De documentaire ‘Gaat dit over ons? Herdenken in Nederland Polderland’, onlangs uitgezonden door de Joodse Omroep/EO, zie het artikel in deze krant van regisseur Alfred Edelstein, zette – ondanks de wat chaotische opzet – aan tot denken over de vraag: hoe inclusief is herdenken in ons land?
Kort beschouwd is de docu een aaneenschakeling van onbekende en bekende verhalen over de oorlog en de herdenking ervan. Onbekend voor het grote Nederlandse publiek welteverstaan, want tegelijkertijd schrijnend en overbekend bij die delen van de Nederlandse bevolking en hun nazaten die de gruwelen van de oorlog aan den lijve ondervonden.
Onzichtbaarheid
Na de oorlog bleven zij lange tijd onzichtbaar en vonden geen weerklank voor hun leed. Die onzichtbaarheid was pijnlijk en is dat voor een aantal groepen nog steeds. Zie het hartverscheurende verhaal van de Sinti en de Roma dat in genoemde documentaire wordt getoond. In de oorlog werden ze, net als de joden, door de nazi’s vervolgd, gedeporteerd en vermoord. Na de oorlog bleek dat de Sinti en Roma van Nederland vrijwel volledig waren uitgeroeid.
Vertegenwoordiger van de Sinti, Lalla Weiss, zegt in de docu: “Nederland heeft geen weet hoe er met mijn mensen is omgesprongen in de oorlog en in de jaren erna”. Bij de jaarlijkse Nationale Dodenherdenking op 4 mei was er voor de Sinti en Roma tot 1994 geen enkele aandacht en nimmer heeft een van hen op 4 mei op de Dam gesproken.
Lalla Weiss pleit voor een spreker vanuit Roma en Sinti tijdens de Nationale Herdenking 4 mei op de Dam. Beeld uit documentaire Gaat dit over ons?
Joods leed genegeerd
De documentaire laat zien dat ook voor het leed van de joden de eerste vijfendertig tot veertig jaar na de oorlog weinig aandacht was. De herdenking van de Tweede Wereldoorlog in Nederland was tot halverwege de jaren tachtig een zaak van militair vertoon en de leugen van het zogenoemde massale, heldhaftig ondergrondse verzet van de Nederlanders tegen de Duitse bezetter.
De moord op de 102.000 Joden, die voor de oorlog toch deel uitmaakten van de Nederlandse samenleving, werd op generlei wijze herdacht. Het leed van de kleine groep overlevenden bleef decennialang onzichtbaar. Veel joden voelden zich niet door de nationale dodenherdenking aangesproken: hun doden herdachten ze in eigen kring, met eigen rituelen zoals Jom HaSjoa. De Sinti deden hetzelfde. Een overbekend verhaal in deze kringen, totaal onbekend in de buitenwereld – lange tijd ook voor mij, die pas in 1975 in Nederland, in Nijmegen, kwam wonen. Daar was de oorlog toen enkel het verhaal van het per abuis bombarderen van de stad, door de Engelsen en Amerikanen in 1944, later verfilmd in A Bridge too far. Voor de rest kreeg je als kersverse allochtoon de indruk dat de meeste Nederlanders in het verzet hadden gezeten en verder was de oorlog voor de studentenpopulatie waar ik toen bij hoorde, geen thema.
Shoah krijgt aandacht
Vanaf de jaren tachtig krijgen de jodenvervolging en de Shoah langzamerhand meer aandacht bij herdenkingsrituelen van Nederland. Bij de Nationale Dodenherdenking op 4 mei ligt nog altijd de nadruk op de heldhaftigheid van Nederlandse militaire operaties en verzet tegen onderdrukking, met het verschil dat niet alleen de Tweede Wereldoorlog de focus is, maar er een verschuiving optreedt naar waar ook ter wereld.
Aan de grotere betekenis van de Shoah ligt ten grondslag een langdurig bewustwordingsproces dat in de jaren zestig aanving met het Eichmann-proces in Jeruzalem, gevolgd door de boeken van de historici Jacques Presser en Loe de Jong en schrijvers als Marga Minco, Abel Herzberg, Gerard Reve, Andreas Burnier die de Shoah in Nederland een gezicht gaven. Daarnaast ging een protestgeneratie vragen stellen als “hoe kon dit gebeuren? Wat deed jij in de oorlog papa”?
De voorlopige bekroning van dit proces was de onthulling door koning Willem-Alexander van het Nationaal Holocaust Namenmonument aan de Weesperstraat in Amsterdam in 2021. Een jaar eerder had premier Mark Rutte, 75 jaar na het einde van de oorlog, de Joodse gemeenschap excuses aangeboden voor het gedrag van de Nederlandse overheid tijdens de oorlog.
Huidige herdenkingen te wit
Paradoxaal genoeg leidt juist deze, terechte en hard bevochten joodse zichtbaarheid voor hun extreme leed in de Tweede Wereldoorlog, bij andere groepen tot het verwijt dat er alleen maar aandacht is voor de joden en niet voor hún verhaal en hun strijd.
“Move over, er is nu genoeg naar jullie geluisterd, nu zijn wij aan de beurt”, lijkt het devies te zijn. Robert Vuijsje zegt er in de docu enige woorden over (“de Indië herdenking en Keti Koti mogen wat mij betreft even groot zijn”), maar verder wordt dit gegeven in de docu niet uitgewerkt.
Dat is jammer, want het verzet tegen de huidige vorm van herdenken die “te wit”, te koloniaal en eurocentrisch zou zijn en de roep om inclusievere vormen van herdenken zijn al enige jaren gaande en is iets waar de joodse gemeenschap zich van bewust moet zijn.
