Hoewel de woorden ‘wajatoeroe’ aan het begin van de tekst staan en ‘welo tatoeroe’ aan het eind, hoewel ze één keer in een verhaal staan en één keer in een opdracht, en hoewel ze op het eerste gezicht verschillende betekenissen hebben, kunnen we juist door deze twee woorden de diepere boodschap van de Sidra ‘Sjelach Lecha’ van deze week begrijpen.
God draagt Mosjé op om verkenners naar het land Kena’an te sturen: “Stuur mannen om het land te verkennen dat Ik aan de Israëlieten geef” (Bemidbar (Numeri) 13, 2). ‘Wajaturu’ betekent ‘dat zij het land mogen verkennen’. (Is de Hebreeuwse taal niet briljant? Eén woord in het Hebreeuws kan een Nederlandse zin van vijf woorden uitdrukken).
Ze moeten het land verkennen van noord naar zuid, van oost naar west: of en hoe het veroverd kan worden door de Israëlieten. Of en welke gewassen er verbouwd kunnen worden. Of en hoe ze zich met de lokale bevolking kunnen inlaten. Met open ogen en met open harten moeten ze alles observeren. Ze moeten alles opnemen en opslaan met al hun zintuigen, op alle niveaus en in alle details, om achteraf verslag te kunnen uitbrengen.
Ze moeten het land bewonen, figuurlijk gesproken, als een huis. Ze moeten uitvinden of het bewoonbaar is. Ze moeten voelen of het aangenaam is. Ze moeten inspecteren wat er gerenoveerd of herbouwd moet worden. Ze moeten kennismaken met de buren en uitzoeken of men in vrede of in oorlog zal leven. Deze ingewikkelde missie is in ‘Wajatoeroe’.
Tien van de twaalf verkenners zitten er tot over hun oren in. Ze brengen verhalen mee over leugens en gruwelen, over reuzen en mensenetende aarde, die de mensen – moe van het zwerven door de woestijn – maar al te graag geloven. De straf is dan ook streng: alleen de volgende generatie zal het door God beloofde land binnengaan. Dit levert het volk Israël een verblijf op van 38 jaar in de woestijn.
Aan het einde van de Sidra worden we opnieuw geconfronteerd met ’toer ‘ תור. “En wanneer je het kwastje ziet, zul je alle geboden van de Eeuwige gedenken, ze bewaren en niet => welo , je hart en je ogen volgen => tatoeroe, en achter hen aan hoereren” (Bemidbar (Numeri) 15, 39).
Dit gaat over het doel van de tsitsi’jot (kwasten) die de drager eraan moeten herinneren om de mitswot na te leven. In tegenstelling tot de eerste passage, waar ‘wajatoeroe’ het openen van de zintuigen impliceert, worden we hier, aan het einde van de sidra, gevraagd om diezelfde zintuigen, de ogen en het hart, te sluiten voor wat ze zouden kunnen waarnemen.
De Talmoed maakt korte metten met de genoemde zintuigen: “Iemands hart volgen leidt tot ketterij, iemands ogen volgen leidt tot ontucht” (Babylonische Talmud Brachot 12b).
De Tora gebruikt hetzelfde woord – ‘wajatoeroe’ en ‘welo tatoeroe’ – in tegengestelde betekenissen. Niet voor niets. Ogen en hart, of met andere woorden, visuele en emotionele mogelijkheden, zijn grote gaven waarmee we tot grote dingen in staat zijn. Maar ze kunnen ook een vloek zijn. De keuze is aan ons.
Geef als eerste een reactie