Het is 8 mei 1945, Amsterdam verkeert in juichstemming. Echter de capitulatie is nog niet getekend. Op de Dam verschuilen zich nog enkele Duitse militairen in de Grote Industriële Club. Zij openen het vuur op de feestende menigte. Anderen verschuilen zich in het Centraal Station.
De commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) zoekt naarstig naar iemand die de Duitsers in het station het bericht kan overbrengen dat ze niets zal gebeuren als ze zich overgeven. Een eerste koerier komt om in het spervuur. De tweede wordt Isa Baschwitz, een 23-jarige vrouw van Duits-joodse afkomst die al jaren in het verzet zit en vloeiend Duits spreekt. Haar missie slaagt. Maar de rest van haar leven probeert ze het Centraal Station te mijden, de plaats waar ze doodsangsten heeft uitgestaan.
Dit verhaal is gebaseerd op de bijdrage van Jaap van Ginneken aan Gezichten van Joods Verzet (2020)
onder de titel Isa en Kurt Baschwitz, De moedige koerierster en haar vader (pg 46-58),
en op zijn Nederlandse en Engelse biografie over hem 1.
In zijn recente studie naar Joods verzet Individuals and small groups in Jewish Resistance to the Holocaust (2023) geeft Ben Braber een voorzichtige typologie van het verzet. Binnen het gezin van de publicist Kurt Baschwitz (1886-1968) dat in 1933 direct na de machtsovername naar Amsterdam was gevlucht, groeien al snel gevoelens van verzet.2
Mislukte vluchtpoging
Isa Baschwitz (1922-2002) groeit deels op in een gebroken gezin. Haar vader en haar (niet-Joodse) moeder Erika leven aanvankelijk samen, maar later gescheiden in Amsterdam. Kurt vreest dat zijn naam bij de nieuwe machthebbers bekend is en dat hij met andere vooraanstaande antifascistische vluchtelingen bovenaan de lijst staat van mensen die worden opgehaald.
Aan de vooravond van de capitulatie brengt Isa haar vader ’s nachts met een taxi naar Bloemendaal, naar een vriendin waar een kamer over is. Zoon Hans (1920) was al eerder gaan werken op een boerderij bij Enschede, de jongste dochter Rody (1923) wordt hulp in de huishouding bij buurtgenoten van de bevriende hoogleraar Jan Romein in Blaricum. Isa, degene met het meest Joodse uiterlijk, wordt ondergebracht bij een andere kennis van haar vader, de Joodse geschiedenisleraar Jacques Presser en zijn vrouw Deetje Appel. Zij lijken minder gevaar te lopen, vanwege Pressers plaats op de lijst van mensen die vooralsnog ‘onmisbaar’ zijn.
Deetje – een stuk jonger dan Presser en oud-leerling van hem op het Vossius – is voor Isa meer een hartsvriendin dan een pleegmoeder. Samen doen ze het huishouden. Isa zal later zeggen over dit stel: “Hij verafgoodde haar, en zij hem. Zo kil als het bij ons thuis was, zo heerlijk en warm was het bij hen. Daar heb ik eigenlijk voor het eerst de Joodse riten gezien, en veel Joodse woorden gehoord die ik niet kende.” Een van die woorden is sjikse, de naam van Joden voor een niet-Joods meisje. Ze hoort die uit de mond van de moeder van Deetje, die haar zegt dat ze voor een sjikse best meevalt.
Presser en zijn vrouw begeleiden Isa naar het eindexamen aan het Barleaus Gymnasium in mei 1942. Dan is het voor leerlingen met een joodse vader niet meer mogelijk om medicijnen te gaan studeren zoals Isa wil. Het alternatief is verpleegster worden in het particuliere Spinoza-ziekenhuis waar ze als ongediplomeerde eerst intern moet wonen. Een jaar later wordt Isa meerderjarig. Het feest wordt gevierd bij de Pressers thuis. Een dag later wil ze hen nog komen bedanken, maar dan blijkt Deetje niet aanwezig. Ze is zonder Jodenster en met slecht vervalste papieren naar buiten gegaan, opgepakt en naar Westerbork gestuurd. Pas veel later blijkt dat ze naar Sobibor is gestuurd en daar vermoord. Ondertussen besluit Presser na lange aarzeling toch maar op de Veluwe onder te duiken.
