Net twintig ben ik. Ik loop over de markt waar mijn oma als klein meisje liep. Hier was het voor haar gewoon om te knijpen in fruit. Na de grote oversteek leerde mijn grootmoeder al gauw dat je dat soort dingen niet kon doen in haar nieuwe land. Ze stopte er ook direct mee. Van de keelklanken in haar spraak kwam mami echter nooit af. Haar zoon, mijn vader, studeerde en trouwde een blondje uit Nederland. Zij baarde mij: de vleesgeworden integratie.
En nu loop ik hier. Ava Bensaïd, lang en wit, niet meertalig opgevoed. Hier, waar specerijen op een voetstuk staan en niet in een schap. Ik kijk mijn ogen uit. Geen minuscule potjes, maar geurende bergen. Niet door pukkelige pubers keurig gespiegeld, maar uitgestald op ongelakte houten planken.
Ik zie hoe de felle kleuren in de eeltvingers van marktkooplui zijn getrokken. Okergeel van kurkuma, dieprood van sumak. Om voor altijd te blijven. Kromme aubergines lachen. Wapperende sjaals worden wenkende handen. Mijn land. Mannen met gouden kettingen in zwart borsthaar gebaren wild. Vrouwen van tachtig met stemmen als slijptollen bestieren hun kramen. ‘Yalla!’
Zwerfkatten flitsen uit kartonnen dozen. Schoolkinderen sjouwen met zakken platbrood. Iedereen stuift door, schuifelt door. Ik sta stil en zie het aan. Ik schrik wanneer een verkoper schreeuwt. Hij heeft het tegen mij.
Trillend overhandig ik hem mijn lijstje. Ik mompel: ‘Ras el hanout’. Hij knikt en gniffelt. Met grote halen steekt hij zijn schep in verschillende bonte heuvels. Hij sluit het zakje, schudt er driftig mee en blaft de prijs. Dan vraagt hij me waar ik vandaan kom. Ik betaal, draai me om en voel een traan. Hier ben ik Ava en thuis ben ik Bensaïd. Vleesgeworden integratie.
Volgende week zal ik mijn vinger weer tegen een steriele vitrine leggen. ‘Ja, die,’ zal ik zeggen. ‘Boeren jong belegen.’ De kaasboer zal vragen of het een onsje meer mag zijn. En natuurlijk mag dat.
Ik ben óók gek op kaas.
cover: tekeningen van de dochters van de auteur
Geef als eerste een reactie