Warm bad voor vluchtelingen
Bekend maken dat je Joods bent, of het juist verbergen? In het gezin van Bernardine Bloemgarten-Hertog zijn de meningen verdeeld. Zelf vindt zij van niet. Haar oudste zoon Rudolf (Rudi genoemd), later betrokken bij de aanslag op het Amsterdamse Bevolkingsregister, komt tot een tegenovergesteld oordeel. Iedereen weet dat het gezin Joods is, vindt hij, en daardoor zullen zij extra risico lopen. Zowel moeder als zoon weet door het contact met vluchtelingen uit Duitsland welk lot Joden te wachten staat. Het weerhoudt hen er niet van daartegen in verzet te komen. Bernardine heeft daarbij tevens de zorg voor drie nog thuiswonende kinderen.
In zijn boek Individuals and small groups in Jewish Resistance to the Holocaust onderscheidt Ben Braber een aantal typeringen van Joodse verzetsstrijders.** Deze verschillende soorten Joods verzet zijn de leidraad voor deze serie artikelen. Eén daarvan is die van mensen die al vóór de bezetting contact hebben met Duits-Joodse vluchtelingen. Bernardine is één van hen. Haar huis in de Amsterdamse Meerhuizenstraat is ondanks de armoede een warm bad voor vluchtelingen, niet alleen uit Duitsland, maar ook uit andere dictatoriale regimes als Mussolini’s Italië en Franco’s Spanje.
Handelaar in jutezakken
Bernardine is op 12 september 1899 in Maastricht geboren in het niet onbemiddelde Joodse gezin van Salvador Hertog en Heintje Cohen. Na de lagere school gaat ze naar de 4-jarige HBS. Als 15-jarige raakt ze doordrongen van de verschrikkingen van oorlog bij het zien van een grote stoet Belgische vluchtelingen in Maastricht.
Op een Poeriem-bal ontmoet zij de zeven jaar oudere Victor Bloemgarten, een handelaar in jutezakken. Haar vader vindt hem eigenlijk te min voor haar. Door zwanger te worden dwingt zij echter in 1919 een huwelijk af. Na de geboorte van Rudi en dochter Hetty en tijdens de zwangerschap van Salvador verhuist het gezin in 1924 naar Brussel, waar zoon Eddie wordt geboren. Maastricht is in de ogen van Bernardine te provinciaals. Bovendien zijn de economische vooruitzichten in Brussel beter.
Hoewel Bernardine en Victor wars zijn van religie worden de zonen om de grootouders een plezier te doen wel besneden. Maar van een bar- of bat-mitswa wordt afgezien. Naar verloop van tijd kampen Bernardine en Victor met relatieproblemen. Dat leidt ertoe dat zij in 1932 naar Amsterdam verhuist. Daar voorziet ze als verkoopster van loten in haar inkomen. Dat biedt haar een basisloon en afhankelijk van het aantal verkochte loten ook een toeslag. Bernardine blijkt met haar charme daarin redelijk succesvol te zijn.
Zorg voor vier kinderen
In 1934 scheiden Bernardine en Victor definitief, waarna zij de zorg voor de vier kinderen op zich neemt. Na enkele omzwervingen in Amsterdam vestigt zij zich op nummer 12 in de Meerhuizenstraat, in de Rivierenbuurt. De nieuwe vriend van Bernardine, de dichter Max Kijzer, trekt bij hen in.
Met de steun van de gemeente en met financiële hulp van de familie en bekenden weet Bernardine de eindjes aan elkaar te knopen. Regelmatig wordt Salvador er met een gesloten envelop op uitgestuurd, onder andere naar de historica Annie Romein-Verschoor, om die gevuld met een rijksdaalder weer mee naar huis te nemen. Voor enkele Italiaanse vluchtelingen die regelmatig aan tafel aanschuiven, organiseert Bernardine een wekelijkse buurtcollecte van 25 cent per persoon. Zoon Salvador valt de eer te beurt de opgehaalde kwartjes uit te delen aan degenen die daar volgens ‘de kwartjeslijst’ voor in aanmerking komen.
Literaire avondjes
Naast toevluchtsoord voor vluchtelingen is Meerhuizenstraat 12 ook een plek voor literaire avondjes georganiseerd door Max Kijzer. Maandelijks komen op de vrijdagavond jonge dichters hun werk voorlezen. Onder wie Ed Hoornik, Jacques van Hattum, Gerard den Brabander en Maurits Mok.
Politiek gezien heeft Bernardine linkse sympathieën, maar de SDAP is haar te braaf. Ze stemt op de Communistische Partij Holland (CPH). Diep in haar hart neigt ze – als romantische, hartstochtelijke, strijdbare en altijd eigenzinnige vrouw – meer naar het anarchisme.
