Chanoeka is het inwijdingsfeest, eigenlijk het feest van de herinwijding van de tempel. Een hele herinwijding werd het niet, maar een gedenkwaardige avond was het wel toen op donderdag 22 december de Joodse Gemeente Amsterdam (NIHS) een Chanoekadienst hield in de Grote Sjoel.
Het feit dàt ‘we’ terug waren is denk ik het meest opzienbarende aan deze gebeurtenis. De Joodse Gemeente Amsterdam had Sacha van Ravenswade gevraagd om voor te gaan in de dienst. Een betere keuze was er niet. Van Ravenswade is met hart en ziel verbonden met het Nederlandse en vooral het Amsterdamse chazzanoet. Van Ravenswade draagt een baret zoals het een chazzan betaamt. Zijn baret heeft hij als een nauwgezette kopie laten maken van de baret die de laatste vooroorlogse oppervoorzanger van Amsterdam, Israel Maroko, droeg.
Van Ravenswades klassiek geschoolde stem die de aloude Nederlandse Chanoekamelodie voor het avondgebed liet klinken, vulde de ruimte. Het bracht de aanwezigen in een roes van “zo moet het hier, in deze historische ruimte, eeuwenlang de Chanoekadienst zijn verricht”. Dit was geen concert van chazzanoet en populaire Israelische liedjes, gezongen door microfoons, geen show op een podium voor een meedeinende zaal, maar een goed gelukte poging om ons terug te voeren naar het gevoel van devotie, van oprechte religieuze intenties, zoals die 270 jaar lang, weerkaatsten tegen de muren van de Grote Sjoel.
De Grote Sjoel is ingewijd in 1671 en daarmee zelfs nog vier jaar ouder dan de Portugese synagoge, Esnoga, aan de overkant van het Jonas Daniël Meijerplein. Vanaf mijn plaats zou ik door de glas-in-lood ramen de Snoge aan de overkant kunnen zien, ware het niet dat een verlichte kerstboom op het plein mij het zicht op de Snoge ontnam.
Voorafgaand aan de dienst had het Joods Museum een boeiende lezing van hoofdcurator Mirjam Knotter georganiseerd over de Rintel menora, een majestueuze zilveren Chanoekalamp die de weduwe Rintel in de achttiende eeuw voor de Grote Sjoel had laten maken. Daar staat hij nog steeds. Nu is de Rintel een museumstuk en zelfs voor deze ene keer werd hij niet aangestoken. Er stond een groot tafelmodel met vijf kaarsen te wachten totdat Van Ravenswade het aansteken (‘ontzinden’) zou verrichten.
Daar klonk voor het eerst in tachtig jaar de door Maroko gecomponeerde melodie voor de aansteek-berachot. En natuurlijk zong de chazzan het Jiroe Eneenoe op de meeslepende melodie van Abraham Katz, Maroko’s voorganger als oppervoorzanger.
Allerlaatste dienst
Zo moet het geweest zijn tot en met Chanoeka 1942. Op 28 september 1943 werd, zo bleek de volgende dag, de allerlaatste dienst gehouden in de Grote Sjoel, die eeuwenoude rots van Mokums jodendom. Vier maanden eerder, op 27 mei, waren Maroko en koorleider Samuel Englander met duizenden andere Joden uit Amsterdam naar Westerbork weggevoerd. In de nacht van 28 op 29 september 1943, vond de laatste grote razzia plaats. De deuren van de Grote Sjoel zouden voor de functie waarvoor ze waren gebouwd nooit meer opengaan. Anderhalf jaar later, in mei 1945, trof de herrezen NIHS, een schim van wat zij eens geweest was. De Grote Sjoel was compleet geplunderd en van houtwerk en lichtornamenten ontdaan.
Oorspronkelijk interieur
Nu, tachtig jaar later, waren we voor even terug. De vaste museumopstelling in de sjoelruimte bootst het oorspronkelijke interieur na met een Bima en sjoelbanken waar je normaliter de museale objecten en filmpjes met uitleg kunt bekijken, maar waar nu deelnemers aan een heuse Chanoeka-sjoeldienst bezit van hadden genomen.
al was het slechts éénmalig en waren we te gast… terug waren we
Uiteindelijk waren we slechts te gast. De chazzan stond op de Bima, niet voor het Amoed en ik miste de stemmen van het Amsterdams Synagogaal Koor. Maar al was het slechts éénmalig en waren we te gast… terug waren we.
*de Rintel: Deze monumentale chanoekia werd in 1753 vervaardigd door Pieter Robol II (1733-1769), die zich voor de vormen baseerde op Exodus 25:31-40. Hierin wordt de zevenarmige kandelaar in het Tabernakel beschreven met bloemkelken en bloesem aan de schacht en de armen. Aan de bovenkant van de armen hangen kwasten aan een rococo-ornament. (info Joods Museum, Amsterdam)
cover: Grote Sjoel Chanoekadienst, met de Rintel Chanoekia, foto Bloom
Mijn ouders spraken met ons, hun kinderen, haast nooit over de Sjoa en de periode daarvoor. Maar de naam Maroko werd vaak door mijn vader genoemd in gesprekken met zijn kennissen/vrienden bij ons thuis op sjabbatnamiddag in onze huiskamer. Ik heb begrepen dat hij regelmatig vanuit A’dam zuid naar de Grote Sjoel liep om speciaal naar chazan Maroko en het koor te luisteren. Toen ik jaren geleden bij de Jerusalem Post werkte kreeg ik een stagiare toegewezen, A. Maroko. Voorzichtig vroeg ik haar of zij familie was van chazan Maroko. Ze bleek zijn kleindochter te zijn. Dochter van Simon, het enige overgebleven lid van het gezin. Hij is na de Sjoa naar de USA geemigreerd. Simon Maroko en zijn vrouw hebben mij thuis bezocht in Jeroesjalajim tijdens hun vakantie. Jammer genoeg, zijn ze beiden overleden.
Ik heb het totaal vervallen gebouw van de Grote Sjoel goed gekend. Met de gebroken ruiten en de aangespijkerde planken en stutten. Het gebouw maakte op mij een lugubere en onheilspellende indruk. Wij woonden vlakbij in de Weesperstraat. Het Jonas Daniels Meijerplein met de zandbak en het klimrek was mijn speelterrein. Soms gluurden wij, de buurtkinderen, naar binnen door de spleten en gaten. Het was een ravage. Ik denk dat niet velen weten dat er desondanks een zaaltje in het complex in gebruik was, na de oorlog. Er werden handarbeid- en naailessen gegeven, georganiseerd door de ORT. Ook herinner ik mij daar een Poeriemfeestje, mogelijk georganiseerd door Tikwatenoe?, of door de Joodse Gemeente?
Heel erg graag had ik aanwezig willen zijn bij deze speciale Chanoekadienst in de Grote Sjoel. Zonder twijfel zou het een emotionele belevenis voor mij zijn geweest.