Traditie komt van tradere, overleveren van geslacht op geslacht

/Users/wanyafkruyer/Dropbox/Mac/Desktop/Torah lezing Bat Miswah.png

Dit artikel is een bewerking van een toespraak over traditie die ik onlangs hield voor Ekklesia Amsterdam* in de Rode Hoed. Het gaat over verschillende aspecten van traditie [het doorgeven van kennis, vaardigheden, gewoonten en waarden] met name over het doorgeven van de bijbelse normen en waarden (‘inzettingen en geboden’).
Aanleiding was het onlangs in het Nederlands verschenen boek De kleine deugden van de Italiaanse schrijfster Natalia Ginzburg en een in 1966 verschenen essay van Theodor Adorno Über Tradition dat al zo’n vijftig jaar mijn denken vergezelt.

Taaltraditie 

De eerste verzen van Psalm 90 gaan over de JHWH, God van Israël, die als schepper ook de God van alle mensen is, nog voor de bergen waren geboren en deze wereld werd gebaard. De Psalm spreekt van een doorgaande traditie, van geslacht op geslacht. Een traditie van woorden, een taal traditie, met de Tora, en de tien woorden (‘geboden’) over mens en recht, als kern. 

‘Laat onze kinderen uw heerlijkheid zien’, zingt de Psalm. ‘Heerlijkheid’ is de vertaling van het Hebreeuwse kabod, dat staat voor alles waarin en waarom die God ‘groots’ is, wat zijn belang is, zijn gewicht: zijn mildheid, zijn woorden van bevrijding, zijn hartstocht voor gerechtigheid, zijn brandende liefde voor het leven.  

Traditie als zoete last of zwaar juk

Traditie komt van tradere, overleveren van geslacht op geslacht. Het is niet iets, waar je bewust voor kiest, het wordt je doorgegeven als een sociale of religieuze verplichting, vaak beide vaak tegelijk. Die verplichting kan een zoete last zijn of een zwaar juk. We waren rooms en stemden KVP, of protestants en stemden ARP, enzovoort. Traditie is, of beter was, de tegenwoordigheid van het verleden in het heden. Maar, sinds meer dan een eeuw, is zij voor velen bijna synoniem geworden met achterstand, of zelfs met achterlijkheid. 

Twee alles vernietigende wereldoorlogen met hun moordende en verwoestende techniek en daartussen een gigantische economische crisis hebben in de eerste helft van de vorige eeuw oeroude tradities en traditionele waarden weerloos gemaakt, in stukken gebroken en verloren doen gaan. 

Tradities worden sentimenteel, fake, vlak en vals

Hun restanten en brokstukken worden in onze verwarde, doorgedigitaliseerde wereld nog met graagte opgepoetst, en commercieel gemanipuleerd in reclames, op sociale media en in de politiek. Zo begint Kerstmis in onze onverzadigbare consumptiemaatschappij onmiddellijk na Sinterklaas en bestaat vooral uit gezellig eten met oom Albert, tante Lidl, opa Jumbo en wat dies meer zij. Daarna is het alweer gauw Valentijnsdag en is het van god en vasten losgeraakte carnaval gelukkig ook niet ver meer. En ik hoorde dat de paashazen en -eieren alweer in de schappen van de Action liggen.

Zo worden deze en andere tradities al gauw sentimenteel, fake, vlak en vals. 

Vals traditionalisme

Dat geldt ook voor veel nationalistische tradities met hun historische mythen over voorbije gouden eeuwen, zoals de onze met zijn VOC-mentaliteit. Als die mythen doordringen tot de macht, en de politiek gaan beheersen, veranderen zij al gauw in gifstof. Dat valse traditionalisme is vaak verweven met religieus fundamentalisme. Het sluit zich af voor de harde werkelijkheid achter die mythen – de inquisitie, het kolonialisme, het antisemitisme, de slavernij. Alle machthebbers hebben zich daar in de loop van de geschiedenis aan bezondigd en nog steeds overal. Niet alleen in de meedogenloze Islamitische republiek van Iran met haar misbruik van de islam, en in Poetins gruwelsprookje van het Russische Rijk, met de zegen van de patriarch van Moskou, niet voor het eerst, niet voor het laatst.  

‘Als elke traditie is uitgewist, begint de intocht
in de onmenselijkheid’ (Adorno)

Maar moeten wij dan vanwege al dat misbruik alle traditie maar afschaffen? In 1966, waarschuwde Theodor Adorno, een groot denker, in een klein essay over traditie: ‘Als elke traditie is uitgewist, begint de intocht in de onmenselijkheid. Want daarmee wordt het opeengestapelde lijden vergeten. Alles wat ons is overgeleverd, alle dingen, woorden, beelden, kleuren en tonen, dragen de sporen van geleden leed.’ 

Dat is een hoogwaardige waarschuwing: In alle dingen: in religies, literatuur, muziek, in beelden en gebouwen zit mét de schoonheid ook de lelijkheid en het leed ingebakken. Zo kun je bijvoorbeeld ons koloniale verleden – ook een traditie – niet uitwissen door standbeelden van de kolonisatoren omver te halen. De gevolgen van de slavernij blijven daarmee nog steeds onomstotelijk. Wij moeten niet vergeten, maar gedenken, het goede én het kwade. Gedenken is een kernwoord van de bijbelse traditie. Daarin wordt het lijden, de moord, de slavernij, het geweld, ook dat van Israël zelf, niet met vrome verhalen weg- en witgewassen. Dat maakt allemaal wezenlijk deel uit van die traditie.