Bij het begin van de bezetting heeft Bernardine haar handen vol aan de opvoeding van de drie jongste kinderen. Rudi is in 1938 medicijnen gaan studeren. Voor Salvador heeft zij in Frieda Belinfante een ideale pianolerares gevonden. Dochter Hetty speelt in de Joodsche Schouwburg een rol in de komedie “Kaap de Goede Hoop” van de Hongaar Ladislaus Bus- Fekete. Eddy zit op school, waar hij overigens niet echt interesse in heeft.
Onderduikadressen
In juli 1942 wordt Bernardine gewaarschuwd door een kennis die op de administratie van de Gestapo werkt. Bijna gelijktijdig stormt huisvriend Karl Gröger – in het uniform van de Wehrmacht – haar huis binnen. Het gezin staat hoog op de lijst van te deporteren steuntrekkers, is de boodschap, en moet ogenblikkelijk onderduiken. Dankzij de spontane hulp van vrienden zijn al snel onderduikadressen beschikbaar. Rudi krijgt door bemiddeling van Frieda Belinfante onderdak in de buurt. Hetty komt uiteindelijk in Brussel terecht. De jongste zoon, Eddy wordt ondergebracht op de Veluwe. Bernardine en Salvador lopen, terwijl zij de Jodenster van zijn jas trekt, naar de Roelof Hartstraat waar ze boven boekhandel Samson kunnen onderduiken.
Rudi is de spil in de communicatie tussen de familieleden, tot kort na de aanslag op het Bevolkingsregister op 27 maart 1943. In één van de brieven schrijft Bernardine over een fuif waarbij veel aanslagplegers en studievrienden van Rudi aanwezig zijn. Onder hen wordt zij “Winnetou” genoemd, naar het dappere hoofd van de Apache indianen in de boeken van Karl May. Bernardine: “We waren totaal met 21 man. Er waren zeven verpleegsters, Rudi en Karl Gröger waren er ook. Lag eerst om 7 uur ’s ochtends in bed”.
Op transport
Op 12 april 1943 wordt Rudi gearresteerd voor zijn betrokkenheid bij de aanslag op het Bevolkingsregister. Als Bernardine daarvan hoort bezoekt ze zijn verloofde Hannie Levy en haar zus op hun onderduikadres. Daar worden alle drie opgepakt om op transport naar Westerbork te worden gesteld. Bernardine drukt Hannie op het hart haar identiteitspapieren uit de trein te gooien. “Als verpleegster moet jij proberen uit Westerbork te ontsnappen, dat zal mij zelf niet lukken, maar jij hebt nog een heel leven voor je.” Met hulp van enkele communisten in Westerbork lukt die ontsnapping ook.
Bij aankomst in Sobibor, op 28 mei 1943, vindt zij de dood in de gaskamer. Vijf weken later – op 1 juli – wordt haar zoon Rudi gefusilleerd in het duingebied van Overveen.
*Gezichten van Joods Verzet is digitaal te bestellen via de NKvJG-website.
**Ben Braber, Individuals and small groups in Jewish Resistance to the Holocaust – A Case Study of a Young Couple and their Friends. – London / New York / Anthem Press 2023 is eerder op De Vrijdagavond een recensie verschenen.
cover:de vier kinderen van Bernardine Hertog en Victor Bloemgarten, van links naar rechts: Salvador, Eddie, Hetty en Rudi
In mijn boek “De Geldjas van Max Nord” (uitgeverij Balans, Amsterdam, 2020) heb ik ruim aandacht besteed aan de verzetsactiviteiten van Theun Lammertse, die betrokken was bij de voorbereiding van de aanslag op het Bevolkingsregister, maar zich terugtrok op grond van bezwaren tegen wat hij noemde de praatzucht van enkele leden van de groep. Daarom ben ik geïnteresseerd in alle nog verschijnende publicaties over de aanslag.
Beste Harry,
In hetzelfde boek “Gezichten van Joods Verzet”, waaraan het verhaal van Bernardine Bloemgarten-Hertog is ontleend, staat ook een verhaal over haar zoon Rudi Bloemgarten – Zorgzaam in de omgang, fel in het verzet, geschreven door Salvador en Ruben Bloemgarten, pag 84 ev. Waarschijnlijk biedt dat wat aanvullende informatie over de aanslag op het Bevolkingsregister.
Jeroen Sprenger
Het boek “Gezichten van Joods Verzet” is te koop voor E 19,95 via penningmeester@nljewgen.org
Groet van Freda Cohen Rapoport