid in de voorlichting. In de zesde klas zou een pastoor, tijdens een zogeheten ‘retraite’, alles uitleggen. Maar de prelaat kwam niet verder dan zalven en zeuren over ‘meisjes die je vereren moest’, als een ‘soort van Maagd Maria, als een heiligdom.’

Wat later zong de hele klas een overigens van de protestanten geleend lied: ‘Ik kom in uw heiligdom binnen, ’t voorhangsel ga ik voorbij.’ Niemand begreep waarom hij zo moest lachen.


Cine Mediene beschrijft in korte filmische sfeerschetsjes een kehille in de mediene 

Cine Mediene 1 Een kathedrale koe

Cine Mediene 2 Lompen en metalen

Cine Mediene 3 Een valse Ausweis

Cine Mediene 4 Zwei Seelen

Cine Mediene 5 Pastorale

Cine Mediene 6 Asfaltstad

cover illustratie Françoise Nick

Over Paul Damen 10 Artikelen
Paul Damen ('s-Hertogenbosch, 1954) is journalist en publicist. Hij studeerde sociale geschiedenis en massacommunicatie aan de UvA. In Joodse kring werkte hij eerder bij de voormalige Joodse Omroep, als columnist van Jonet, en als hoofdredacteur van het NIW, waar hij nu nog opinies voor schrijft.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*