Een valse Ausweis

Cine Mediene 3

zwart wit foto van familie met vrolijke mutsjes op

Het is meestal andersom, maar zonder de oorlog was hij er niet geweest. Zijn moeder, geboren op Java als roomblanke plantersdochter, meende dat haar trekken op tempo doeloe teruggingen. ‘Daarom word ik zo snel egaal bruin als ik maar even in de zon zit.’ ‘Onzin ma. Je wéét waar je mediterrane teint vandaan komt, en je pigment heeft niets te maken met de Indonesië-politiek van ons land.’ ‘Jij denkt maar wat je denkt, eigenwijsje.’ 

In ‘Ons Indië’ zaten nauwelijks ‘Mexicanen’, de term waarmee sommige Joden elkaar onderling omschreven om geen argwaan te wekken – ontleend aan het Jiddisje ‘Mag sie keiner’, ‘niemand mag ons’. Er was op Java één sjoel, eigenlijk een dokterswoning, maar om die in Soerabaja in een motor met zijspan – de koelie achter het stuur – na zo’n 150 kilometer tussen de vulkanen door te bereiken, dat was geen makkie. Zeker op een zaterdag als je niet  mag rijden. En dus stond sjoelbezoek niet echt hoog op het prioriteitenlijstje. Na WO2 werd die woning tot échte sjoel verbouwd, midden in het oude centrum, het huidig zakendistrict, en die werd weer een halve eeuw later, ondanks monumentenstatus volledig illegaal gesloopt. Na jarenlange anti-Israël-protesten voor de deur. Volgens de krant ‘dacht de aannemer dat het een koloniale turnhal was’. Maar tijdens die volkswoede wisten ze precies van welke deuren ze die hele grote houten davidssterren af moesten kappen.

Voor Den Oorlog hield men zich degelijk gedeisd in Ons Indië, ook al omdat de NSB daar nóg populairder was dan in het Vaderland. Als lid van gerespecteerde plantersclubs en sociëteiten zoals het Koninklijk Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en het Indo-Europeesch Verbond deden ze aan liefdadigheid, vierden Koninginnedag en Sinterklaas en verkleedden zich in clownspakken op Poerim, al noemden ze dat ‘Oogstfeest’. De echtgenotes dronken thee, en vulden hun tijd verder met cricket of tennis, waar zijn oma zowaar kampioen van Oost-Java in werd. 

Joden werden in Ons Indië beschouwd als blanken en konden dus ‘gewoon’ carrière maken. Zij, althans zijn opa, woonden in enorme huizen die met alle bijgebouwen zo groot waren dat in het laatste huis van zijn grootouders nu een hele kazerne was gevestigd. Waar het indertijd gestonken moet hebben als een benzinstation omdat alle grotere meubelstukken, de vleugel inbegrepen, pootjebaadden in rijstkommetjes met petroleum tegen de termieten.

En ze hadden kokkies, een werkster, kindermeisjes die baboe werden genoemd, een tuinman, verdere bedienden en chauffeurs, plus een hofmeester aan boord van het schip waarmee, met de ditmaal zeebaboe gedoopte nanny, naar patria en terug werd getourd. Zeven fabrieken had zijn grootvader, drie van zichzelf en vier voor het Vaderland. Suiker, thee, rubber, wat al niet. Tot hij als administrateur (directeur) door een inlander, die hij betrapte op het doen van een dutje tegen zijn fabrieksmuur, neergestoken werd en een dag later overleed. De koloniale krant vroeg zich af: ‘waar moet het heen indien men een slapende ‘werker’ niet meer zou mogen wekken op de ietwat harde wijze, welke bij dit verzuim behoort?’ Opa werd begraven in een kolossaal koloniaal witmarmeren tweepersoons graf, nu waarschijnlijk een tweede leven leidend als tuinpad. 

De jonge weduwe zou dat graf nimmer terugzien, want zij moest van de overheid met twee kinderen spoorslags terug naar Nederland, hetgeen haar vertrouwen in de boven haar gestelden ook niet bepaald bevorderde. Maar eenmaal terug bleef er sowieso weinig steken van die Indische geschiedenis, op enige prullaria op en boven het dressoir na. Onhandig voor hem was wel dat zowel zowel moeder als oma overgingen op het Maleis zodra er zaken werden besproken die zijn kleine jongensoren niet horen mochten. Deden ze dat eerst in het Frans, na zijn eerste lessen in die taal (‘Ou est Hector? Hector est un chien. Il est dans le jardin.’) werd overgeschakeld op de ooit koloniale taal. Maar aan de vloeken en de keren dat in het vermicellitaaltje zijn naam werd genoemd met blijkbaar onvertaalbare denominaties als ‘slecht rapport’ en ‘kleine klootzak’ wist hij dat het over hem ging. En verder was er nog de zolder vol theekratten waarin de Indische inboedel was verscheept en waar hij aan de blikken randen zijn bil nog gemeen had opengehaald.

Oma’s enorme wantrouwen naar élke overheid bleek pas echt nuttig in de wereldoorlog. Zij had al twee zussen zien vertrekken die na enig Pools graaf- en spitwerk hoopten op Palestina daarna. De twee dames hadden daartoe bij een nette sportzaak een khaki kampeeroutfit aangeschaft, korte broek, rugzakje, compleet met kampschopje. Zo, met een bontje om, verdwenen ze oostwaarts en in de vergetelheid. Nou, van dat kampschopje hebben ze maar weinig nut gehad, halfhuilde hun zus later op feestjes als ze een slokje teveel op had.

In Amsterdam was het in de lente van 1942 niet leuk meer, en dus kocht zij voor haar dochter en voor een g-dsvermogen een valse, J-loze Ausweis. Aan dat persoonsbewijs kon je nu nog zien, door aan de rand te pulken en de witte binnenkant bloot te leggen, dat die vals was. De achternamen werden door het verwisselen van één letter geschmad naar de Roomse persuasie. Met die valse pas werd de dochter geparkeerd in de provinciestad op een nette nonnenschool van de Zusters van Jezus, Maria en Jozef. Katholieker kón eigenlijk niet. 

De dochter blondeerde haar zwarte krulharen, bezocht bar en bioscoop, zoende jongens en stak de ene sigaret aan met de ander – wereldse wulpsheden die aan het Amsterdams thuisfront nimmer geoorloofd waren maar in de mediene openlijk uitgeleefd. Wel gaf ze tot nog ver na die oorlog de schuld van haar weerbarstige haar aan de Duitse bezetter.

logo CienMediene

Cine Mediene: deze serie, waarvan dit de derde aflevering is, beschrijft in korte filmische sfeerschetsjes een kehille in de mediene. 

Cine Mediene 2 Lompen en metalen

Cine Mediene 1 Een kathedrale koe

cover: Poerim, op Java ‘Oogstfeest’. Rechts opa

Over Paul Damen 10 Artikelen
Paul Damen ('s-Hertogenbosch, 1954) is journalist en publicist. Hij studeerde sociale geschiedenis en massacommunicatie aan de UvA. In Joodse kring werkte hij eerder bij de voormalige Joodse Omroep, als columnist van Jonet, en als hoofdredacteur van het NIW, waar hij nu nog opinies voor schrijft.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*