Elke religie is een gevallen engel
Avraham Ben Yitzhak Sonne, dichter (1883-1950)
“In de jaren zeventig en tachtig,” aldus Eric Ottenheijm in zijn artikel over Oosterhuis en het Jodendom in deze krant, ”ontstaat een poëtisch liturgische taal die zich laat inspireren door Bijbelse metaforen en door de Latijns-Amerikaanse bevrijdingstheologie met een toenemende nadruk op de Joodse Jezus.”
Het is goed dat Ottenheijm ingaat op de visie van Huub Oosterhuis op het Jodendom, een aspect dat bij diens overlijden in de media amper ter sprake kwam. Hier enkele aanvullingen en vragen bij het betoog van Ottenheijm over de Joodse invloeden op het denken van Huub Oosterhuis (1933-2023).
Yehuda Aschkenasy
Ottenheijm vindt het lastig om Oosterhuis’ verhouding tot het Jodendom te bepalen. Hij vermeldt dat Huub in de jaren zeventig colleges heeft gevolgd bij Yehuda Aschkenasy, die Talmoedica doceerde aan de toenmalige Katholieke Theologische Hogeschool (pal tegenover wat later de Rode Hoed zou worden). Nu zie ik Huub niet zo gauw in de collegebanken zitten, maar hij is wel bij Aschkenasy in de leer geweest. Zelf zei hij daarover nog onlangs*:
Toen kwam ik op een feestje de rabbijn Yehuda Aschkenasy tegen. Hij was een overlevende van Auschwitz en doceerde Judaïca (Jodendom) aan de Katholieke Hogeschool van Amsterdam. Het klikte meteen. Na afloop vroeg ik of ik bij hem in de leer mocht, of ik mocht komen ‘lernen’. Dat mocht. Een jaar lang ging ik elke dinsdag naar hem toe, in Hilversum. Ik kwam er binnen en hij zei: vraag maar.
De eerste vraag die ik stelde ging over het begin van Psalm 14: ‘De dwaas zegt in zijn hart: er is geen god’. Wat betekent dat, vroeg ik, wie is die dwaas? Een filosoof? We gingen lezen. Hij sloeg het Elia-verhaal op, over de wijngaard van Nabot die koning Achab wilde kopen, wat Nabot weigerde, waarop Achab Nabots zoons vermoordde en de wijngaard in bezit nam. Achab, was een ‘dwaas’.
Zo gingen we de hele bijbel door, kwam ik er geleidelijk in en ben ik erin gebleven. Van Aschkenasy heb ik geleerd dat het uittochtverhaal de kern van de bijbel is. Wij braken met de religie van de rooms-katholieke kerk, met haar dwingelandij. Wij wisten niet meteen hoe het verder moest, maar die gesprekken met Aschkenasy over de bijbel hebben mij nieuwe grond onder de voeten gegeven.
Ik leerde de bijbel lezen als een politiek statement: ‘uittocht uit alle wrede slimme / martelende slavernijsystemen / ooit en steeds opnieuw bedacht.’ De wereld is nog altijd vol van slavernijsystemen. Daarom staat dat bevrijdingsvisioen ook ‘gloedrood geschreven in de Joodse bijbel.
* in Ad van Nieuwpoort, Uittocht. Laatste gesprekken en gedichten van Huub Oosterhuis, Amsterdam 2023, blz.16)
Yehuda Aschkenasy bibliotheek, beeld OJEC
Abel Herzberg
Belangrijk voor zijn visie op het Jodendom was ook Huubs vriendschap met Abel Herzberg die hij in 1969 leerde kennen en die hij tot diens overlijden in 1989 is blijven bezoeken. Marc van Dijk besteedt daar in zijn De Paus van Amsterdam. Biografie van Huub Oosterhuis een paar mooie pagina’s aan. Abel Herzberg, overlevende van Bergen-Belsen was een sleutelfiguur in Huubs verhouding met het Jodendom. Zij spraken samen veel over de God van de bijbel. Herzberg noemde zich eens ‘een ongelovige die weet dat God bestaat’ en de kern van zijn ‘ongeloof’ was de ethiek: ‘Ethisch leven is de werkelijke godsdienst’.
Een keer, zo vertelde Huub aan Marc van Dijk, is Abel Herzberg boos geweest op Huub die geen idee had waarom. De volgende dag belde hij en vroeg hem langs te komen. Hij had zich vergist, hij had altijd gedacht dat Huub een Jood was. Maar, had zijn vrouw Thea hem verzekerd, dat is niet het geval, en nu had hij hem verschrikkelijk beledigd en bood hij zijn excuses aan.
Waarom was hij dan boos. Omdat Huub hem verteld had dat hij op een bijeenkomst in de Mozes en Aäron een toespraak zou houden tegen het antisemitisme. Toen was Abel dichtgeklapt want, zo meende hij: ‘je verdedigt als Jood niet zelf je Jood-zijn.’ Dat laat je aan anderen over. Huub was helemaal niet beledigd. ‘Ik was trots, zo trots! (…) het feit dat hij dacht dat ik Jood was, vond ik een ongelofelijk groot compliment’ (o.c. blz. 289-295).