Zo riep de actiegroep ‘Geen 4 mei voor Mij’ in 2018 op Facebook op tot een lawaaidemonstratie tijdens de plechtigheden op de Dam. Men was het er niet mee eens dat er tijdens de herdenking wel aandacht was voor de circa vijfduizend Nederlandse militairen die sneuvelden tijdens de dekolonisatieoorlog in Nederlands-Indië/Indonesië (1945-1950), maar niet voor de ongeveer honderdvijftigduizend slachtoffers die daarbij aan Indonesische zijde vielen.
De jaarlijkse Nationale Herdenking 15 augustus 1945 zou, als het echte einde van de Tweede Wereldoorlog in het Koninkrijk der Nederlanden, in de ogen van Indische nazaten dan ook veel prominenter moeten worden aangezet.
De zwarte gemeenschap op haar beurt wil al jaren meer aandacht voor mensen van kleur, ook uit Suriname en de voormalige Nederlandse Antillen, die als militair, maar ook als verzetsheld het leven lieten tijdens de oorlog. Er zijn inmiddels mensen die andere jaarlijkse herdenkingen en vieringen, zoals Keti Koti of Roze Zaterdag, of zelfs de dag van de Empathie op 3 mei, betekenisvoller vinden dan de Dodenherdenking op 4 mei op de Dam.
Rishna Khubsing, pagina uit de Atlas van Herdenken
Inclusief herdenken, werkgroep gemeente Amsterdam
De gemeente Amsterdam richtte rond 2018 een werkgroep ‘Inclusief Herdenken’ op en voor projecten met dat thema kan er subsidie worden aangevraagd bij diezelfde gemeente. Inclusief Herdenken beoogt onderbelichte verhalen te delen en ze onderdeel te laten zijn van (nationale) herdenkingen opdat men zich meer met elkaar en de hen omringende samenleving verbonden voelt. Wie een indruk wil krijgen van mogelijke doelen van inclusief herdenken, leze het in 2022 verschenen boek ‘Atlas van Herdenken. In gesprek met 82 Amsterdammers’ dat in opdracht van de gemeente Amsterdam door de Alliantie Wij zijn Amsterdam is samengesteld.
Opvallend is dat de herdenking van de genocide op de joden tijdens de Tweede Wereldoorlog er nauwelijks in voorkomt. Omdat die herdenking vanzelfsprekend is? Of omdat het niet meer hoeft? Dat blijft vaag. Duidelijk is wel dat het boek door de samenstellers expliciet is bedoeld als een oproep aan het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam om nieuw beleid te formuleren en hun “budgetten fair over alle herdenkingen en vieringen in de stad” te verdelen.
Herdenken is een vorm van erkenning en in de context van de huidige Nederlandse samenleving misschien wel het symbool van het erbij horen en meedoen. Delen is helen. Andersom geldt: wiens leed niet wordt gezien noch herdacht, hoort er niet echt helemaal bij of zelfs helemaal niet bij. Het noemen van hen die vaak vergeten worden, is onderdeel van inclusieve herdenkingsrituelen.
Vals narratief
Dat allerlei groepen in de Nederlandse samenleving aandacht willen voor hun leed en hun verhaal is alleszins inleefbaar en terecht. Dat wil echter niet zeggen dat de moord op tachtig procent van de joodse bevolking tijdens de Tweede Wereldoorlog voortaan ongenoemd of achterwege gelaten mag worden. Alsof de herdenking hiervan inclusievere vormen van herdenking in de weg staat. “Dat is een vals en gevaarlijk narratief” zegt de joodse sociaal activiste en “Oy Vey” community builder Lievnath Faber in een drietal artikelen uit 2021.
Het eigen verhaal vertellen, onomwonden en telkens weer
Om tot inclusievere vormen van herdenkingen van de oorlog te komen zijn er volgens Faber drie zaken nodig:
- de ruimte creëren voor een gedeelde geschiedenis over wie/wat Nederland is, bestaande uit de bekende, maar zeker ook de onbekende of verborgen verhalen van de verschillende groepen in de Nederlandse samenleving.
- Het besef van een gezamenlijke toekomst en het met elkaar blijven verkennen en praten over het Nederland dat we willen zijn.
- Institutionalisering van het inclusieve herdenken door het officieel benoemen, herkennen en erkennen van het specifieke trauma van elke onderscheiden groep, en niet door alles op een hoop te gooien vanuit een misplaatst gevoel van gelijke monniken, gelijke kappen. Pas dan kan het trauma beginnen te helen.
Kracht van het verhaal is cruciaal
Gezien en gehoord worden, erbij horen en meedoen: de kracht van het verhaal is daarbij cruciaal. Dat verhaal, het eigen verhaal, voor ons is dat het joodse verhaal van de Shoah, van het leed en het trauma onomwonden te kunnen delen en vertellen, telkens weer wanneer dat nodig is, en weten dat hiernaar wordt geluisterd.
En omgekeerd: kunnen luisteren naar het expliciete verhaal van het leed en het trauma van een ander, telkens weer, ook wanneer dat pijn doet of ongemakkelijk is. Alle verhalen naast elkaar laten bestaan zonder angst voor concurrentie, of onzichtbaar gemaakt te worden, door het verhaal van een ander.
Een utopie? Wie zal het zeggen. Het kan ook de weg zijn om bij een volgende Dodenherdenking op 4 mei de vraag van ‘gaat dit over ons?’ te beantwoorden met een volmondig “ja, dit gaat over ons”.
cover: Nationaal Holocaust Namenmonument bij avondlicht, foto Dirk P.H. Spits
Geef als eerste een reactie