Rami de Lieme vertelt:
De foto waarop onderstaand schilderij is gebaseerd, is genomen rond 1930. Mijn vader Joseph Abraham (Jo) de Lieme 14 en zijn zusjes Elsje Sophia 12 en Sophia (Fietje) 9 jaar oud staan er op. Zij hadden geen idee wat de toekomst hen zou brengen.
Hun ouders, Abraham Aharon de Lieme en Marretje Konijn, overleden beiden vlak voor de oorlog. Zij hebben de gruwelen van de nazi’s gelukkig niet hoeven meemaken.
Jo nam de zaak van zijn vader, firma A. de Lieme jzn voor boekhouding en verzekeringen, over toen vader ziek werd. Hij was pas 21 jaar, studeerde makelaardij en woonde nog bij zijn ouders op de Muidergracht. Op 5 juni 1941 ging hij onder de choepa (trouwde) met Mathilda Suzanna van Blijdenstijn en al snel op 11 maart 1942 werd hun eerste kind, mijn zus Mirjam Jochewed, geboren.
Jo en Tilly (zo werd Mathilde genoemd) verhuisden naar de Lekstraat in Amsterdam met mijn zus Mirjam en een nicht van de familie, Judith Schorlesheim wiens vader was overleden en daarom bij hen mocht inwonen.
Einer Frecher Mann
Op een dag in 1943 was er een razzia en werden alle joodse mannen uit hun huizen gehaald en in een rij op de stoep geplaatst om hun identiteit te checken.
Ook het identiteitsbewijs van mijn vader werd afgenomen, maar hij besloot uit de rij te stappen en gewoon rustig weg te lopen. Niemand lette op hem.
Twee dagen later is hij in de Euterpestraat bij Aus der Fünten zijn identiteitsbewijs gaan halen. Du bist einer frecher Mann (brutale man), zei Aus der Fünten en gaf het persoonsbewijs terug. Toen wist mijn vader dat ze moesten onderduiken.
Haarlem
Mijn moeder kwam uit Waardenburg aan de Waal waar zij het enige joodse gezin waren. Zij had contact met buurmeisje Mien de Jong, die huishoudster was bij een oude heer in Haarlem.
Daar konden ze onderduiken, maar niet met de kleintjes Mirjam en Judith, dus daarvoor werden andere adressen gezocht bij gezinnen met kinderen. Mirjam kwam eerst in een gezin met drie jongens, maar werd daar zo flink geslagen door haar stiefbroertjes dat ze daar weer snel weg moest. Uiteindelijk kwam ze bij een goed gezin in Zwolle terecht, de familie Marius, waar ze een gelukkige tijd had.
Judith heeft na tientallen onderduikadressen de oorlog ook overleeft. Ze is nooit getrouwd en op tachtigjarige leeftijd overleden.
Elsje en Fietje werden beiden verpleegster en Elsje trouwde met Daniel Leuw in 1943. Toen Daan werd opgeroepen om te werken in Duitsland wilde Elsje absoluut met haar geliefde mee. Zij werd op 11 februari 1944 vermoord in Auschwitz. Daan kwam om het leven in maart 1945 op een onbekende plek.
Tipat Galav
Fietje kon onderduiken op verschillende plekken en overleefde de oorlog. Zij ging in 1946 op Aliyah naar Israël, veranderde haar naam in Tsivja en werd hoofd van een Tipat Galav (plek voor baby controle en verzorging) in Haifa.
Zij trouwde met een Joodse immigrant uit Galicië, Mordechai Avnon kreeg twee zonen; Amitay en Dror.
Gruwelijkheden van die tijd
Ik ben zelf na de oorlog op 27 Oktober 1946 geboren, over de gruwelijkheden van die tijd werd nauwelijks gesproken, wij hoorden alleen maar de positieve verhalen.
Dit verhaal is onderdeel van een project “Ze hadden geen idee wat de toekomst hen zou brengen.” Als u een foto hebt van een joods kind uit de jaren dertig en deze wil laten vereeuwigen in een schilderij dan kunt u reageren op dit bericht, dan stuurt de redactie van De Vrijdagavond uw info door aan de schilder Joram Baruch. Of stuur uw foto en verhaal direct door via jorambaruch@gmail.com
cover: “Op de vlucht”, Olie op linnen – 120×70 cm. schilderij Joram Baruch
Geef als eerste een reactie