Met de bezetting komt er een einde aan Joodse journalistiek, aan journalistiek van Joden. Gelijktijdig komt er een ondergrondse pers tot ontwikkeling, met de diversiteit en pluriformiteit als de vooroorlogse pers. Dertienhonderd bladen, van amateuristisch tot professioneel, van lokaal tot landelijk, waarin tal van ondergedoken Joden ‘onderdak’ vinden. Niet alleen redacteuren, ook fotografen, vormgevers, illustratoren, drukkers en verspreiders. Onder eigen vlag en onder eigen naam mogen zij geen berichtgeving verzorgen. Onzichtbaar blijft hun werk echter niet.
De uitschakeling van Joodse pers en Joodse journalisten leidt niet of nauwelijks tot verzet van niet-Joodse collega’s. Negen jaar na de oorlog, in 1954, verzucht Parool-medewerker Evert Werkman in het vakblad De Journalist:
“Wie zich na negen jaar nog schamen kan, zal zich in het diepst van het hart met een zware schuld beladen voelen: wij zijn het niet geweest maar zij, de onbekenden, die ongevraagd de last op zich hebben genomen die wij niet durfden dragen, omdat wij er te laf voor waren!”
Werkman zelf nam in de eerste oorlogsdagen van 1940 ontslag bij het Algemeen Handelsblad en gaat daarna het verzet in.
‘Je bent Joods’
Tot de uitzonderingen behoort Jo Polak, redacteur bij Het Volk, die zich allereerst verzet tegen zijn ontslag per 1 september 1940, omdat de opzegtermijn niet in acht is genomen. Hij krijgt dan in eerste instantie te horen dat er voor hem ‘bezwarende omstandigheden’ van toepassing zijn. In het gesprek dat volgt komt de werkelijk reden naar voren. ‘Je bent Joods.’
Eerst gaat hij aan de Utrechtse Universiteit colleges geschiedenis volgen, om zijn eigen kennis bij te spijkeren. Vervolgens begint hij onder de naam Joost van Merwede een journalistiek dagboek met de titel “Verboden berichten”. Twee jaar lang analyseert hij politieke en militaire ontwikkelingen, waarbij hij put uit berichten van vroegere collega’s. Maar ook van andere bronnen gebruikmaakt. De berichten en gegevens past hij als een mozaïek in elkaar, waardoor een enigszins globale kijk op gebeurtenissen ontstaat, die hem soms op het spoor zetten van belangrijke gegevens. Hagen: “Dankzij jarenlange ervaring durft hij een inschatting te maken van de betrouwbaarheid van het nieuws”. Zijn informatie sijpelt via “Bulletin”, een ondergronds blad dat in de omgeving van zijn woonplaats Maartensdijk wordt verspreid, door naar een wat groter publiek.
Via zijn contacten tot in het NSB-hoofdkwartier in Utrecht en onder Duitse militairen is hij op de hoogte van het op Joden gerichte euthanasieprogramma, van medische experimenten, en van het verzet daartegen vanuit de Duitse kerken. Ook komt hem ter ore dat Hitler op 25 februari 1942 de algehele uitroeiing van Joden heeft aangekondigd. Twee dagen later onthult Rauter op een conferentie in Den Haag, dat alle Joden in Nederland in de Joodse buurten van Amsterdam worden geconcentreerd. Later wordt dat veranderd in concentratie op drie plaatsen in het land, waarna deportatie zal volgen naar Westerbork en uiteindelijk naar kampen in Duitsland en Polen. Naar aanleiding van deze berichten zegt Polak tegen de Joodse Raad en het Joodsche Weekblad: het is tijd om een einde te maken aan jullie bestaan.
Spreekbuis Radio Oranje
De berichten komen ook in Londen. Net als die van vele andere verzetsbladen. Onder meer bij de ‘journalistieke enclave’, van wie er zo’n tien Joods zijn, onder wie Loe de Jong, de spreekbuis van Radio Oranje. Hagen: “Joodse journalisten in Londen hadden wel de vrijheid om hun werk te doen, maar zij zagen zich gedwongen terughoudend te berichten over de Jodenvervolging. De rapporten riepen “ongeloof” op en leidden niet tot actie”. In diezelfde periode treft Polak zijn eigen voorbereidingen voor een onderduikperiode door alle waardevolle bezittingen bij vrienden onder te brengen. Zijn laatste bericht is afkomstig van het in Londen op 30 juni 1942 gehouden Joods Wereldcongres. Daar zegt iemand dat er al een miljoen Joden zijn vermoord. Polak wordt kort erna opgepakt en vindt via Westerbork op 31 oktober 1944 de dood in Auschwitz.
Van een klein aantal Joodse journalisten is de naam bekend gemaakt, toen ze zijn gefusilleerd, omdat ze ondergronds actief zijn geweest. De bedoeling daarvan is iedereen te waarschuwen voor de gevolgen. Later is dat niet meer gebeurd. Uiteindelijk hebben ruim honderd van de ruim 340 Joodse medewerkers aan de illegale pers de oorlog niet overleefd.