Eigen gemaakte traditie

Welke traditie willen wij aan onze kinderen doorgeven, of hadden wij graag willen doorgeven, en denken misschien daarin gefaald te hebben? Moet het in onze opvoeding meteen over God gaan, over de bijbel, over religieuze gewoonten, bijeenkomsten, feesten? Gaat het er niet allereerst om wat wij ons daarvan in de dertig, zestig, zeventig of tachtig jaar van ons leven hebben eigen gemaakt, wat wij daar zelf van geleerd hebben en als vanzelfsprekend aan onze kinderen hebben meegegeven en via hen aan onze kleinkinderen, en wie weet ook aan vrienden en collega’s?

Grote en kleine deugden

Onlangs verscheen na zestig jaar eindelijk een Nederlandse vertaling van ‘De kleine deugden’ van de grote Italiaanse schrijver Natalia Ginzburg. Wat zij daarin zegt over opvoeding kan denk ik gelden voor de overdracht van alle traditie. 

Ze schrijft:

‘Wat de opvoeding van kinderen betreft, denk ik dat we hun niet de kleine deugden [ze noemt onder andere spaarzaamheid en hoge rapportcijfers] maar de grote deugden [als vrijgevigheid, moed, zelfopoffering] moeten onderwijzen. De grote deugden zouden het voornaamste materiaal moeten zijn van de relatie met onze kinderen, het fundament van de opvoeding.’ (…) 

En:

‘Waar het om moet gaan, is dat onze kinderen nooit liefde voor het leven tekortkomen. Wat kan de roeping van een mens anders zijn dan de hoogste expressie van zijn liefde voor het leven? Een roeping, een brandende, exclusieve liefde voor iets wat niets met geld te maken heeft, en het besef dat je iets beter kunt dan anderen, en dat boven alles liefhebben.’

Geen grote woorden, geen illusies

Natalia Ginzburg heeft twintig jaar geleefd en geleden onder de valse traditie van het fascisme, die Baäl, waarvan haar man het slachtoffer werd. Zij heeft geen grote woorden, geen illusies. Zij noemt de bijbel niet, haar eigen Joodse traditie niet, God niet, de kerk niet, al speelt dat alles bij haar op de achtergrond zeker een rol. Voor haar draait alles om de brandende, exclusieve liefde voor het leven, die niets met geld en macht te maken heeft, en zich geroepen voelen om ergens echt goed in te zijn. 

‘Kies het leven,’ is het motto van het boek Deuteronomium (Devarim). Gaat het in de bijbel om iets anders dan die onvoorwaardelijke liefde voor het leven, van ons en alle mensen?

Wijze les voor pogingen ‘de jongeren’ aan zich te binden 

Natalia Ginzburg leert ons een belangrijke, wijze les, die misschien ook een troost kan zijn voor de kerken, synagogen en moskeeën die vaak moedeloos makende pogingen doen om ‘de jongeren’ aan zich te binden. 

Ze schrijft: ‘Als wij zelf een roeping hebben, als wij die niet hebben verloochend en verraden, dan kunnen wij onze kinderen rustig buiten ons om laten ontkiemen, in de schaduw en ruimte die nodig is voor het ontkiemen van een roeping, het ontkiemen van een wezen. (…) Misschien is de enige echte mogelijkheid om hen te helpen bij het zoeken naar een roeping, dat we zelf een roeping hebben, dat we die kennen, liefhebben en dienen. Want liefde voor het leven brengt liefde voor het leven voort.’  

Ontkiemen, bloeien en niet verwelken

Daarover gaat het ook in het Sjema (Deuteronomium 6). Over ontkiemen, bloeien en niet verwelken, dat is de strekking van al die woorden die ons zijn overgeleverd. Ze willen met hart en ziel, met huid en haar door ons gehoord, te binnen gebracht en gedaan worden, en aan onze kinderen doorgegeven, als een levensroeping. En dat belooft wat: ‘Dat vermeerderen je levensdagen en de jaren van je zoons en dochters’. 

Hoor Israël. Hoor mens 


Theodor Adorno, ‘Über Tradition’, in Ohne Leitbild. Parva Aesthetica, Frankfurt a.Main 1967, blz. 29-41

Natalia Ginzburg, De kleine deugden, Amsterdam 2022, blz.115-113, zie het artikel van Kees Kok over deze schrijfster

Ekklesia Amsterdam (opgericht in 1960 als Studentenekklesia door pater Jan van Kilsdonk sj)

cover: Torah lezing tijdens Bar Mitswa, foto Ungvar, Freepik dot com

Over Kees Kok 32 Artikelen
Kees (C.G.) Kok (1948) is onafhankelijk theoloog en sinds 1980 verbonden aan Ekklesia Leerhuis Amsterdam; vertaler (Duits) en uitgever van het werk van Huub Oosterhuis; voorzitter van de Stichting Huub Oosterhuis Fonds. De rode draad in zijn theologie is de veelal geloochende en verraden joodse oorsprong van het christendom. Hij schrijft veel over joodse literatuur en vertaalde Duits-joodse poëzie onder andere van Hilde Domin. Hij is gehuwd, heeft drie kinderen en vijf kleinkinderen.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*