Etty Hillesum: de keuze om mens te blijven, ook onder wolven 

boekbespreking

‘Dat is een zekerheid in me… dat men onze vernietiging wil. Ook dat aanvaard ik… Ik zal anderen niet met mijn angsten lastig vallen, ik zal niet verbitterd zijn, als anderen niet begrijpen, waar het bij ons Joden om gaat.’  Aldus verantwoordde Etty Hillesum in maart 1942 haar keuze om zich niet te verzetten, om niet onder te duiken, om het noodlot van haar Joodse volk niet te ontlopen. 

De onlangs verschenen, doorwrochte en rijk geannoteerde biografie van de hand van Judith Koelemeijer, Etty Hillesum. Het verhaal van haar leven* draait grotendeels om die keuze, die door veel van Etty’s vrienden niet werd begrepen. 

Koelemeijer geeft een gedetailleerde beschrijving van Etty’s jeugd, familie, studies, vriendenkring en liefdes, want een biografie is tenslotte een biografie. Toch merkte ik dat mijn belangstelling pas echt werd gewekt toen Etty begint te schrijven op advies van Julius Spier. 

Handen als toegangspoort

Julius Spier (1887) was een beroemde, uit Duitsland gevluchte psychochiroloog – een handleeskundige. Handen waren voor hem de toegangspoort tot de persoonlijkheid. Hij kon met wat hij daarin zag en voelde, en wat de persoon – die in zijn praktijk klinisch ‘object’ heette – vertelde, zijn psychische DNA lezen. Dat klinkt misschien wat mysterieus, maar dat hij beschikte over een grote en liefdevolle mensenkennis is wel duidelijk. Dat dit vaak leidde tot intieme relaties met zijn vrouwelijke ‘objecten’ – ook met Etty –  is begrijpelijk en hoeft niet onmiddellijk te worden gecanceld als een #metoo avant la lettre.

Wek niet de liefde voor haar tijd, die dorst zal u verteren´

Etty wist en registreerde precies wat er gebeurde, ondervroeg kritisch haar eigen brandende liefde voor Spier, als luisterde ze naar de waarschuwing van het bijbelse Hooglied: ‘Wek niet de liefde voor haar tijd, die dorst zal u verteren´. Zij wilde ook de trouw van Spier aan zijn onbereikbare verloofde in Londen niet beschamen. Bij de begrafenis van Julius Spier, op 18 september 1942,  zei ‘Pa Han’, de oudere man bij wie Etty inwoonde en met wie ze ook een relatie had, over hem: 

“Velen kwamen tot hem, belast en beladen, en hij had de gave bij velen kommer weg te nemen, de plaat van ingebouwde waanvoorstellingen te doen wijken, neerdrukkende banden aan het voorgeslacht aan het licht te brengen en losser te maken (…) zij gedragen zich anders, hun levensloop verandert.”

Soms geloof ik dat ik een taak heb

Uitvoerig beschrijft Judith Koelemeijer de ‘neerdrukkende banden’ van de voorouders waar Etty heel haar jeugd mee worstelde. Spier beschreef al na zijn eerste handlezing haar Russische moeder als hyper-emotioneel, onbeheerst en ambitieus, en haar vader als zeer geleerd, rationeel en ongekend nerveus. Zoals alle kinderen was Etty van nature een mengeling van beiden en moest zij daarop haar eigen ware aard veroveren. Zij deed dat, op aanraden van Spier, door het bijhouden van een dagboek, twee en een half jaar lang van maart 1941 tot september 1943 toen het Massenschicksal ook haar bereikte. Schrijven werd haar roeping en levensvervulling: ‘Ik geloof soms dat ik een taak heb,’ noteerde ze in augustus 1941, ‘Alles wat er om mij heen gebeurt moet in mijn hoofd tot klaarheid gedacht worden en later door mij beschreven.’ 

Iedere atoom haat

Etty wilde alles onder ogen zien, alles begrijpen, ook de nazi’s. Maar ze was niet naïef. Ze schreef: ‘misdadig was alleen het systeem, dat deze kerels gebruikte (…) dat boven de mensen uitgroeide en hen in een satanische greep hield.’ 

