Ach zuster, soms wordt het de professor ook wat te veel

Aflevering 31

tekening van een man met achter zich een orthodox stel

Leibel weigert halsstarrig voor de operatie zijn hele baard te laten afscheren. ‘Als het mes er aan de linkerkant ingaat, dan blijft de rechterkant van mijn baard waar die nu ook zit.’ De opmerking van de chirurg dat alles binnen de kortst mogelijke tijd weer aangroeit, doet hij af als niet ter zake doende. En zo ligt hij hier nu. Links is zijn gezicht helemaal ingepakt. Daar waar het verband ophoudt is precies te zien tot waar er geschoren is.

Ik sta aan het voeteneind en blader de map door. Het klopt allemaal. De twee tumoren, één in de hals en de andere achter het linkeroor, zijn verwijderd. Hierdoor is de druk op de hersenen wel verminderd. De cerebrale hypoxie meteen al gedaald. In hoeverre er toch blijvende hersenschade is ontstaan, dat is te bezien. Hier gaat de neuroloog mee aan de slag.

Professor Zelig Zelmanovitch is een roman van
Lody B. van de Kamp
Verschijnt in feuilletonvorm in De Vrijdagavond

Aflevering 31

Leibels vrouw Pessa zit aan het tafeltje voor het raam, samen met haar twee zonen Shraga en Itzele. De jongere dame naast hen moet vast dochter Reissel zijn. Alle vier hebben ze hun gebedenboek voor zich en prevelen zachtjes de verzen uit de Tehillim. Ja, mijn collega’s en ikzelf doen ons deel. De Eiberste moet de rest regelen. Daar vraagt de familie nu om. De verpleegster controleert het infuus en ik werp nog even een blik op de monitor. De hartslag is regelmatig en ook de hersenactiviteiten vragen niet om bijzondere aandacht. Het zal nog wel een paar uur duren voordat Leibel weer terug in deze wereld is. Ik knijp mijn ogen bijna dicht. Door het smalle spleetje zie ik in het zonlicht dat door het raam schijnt Pessa, zachtjes heen en weer bewegen op de maat van de woorden die zij uitspreekt. Oude beelden komen terug. Mijn eigen moeder die ook zo voor het keukenraam in het oude Antwerpen in de Terlistraat zat, met haar vergeelde Tehillim voor zich.  

Tehillim

Mijn herinneringen slaan jaren over. Ik zit achter mijn bureau in de Maimonides Kliniek in Boro Park. Een jonge vrouw heeft de handen om haar Tehillim gevouwen. Wij maken ons allemaal zorgen over haar moeder, mevrouw Schlezinger. De dochter smeekt haar vader “Tattie, je weet toch wat de Rebbe heeft gezegd? Met alle Tehillim, de psalmen, die dagelijks in sjoel worden gezegd, hier in Amerika, in Erets Jisroeil, bij de graven van de Tsadikim, vorige week nog in Lizhensk bij de heilige Rebbe Elimelech. Het zal allemaal weer goedkomen.’

‘Dokter Zelig’, Pessa onderbreekt mij in mijn overpeinzingen. ‘Dokter Zelig, denkt u dat Leibel binnenkort weer wat kan praten? Dat zal nu best wel pijnlijk zijn.’ ‘Pessa, de eerste dagen zal Leibel veel slapen. Daarvoor krijgt hij middelen toegediend. Door de rust krijgt de operatiewond voldoende gelegenheid om te herstellen. Ook zullen zijn hersenen in een soort ruststand kunnen blijven. Daarna gaan we zien in hoeverre alles zich goed gaat herstellen. Tegen die tijd hebben we ook wel de uitslag binnen van de patholoog-anatoom over mogelijke uitzaaiingen die wij bij de operatie niet hebben waargenomen.’ 

Pessa en haar kinderen knikken berustend. Hun ogen richten zich opnieuw op hun teksten. Ik kan het niet helpen, maar ervaar dit moment hier in de kamer als een moment van heilige sereniteit. Met alle angst, verdriet en onzekerheid over de toekomst van mijn dierbare vriend die hier in het bed voor me ligt, schik ik me ook in dit G’dsvertrouwen van zijn lieve vrouw en kinderen. Een vertrouwen dat ikzelf jaren geleden ben kwijtgeraakt. Teder streel ik de magere hand van Leibel. Met mijn andere hand strijk ik over de linkerkant van zijn zijdezachte lange baard die netjes boven de deken ligt. Ja, de Tehillim, dit vertrouwen, dit vasthouden aan al die Joodse waarden heeft een absolute eeuwigheidswaarde. Een eeuwigheidswaarde die de tijdelijke medische ingrepen waar ik me mee bezig houdt doet verbleken. Nog een laatste blik op de monitor, een knikje in de richting van de familie en stilletjes sluit ik de deur achter me.