Het jood-zijn van Jezus
Huubs nadruk op de Joodse Jezus, komt vooral tot uiting in zijn Lukaspassie (Amsterdam, 2003) met zijn inleiding over ‘Jezus van Nazareth, een Joodse leraar’ en de gedichtencyclus ‘Jezus, zoon van de thora, als eerste deel van zijn Lukaspassie. (blz. 21-38) En in het meer dan honderd pagina’s omvattende Hier aanwezig. Een leerdicht over Jezus van Nazaret (Baarn, 2005). Het jood-zijn van Jezus is daarin niet zozeer een metafoor, of ‘trope’, zoals Ottenheijm het noemt, maar eerder een sine qua non: zonder dat is Jezus een uit de godenhemel gevallen mythologische wonderdoener.
Ottenheijm heeft gelijk als hij zegt dat Oosterhuis bij al zijn verbondenheid met het Jodendom nadrukkelijk afstand hield van de interreligieuze dialoog. En ik begrijp die afstandelijkheid wel. Hij had geen geduld voor eindeloze discussies zonder uitkomst. En het doel van de interreligieuze dialoog kan nu eenmaal niet de opheffing ervan zijn omdat de deelnemers het eindelijk eens zijn geworden – nou ja, misschien ooit in een hiernamaals. Je wilt je religieuze zelf blijven en hooguit het gemeenschappelijke zoeken en koesteren. Praten is altijd goed en bevredigend, vooral als het op een tamelijk hoog intellectueel niveau is, maar soms denk je wel eens: waartoe?
Dat Huub Oosterhuis zich niet tot de interreligieuze dialoog aangetrokken voelde, was om de simpele reden dat hij zich bij geen enkele gevestigde religie zó thuis voelde dat hij van daaruit bevredigend kon meepraten, zeker niet als de taalman die hij was. Hij was overigens wel enkele keren spreker op OJEC- conferenties.
Maar verder was hij helemaal niet zo van de religie, hij was van het grote bevrijdingsverhaal van de Joodse Schrift, getuige ook zijn volgende, vrij recente gedicht:
Ben van religie niet
Ben van religie niet.
Heb wel de stem gehoord
van het bevrijdingsvisioen
dat gloedrood in de Joodse Bijbel
staat geschreven:
‘Gelijke rechten op geluk
de zachte krachten van de solidariteit
genade brood voor ieder mens
uittocht uit alle wrede slimme
martelende slavernijsystemen
ooit en steeds opnieuw bedacht’
De stem die dit
tot mijn geweten spreekt
is god voor mij.
En als ik zing uitzinnig ingetogen
in eigen zieletaal, of Bach aanhoor:
‘t gaat over dit, die god alleen
en verder godsdienst geen.
uit: Die wij denken. Nieuwe gedichten, Baarn 2018, blz.24
Franz Rosenzweig
Misschien zouden we in de interreligieuze dialoog nog eens de positie van Jodendom en Christendom moeten overwegen die een eeuw geleden (1925) door Franz Rosenzweig werd omschreven en die door talloze andere niet-religieuze, maar zeer Joodse denkers en schrijvers, zoals de dichter van het motto boven deze bijdrage, werd en wordt ingenomen:
‘God heeft niet de religie geschapen, maar de wereld. (…) De bijzondere positie van Jodendom en Christendom bestaat nu juist hierin, dat zij, zelfs als ze religie zijn geworden, in zichzelf de aandrift bespeuren, zich van hun religieuze karakter (Religionshaftigkeit) te bevrijden en uit hun bijzonderheid en uit hun ommuringen weer de weg te vinden naar het open veld van de werkelijkheid.
In: Das neue Denken. Einige nachträgliche Bemerkungen zum Stern der Erlösung, in: Franz Rosenzweig, Gesammelte Schriften 1. hier geciteerd naar de oorspronkelijke uitgave in Philosophisches Jahrbuch 1925, blz. 443-443, (eigen vertaling).
‘Een zeker essentialisme’
Eric Ottenheijm meent bij Oosterhuis door zijn nadruk op de Schrift ‘een zeker essentialisme’ te ontwaren, dat ‘protestants aandoet’ en ‘op gespannen voet staat met de Talmoedisch-Rabbijnse traditie’ die zich van een dergelijke nadruk onderscheidt door haar ‘methode van midrasj en halacha, de verhalende schriftuitleg en ethiek (moraal).
Zeker was Huub Oosterhuis geen Talmoed-geleerde, zoals hij ook geen theoloog was in de gangbare geleerde betekenis, en geen vak-exegeet. Zeggen dat Jezus dat allemaal ook niet was, is misschien een flauwe opmerking, want Huub was zeker ook geen Jezus. Maar zou het zo kunnen zijn dat het hele werk van Huub Oosterhuis naast een bijbelse, ook een talmoedische, ja zelfs rabbijnse geest ademt? Dat het één grote verzameling midrasjiem en halachot is, die hij niet uit zijn eigen duim zoog, maar als een spons opzoog uit alles wat hij aan betrouwbare theologie, exegese, poëzie en Joodse wijsheid heeft gelezen en uit vele monden gehoord? Wie dat allemaal zijn, behalve de genoemde?
Lees zijn onlangs verschenen verzamelde essays De ontdekking van de aarde (Baarn, 2022) en zie waar hij het allemaal vandaan heeft.
cover: Hendrik Nicolaas Werkman (1882-1945) Chassidische Legenden I: De gedwongen terugkeer, 1942, Sjabloon en rol op papier, 51,1×33 cm
Geef als eerste een reactie