Voor die mensen zelf kon ze geen haat voelen. Over Westerbork: ‘Ik heb daar zo sterk ervaren dat iedere atoom haat, aan deze wereld toegevoegd, haar onherbergzamer maakt dan zij al is.’ Het systeem, de politiek, of die zich nu nationaal-socialistisch of communistisch noemde, ‘gaat uit van de minachting van de massa, die men niet aan zichzelf over durfde te laten en die niet zelf mocht kiezen tussen goed en kwaad.’ Terwijl het juist het allerbelangrijkste was, vond ze, dat elk individu de kans kreeg zelf rekenschap af te leggen. 

Etty bleef naast de wrede realiteit oog houden voor schone dromen, voor de natuur, voor de gedichten van Rilke en de bijbel. Met beide was zij vertrouwd geraakt dankzij Spier. In Westerbork zag en beschreef zij op indrukwekkende wijze de verdorvenheid en het lijden. ‘Maar zij weigerde te aanvaarden dat dat de enige werkelijkheid was. Zelfs daar had de mens de keuze om de schoonheid te blijven zien van een heideveld met bloeiende lupines, de keuze om met een aardig gebaar of woord het lijden te verlichten. De keuze om een mens te blijven, ook onder wolven, en te blijven geloven in God en al het goede dat de mensheid, ondanks alles, vermocht,’ aldus Koelemeijer. 

Joodse lotsbestemming

‘Een zware dag, een heel zware dag… en ieder die zichzelf nog wil redden, en die toch weten kan dat, wanneer hij niet gaat, daarvoor een ander in de plaats moet gaan. En of het er wel toe doet of ik het ben of een ander of die of die. Het is nu een “Massenschicksal” geworden, en dat moet men weten.’ 

Wat Etty nu precies verstond onder dat Massenschicksal, de Joodse lotsbestemming, waartegen actief verzet zinloos was, daar komt Koelemeijer natuurlijk ook niet uit. Zij verwijst naar het belangrijke Joodse principe: Kol Jisrael arawiem zè la zè, heel Israël staat in voor elkaar. Dat is Etty’s sterke religieuze overtuiging. Zij liet zich er door niemand van af brengen. 

 Wij kunnen alleen onszelf redden

Werner Stertzenbach, met wie zij in Westerbork bevriend raakte en die haar probeerde over te halen om onder te duiken, zei tegen haar: ‘Die nonsens van het geloof dat der liebe Gott uns hilft… Wij kunnen alleen onszelf redden.’ En als een andere vriend daar zegt: ‘Je spreekt een paar laatste woorden met iemand die toch dood gaat,’ antwoordt ze: ‘Ja, dat is heel droevig.’

Koelemeijer verwijst naar Gerhard Durlacher die de kampen overleefde en daarover Strepen aan de hemel schreef. In 1985 zei Durlacher in een interview dat volgens hem:

‘Etty’s opstelling – één met God en met al – iets hysterisch had en getuigde van een ‘koortsachtig mensbeeld… Het kwam extatisch en opgewonden over. Maar er was geen vervalsing, geen hypocrisie… Ze had haar eigen, bijna mystieke bestemming.’ 

De Joodse schrijver Abel Herzberg, zo voeg ik toe, zei al in 1981, in een interview naar aanleiding van Het verstoorde leven 1981 over de religiositeit van Etty Hillesum:

‘Het is een religiositeit waarvan je het gevoel hebt: God is niet voor haar de transcendente vader die de wereld regeert, maar God is in mij en ik ben God. Het gaat erom hoe ik ben, door wat ik doe, denk en beleef help ik God.’

