Geschiedschrijving is een politieke activiteit. Niet alleen zijn de keuzes voor onderwerpen afhankelijk van de interesses en voorkeuren van de schrijver; de manier waarop een geschiedenis beschreven wordt is ook vaak afhankelijk van de politieke voorkeuren van de historicus. Er zijn veel voorbeelden: een klassieke en actuele is de slag bij het Merelveld.
Deze slag, die op 28 juni 1389 plaatsvond in het zuiden van Servië, werd verloren door een alliantie van Servië en andere Balkanlanden en gewonnen door het Ottomaanse Rijk, onder aanvoering van Murat I. Hoewel Servië de slag verloor, zien de Servische geschiedschrijvers deze slag toch als een overwinning: In de hun visie hebben ze door hun onbaatzuchtige inzet op het Merelveld de Turkse opmars naar West-Europa tot staan gebracht. Tijdens de Balkanoorlogen in de jaren ’90 werd de Slag bij het Merelveld dan ook uitbundig herdacht, maar het is ook geen toeval dat precies op 28 juni (maar dan in 1914) Frans Ferdinand van Oostenrijk in Sarajevo door een Servische nationalist om het leven werd gebracht: de aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog.
Zo is het ook met onze eigen Torah. We vertrouwen voor het begrip op de teksten op oude verklaringen en interpretaties, maar de uiteindelijke lessen van de teksten zijn veel vatbaarder voor ruimere en politieke inzichten, die veel meer gevestigd zijn in de tijd waarin de analyse gemaakt wordt, dan de tijd waarin de teksten ontstaan zijn.
Een voorbeeld: de meeste mensen zullen zeggen dat er twee geslachten zijn: het mannelijk en het vrouwelijk. Op religieus gebied zullen veel mensen zich herinneren dat de vrouw uit de man geschapen is, zoals verteld wordt in Genesis 2:21 en verder, maar maar weinigen zullen weten dat de mens eerst geschapen is als man én vrouw: kijk nog maar eens goed naar Genesis 1:7. Maar dit scheppingsverhaal past natuurlijk minder goed in een patriarchale maatschappij.
Overigens: hoewel het halachische uitgangspunt is dat er twee geslachten zijn, erkent de Talmoed er maar liefst 8: behalve de man (ish): iemand waarbij geen twijfel is over de vruchtbaarheid en mannelijke primaire en secundaire geslachtskenmerken (beharing) zichtbaar zijn (zo rond het dertiende jaar) en de vrouw (Isha): idem, maar dan vrouwelijke kenmerken en rond de 12, zijn er de Androgynus: iemand met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken; twee soorten Aylonit: vrouwen die geen duidelijke geslachtskenmerken hebben als ze rond de 20 zijn; twee soorten Saris: mannen waarbij dat het geval is; en tot slot de Tumtum; een persoon waarbij de geslachtskenmerken onduidelijk zijn. Voor de duidelijkheid: de Talmud heeft het over de uiterlijke kenmerken: niet over hoe mensen seksuele identiteit beleven, want daar gaat de Talmoed niet over.
Maar goed: wat ik maar wil zeggen is dat Onze Leer meer open staat voor interpretaties dan je dan je op basis van conventioneel politiek denken zou denken, én dat de interpretatie van de verhalen afhankelijk is van tijd en politieke voorkeur.
Dat is relevant om een pijnlijk onderwerp van onze parasja te begrijpen: de verkrachting van Dinah. Het is de enige keer dat verkrachting van een vrouw in de Torah voorkomt: Sarah werd weliswaar onheus bejegend door Pharaoh en Abimelech, maar het kwam niet tot verkrachting. Ook mannen kunnen slachtoffer zijn van seksueel misbruik: Lot was wilsonbekwaam en werd door zijn dochters verkracht en de aanranding van de vrouw van Potifar van Jozef kwam ook dichtbij.
Oudere commentaren leggen de verantwoordelijkheid van de verkrachting van Dinah bij haar zelf: de Avot van Rabbi Natan leggen uit dat Dinah er maar niet op uit had moeten gaan: dan was er niets gebeurd. En de Midrash vergelijkt haar gedrag zelfs met iemand die met een worst naar de markt gaat: dan moet je niet verbaasd zijn dat de honden hem opeten. Met andere woorden: het blaming the victim die ons bekend moet voorkomen van voor het me-too-tijdperk.
Maar als je dieper kijkt, zie je dat er een andere laag is: Dinah wordt uitdrukkelijk beschreven als de dochter van Leah. Op het eerste gezicht lijkt dat alleen maar te bevestigen dat vrouwen zich wat meer bescheiden moeten opstellen (Leah ging er immers ook op uit); maar als je dieper kijkt, zie je dat er een andere reden is. Rashi legt uit dat het Dinah’s intentie was om haar oom Esau op het rechte pad te brengen en dat Jozef bang was dat zijn broer zich aan haar zou vergrijpen. Hij sloot haar daarom op.
Vrouwen opsluiten is nooit een goede oplossing. De les van de torah in deze parasha is dan ook niet dat vrouwen er niet op uit moeten trekken, maar juist dat ze niet beperkt moeten worden in het maatschappelijk verkeer. Een wijze les voor Iran.
Shabbat shalom
Geef als eerste een reactie