Geestelijke weerbaarheid
De doelstelling van de illegale pers is drieledig. Uiteraard de berichtgeving aan degenen onder wie de bladen worden verspreid. Daarbij gaat het vooral om het doorgeven van de informatie over de maatregelen van de bezetter en de oorlogsontwikkelingen van de geallieerden, waarmee wordt beoogd de stemming er in te houden en de geestelijke weerbaarheid te bevorderen. Soms zelfs, hoewel weinig succesvol, om verzet te bieden.
Een tweede doel is de regering in Londen op de hoogte te houden van wat er zich in het land voordoet. Maar velen zien al snel ook het belang van de beeldvorming na de oorlog, wanneer hun dagboeken, brieven, gedichten en tekeningen in vrijheid kunnen worden gepubliceerd. Zo begraaft de freelance journalist Salomon Haïm Santcroos, die vanuit zijn woning naast de Hollandse Schouwburg, verslag doet van de deportaties. Hij begraaft zijn aantekeningen in een koker in de tuin, waar ze na de oorlog worden gevonden. Zelf komt hij in 1943 om in Sobibor.
Een bijzondere bijdrage aan de naoorlogse beeldvorming wordt geleverd door het stenografisch verslag van een toespraak van Rauter van 22 maart 1943. De stenografen van het ANP, onder wie enkele Joden, zijn eerder vanwege hun vakmanschap gevraagd op hun post te blijven. In die rede heeft het nazi-kopstuk het over 55 duizend Joden die naar het oosten zijn gedeporteerd. De aantekeningen ervan leiden niet tot publicatie tijdens de oorlog, maar komen wel boven water bij het proces tegen Rauter. In zijn veroordeling spelen zij een rol.
In de berichtgeving aan Londen over onderdrukking en ‘dagelijkse gang van zaken’ spelen foto’s en tekeningen een grote rol. Zo krijgt fotograaf Johan de Haas van Het Volk de opdracht reportages in de panden van de Joodse Raad te maken. Medewerkers laten zich daarin graag portretteren ‘alsof er geen dreiging bestaat’. De 116 foto’s worden in boekvorm aangeboden aan voorzitter David Cohen ter gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. “Een uniek document”, noemt Hagen het.
De tekeningen van Jo Spier, voor de oorlog van De Telegraaf, uit Theresienstadt geven een beeld van het verblijf in een concentratiekamp.
Veel fotografen, ook Joodse, verdienen in september 1940 een goede boterham aan het verplichte persoonsbewijs. Iedereen moet daarvoor een pasfoto laten maken, maar niet iedere fotograaf is op de grote toeloop ingesteld. Er ontstaat een chaos bij het afhalen van de foto’s. “Mijn eerste zakenmanschap is niet zo’n succes geweest”, zegt Sem Presser ervan. In 1944 fotografeert hij de evacuatie van Arnhem en de landing van de Engelse troepen. Daarna wordt hij war photographer bij de Geallieerde troepen en kan als zodanig de capitulatie in Wageningen verslaan.
De latere vervalsing van persoonsbewijzen voor onderduikers vergt ook een grote inbreng van fotografen, waardoor zij bij één der belangrijkste verzetsactiviteiten betrokken raakten. Onder hen de fotografen die het collectief “De ondergedoken camera” vormden. Daaraan zijn onder andere Emmy Andriesse, Maria Austria en Eva Besnyö verbonden. Hun foto’s bereiken Londen, onder meer de Londense Vrij Nederland. Een deel van hun productie wordt in 1947 gepubliceerd op de tentoonstelling ‘Amsterdam tijdens den Hongerwinter.’
De opmerking van Evert Werkman in 1954 over “het gebrek aan moed” bij tal van medewerkers in de media, raakt niet degenen die ondergedoken, vanuit tal van schuilhoekjes, hebben bijgedragen aan de berichtgeving tijdens de bezettingstijd en de beeldvorming na de oorlog. De pers onderscheidt zich niet echt. De waardering voor al degenen die zich weten te onttrekken aan de gelijkgeschakelde media is daarom des te groter.
Piet Hagen, Dubbel zondebok, Joodse journalisten in tijden van anti-semitisme en vervolging 1920-1945, Arbeiderspers 2022, ISBN 9789029542623, € 39,99 (hardcover)
Dit is het derde deel van de bespreking van Piet Hagen, Dubbel zondebok in vier delen. In dit deel wordt de rol van Joden in de ondergrondse media beschreven en de risico’s die ze daarbij lopen.
Het eerste deel Heraut der menselijke bewustwording, Joodse journalisten in tijden van antisemitisme en vervolging en tweede deel Snelle uitschakeling Joodse journalistiek zijn terug te lezen op De Vrijdagavond. Het vierde deel en laatste deel gaat over de terugkeer van Joden in de Nederlandse media.
Mooi artikel.
Kleine opmerking: eu-thanasie is een eu-femisme!
Zullen we er mal-thanasie van maken? En zelfs dat is nog steeds eufemistisch.
Leuk verhaal en leuk om nog wat over mijn vader te lezen
Hoop dat het verhaal van Jo Polak snel gedigitaliseerd wordt, zodat ik ook dat nog te zien krijg
Dank voor je reactie.
Het digitaliseren van het verhaal van Jo Polak valt helaas buiten mijn mogelijkheden…