Steun in woorden van Mattanja

Etty Hillesum is niet ondergedoken, ondanks de vele, relatief veilige plekken die haar werden aangeboden. Zij vond dat men moest gaan leren het Joodse Massenschicksal mee te dragen, ‘met uitschakeling van alle kinderachtigheden’, alle pogingen zichzelf te redden, ten koste van anderen. Dat is een pijnlijke opmerking voor degenen die er wel voor kozen onder te duiken, maar dat ‘men’ betrof toch vooral haarzelf. Nergens blijkt dat zij die keuze van anderen ‘kinderachtig’ vond. Ze schreef ook:

‘Wanneer wij uit de kampementen… alleen onze lichamen zullen redden en niets meer dan dat, dan zal dat te weinig zijn. Het gaat er toch immers niet om, dàt men ten koste van alles dit leven behoudt, maar hóe men het behoudt.’

Voor die overtuiging vond ze als Jodin steun in deze woorden van de Joodse schrijver Mattai of Mattanja**, die bekend werd als de evangelist Mattheüs. In een modernere vertaling (Etty gebruikte de oude Statenvertaling):

Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen

maar wie zijn leven verliest om mijnentwil,

zal het vinden. 

Want wat baat het een mens 

als hij de hele wereld wint 

maar schade lijdt aan zijn ziel. (16:25-26)

Over de vanzelfsprekendheid waarmee Etty omging met het zogeheten ‘Nieuwe Testament’ en wat de invloed daarvan was op haar keuze, is heel wat gezegd en er valt ongetwijfeld nog veel meer te zeggen. Maar dat zou hier te ver voeren. Ik beperk mij ertoe dat zij de evangeliën en de brieven van Paulus las als wat ze oorspronkelijk waren: Joodse literatuur, onlosmakelijk geënt op de Tenach

Laat haar nu met rust

Het laatste hoofdstuk (18), ‘Auschwitz’, waarin Judith Koelemeijer de lezer meeneemt in haar speculaties over wat er daar met Etty gebeurd zou kunnen zijn, stoorde mij een beetje. Wat daar allemaal is gebeurd, is al zo vaak indringender verteld door overlevenden. Ik dacht: laat haar nu met rust, ik wil liever alles herlezen wat zij ons van haar ‘verstoorde leven’ heeft nagelaten, inclusief haar laatste, op 7 september 1943 uit de deportatietrein van Westerbork naar Auschwitz gegooide briefkaart, met die weergaloze zin: ‘We hebben zingende dit kamp verlaten’. 

Kracht en verdienste

Jammer dat veel van de honderden aantekeningen in de biografie van Koelemeijer verwijzen naar Het (verzameld) Werk, dat twaalf jaar geleden verscheen. Voor wie dat niet bij de hand heeft, is het lastig de citaten te dateren. Maar dat je na veertig jaar Etty’s dagboek wilt herlezen, is wat mij betreft de kracht en de verdienste van deze biografie. 


*Judith Koelemeijer, Etty Hillesum. Het verhaal van haar leven, Amsterdam 2022, 574 blz, Uitgeverij Balans

Auteur Judith Koelemeijer (1967) werd tien jaar geleden gevraagd Etty Hillesums biografie te schrijven. Waaraan ze als bewonderaar van Etty graag gehoor gaf.

** noot van de redactie: Mattanja (of Matteüs) verspreidde de verhalen van en over Joshua (of Jezus) van Nazaret) na de verwoesting van de eerste tempel (in het jaar 70) door de Romeinen. Mensen in het door de Romeinen bezette gebied kozen toen (al dan niet omdat ‘assimileren’ voordelen had) vaak Romeinse namen.


cover: Etty Hillesum en Leonie Snatager, omstreeks 1939. Alle afbeeldingen in dit artikel, met dank aan Uitgeverij Balans

Over Kees Kok 32 Artikelen
Kees (C.G.) Kok (1948) is onafhankelijk theoloog en sinds 1980 verbonden aan Ekklesia Leerhuis Amsterdam; vertaler (Duits) en uitgever van het werk van Huub Oosterhuis; voorzitter van de Stichting Huub Oosterhuis Fonds. De rode draad in zijn theologie is de veelal geloochende en verraden joodse oorsprong van het christendom. Hij schrijft veel over joodse literatuur en vertaalde Duits-joodse poëzie onder andere van Hilde Domin. Hij is gehuwd, heeft drie kinderen en vijf kleinkinderen.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*