Koerierster voor verschillende verzetsgroepen
Isa besluit de post van Presser op de fiets naar zijn onderduikadres te brengen. Dat gaat ze naar verloop van tijd ook voor andere onderduikers doen. Uiteindelijk wordt ze koerierster voor verschillende verzetsgroepen. Via een contact op een distributiekantoor komt ze aan echte bonkaarten voor onderduikers. Van een ambtenaar in Enschede krijgt ze zelfs een hele stapel echte paspoorten die ze in haar kleren – nog steeds op de fiets – smokkelt door allerlei controleposten. Ze komt in contact met een vervalsingsexpert die heel goede stempels kan namaken, die dat ook gaat doen voor de groep van Gerrit van der Veen. Geleidelijk aan raakt Isa ook betrokken bij sabotageacties. Met broer Hans (die zich inmiddels bij haar heeft aangesloten) steelt ze een hele kaartenbak uit het Bevolkingsregister en gooit die in de gracht.
Vader Kurt maakt zich grote zorgen over de risico’s die ze neemt, hij vindt haar roekeloos, wat hij toeschrijft aan haar ‘domheid’. Van Ginneken zoekt een verklaring in de psycho-analytische zin: zij is haar vaders ‘plaatsvervanger’ in het verzet die zijn heimelijkste fantasieën vervult.
In de zomer van 1942 zet Isa zich in om haar vader uit Westerbork te krijgen. Bij één van de eerste razzia’s in Amsterdam-Zuid is hij opgepakt, toen hij niet zijn speciale kaart bij zich had als deeltijd docent aan het cultureel centrum aan het Oosteinde voor Duitstalige Joden. Eerder had hij haar al gevraagd in een dergelijk geval die documenten zo snel mogelijk na te brengen. Isa weet dus wat haar te doen staat, trekt haar verpleegstersuniform aan om vertrouwen te wekken en neemt de trein naar Westerbork.
In de drukte van de voorbereidingen voor een nieuw transport naar Oost-Europa wordt hij gevonden. “Kind, jij hier?” Hij pakt de papieren en zegt: “Goddank, nu zal ik er wel uitkomen.” De papieren zijn nog niet helemaal in orde, maar hij wordt voorlopig vrijgelaten om ze in Amsterdam in orde maken. Hij besluit echter vervolgens onder te duiken op de kamers van Isa, die nu zelfstandig is gaan wonen. Isa, vele jaren later: “En nooit is er meer over gesproken.”
Dagboek van Anne Frank
Na de Bevrijding krijgt Bachwitz bezoek van Otto Frank die hij kent van uit de vooroorlogse kring van Joodse vluchtelingen. Hun dochters speelden met elkaar. “Gelukkig, jij bent er tenminste nog”, zegt Frank als hij Isa ziet. In een koffertje draagt hij het manuscript van het dagboek van dochter Anne. Hij zoekt hulp bij de publicatie ervan.
Isa: “Mijn vader was voor hem iemand die zelf boeken schreef, dus hij moest wel behulpzaam kunnen zijn”. Van mij wilde hij “speciaal weten of het bij de jeugd zou aanslaan.” Baschwitz neemt contact op met zijn vriend en collega Jan Romein die over een groot netwerk beschikt. Romein schrijft een stuk in de voormalige verzetskrant Het Parool. Zijn aanbeveling trekt de aandacht en leidt uiteindelijk tot de publicatie van Het Achterhuis.
Voortrekker verzetsveteranen
Isa Baschwitz overleed op 5 februari 2002 in Amsterdam op 79-jarige leeftijd. Ze was één van de voortrekkers van verzetsveteranen die regelmatig aantreden bij plechtige herdenkingen waar zij regelmatig vertelde over haar oorlogservaringen. Dat deed zij ook voor een lang video-interview dat te vinden is in het Amsterdamse Joods Museum. Ook publiceerde ze zelf een bundel met interviews met de verzetsveteranen – 4
Zevende faculteit
Kurt Baschwitz wordt na de oorlog, samen met Jacques Presser, één van de eerste hoogleraren aan de zogenaamde ‘Zevende’ Faculteit van Politieke en Sociale Wetenschappen’ (PSF) aan de Universiteit van Amsterdam.3 Hij legt daar de grondslag voor de beoefening van de communicatiewetenschap in Nederland.
Noten
- Gezichten van Joods verzet – Veertig schetsen van Joden in verzet,
een uitgave van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie (NKvJG) onder eindredactie van Jeroen Sprenger, Amsterdam 2020. Het boek is digitaal te bestellen via de website van de NKvJG. - Ben Braber, Individuals and small groups in Jewish Resistance to the Holocaust – A Case Study of a Young Couple and their Friends. – London / New York / Anthem Press / 2023
- Jaap van Ginneken, Kurt Baschwitz, Peetvader van journalistiek en communicatie, ISBN 97890 7970091 2, Amsterdam 2018, 268p, € 24,75
- Isa Teske-Baschwitz & Th Kok – 40 jaar Erepeloton der voormalige binnenlandse strijdkrachten : een gedenkboek [Amsterdam : Vereniging van Oud-verzetsstrijders ‘Amstelland’], [1988]
een aardig stukje over Isa die ik wel eens tegenkwam op de verjaardag van Presser