In de nis achter het trappenhuis laat ik het laatste restantje van professionele distantie tussen patiënt en professor varen. Een distantie die ik al die jaren nodig heb gehad. Professor dokter Zelig Zelmanovitch huilt. Waarom? Waarom moet mijn dierbare jeugdvriend met wie ik door de diepste dalen ben gegaan in die afschuwelijke jaren van vernietiging, zo ziek worden zodat hij mij uiteindelijk weer terug gaat brengen naar die waarheden die ik ooit van mij heb afgeschud? ‘Professor, is het goed met u?’ Ik snuit mijn neus. ‘Ach zuster, soms wordt het de professor ook wat te veel.’ Ik loop naar mijn kamer.

Ik wist het natuurlijk. Maar het bericht komt altijd te vroeg. ‘Professor, vanochtend om tien voor vijf is die Joodse meneer overleden.’ Ik besef meteen dat het over Leibel gaat. ‘De familie was erbij.’ Het is nu kwart voor acht. Ik loop naar het raam. Aan de overkant van het plein bij de uitgang van het mortuarium zie ik nog niets staan. Over het algemeen, zo gauw er iemand van onze Joodse gemeenschap is overleden, komt binnen een paar uur de zwarte lijkauto van de Chevra Kadisha, het Joods begrafenis-genootschap, de overledene ophalen. En inderdaad, terwijl ik mijn laatste opmerkingen in het dossier schrijf, zie ik door het raam de auto het plein oprijden. Even later sta ik samen met Pessa en de kinderen beneden om te zien hoe de baar de auto wordt ingeschoven. ‘Der Eiberste firt die welt, dokter Zelig, de Allerhoogste bestuurt de wereld.’ Ook ik kan die woorden van Pessa nu alleen maar beamen. ‘Precies een week geleden rond deze tijd stond ik samen met mijn collega’s in de OK gebogen over jouw man. Met ons allen hebben geprobeerd wat menselijk nog mogelijk was. In die laatste momenten heb ik uiteindelijk na al die jaren van onze Leibel mogen leren Wie het in deze wereld voor het zeggen heeft. En dat ben ik, professor Zelig Zelmanovitch, dus niet’. Pessa zoekt naar woorden. ‘Professor Zelig u heeft het geprobeerd. Maar, maar….’. Haar woorden gaan verloren in gesnik.

lijkauto van de Chevra Kadisha

‘Professor, de auto’s vertrekken nu naar Antwerpen. Vanmiddag is de lewaje op de begraafplaats in Putte. Ik weet dat u hierbij had willen zijn. Maar ik vraag u echt om niet te komen’. Ik kijk Pessa en de kinderen verbaasd aan. ‘Leibel schreef mij, hij kon immers niet meer praten, u te vragen om er hoe dan ook voor te zorgen dat u op tijd in Parijs bent. Vandaag moet u vertrekken, morgen is de chassene van uw dochter. Leibel wilde heel graag dat u die bijzondere gebeurtenis niet voorbij laat gaan. Voor u zelf maar ook voor uw dochter.’ 

De auto zet zich stapvoets in beweging. Naast de kinderen en Pessa loop ik tot aan de toegangspoort achter de auto aan. Daar stappen zij in een zwarte volgauto. Wanneer de wagens uit het zicht zijn loop ik terug het ziekenhuis binnen. Op mijn bureau ligt een donkerblauw fluwelen zakje. In gouddraad staat de naam ‘Leibel’ erop geborduurd. Zijn dit Leibels tefillien? Gebruikte hij deze elke dag in sjoel?’ Ik open de enveloppe die ernaast ligt. In zijn bekende hanenpoten legt Leibel uit wat de bedoeling is.

“Na meer dan een halve eeuw zal ik deze tefillien niet meer gebruiken. Het is voorbij. Mijn dierbare Zelig, als je mij echt dicht bij jou wilt houden, wees jij dan diegene die mijn tefillien vanaf nu gaat gebruiken”.  Ik kijk op de klok, pak mijn keppeltje uit de bureaulade, stroop mijn linkermouw op en leg de gebedsriemen aan. Ik leg mijn hand over mijn ogen en in opperste concentratie spreek ik voor het eerst in jaren de woorden “Sjema Jisroeil, Hasheim Eloikeinoe Hasheim Echod” uit.

Ik moet me haasten. Over enkele minuten komt de taxi die me naar het vliegveld gaat brengen. Het vliegtuig naar Parijs mag ik nu zeker niet missen. Nog even open ik mijn koffer om het fluwelen zakje erin te laten glijden.

(Wordt vervolgd)

Tehillim: Psalmen

Eiberste: De Allerhoogste

Tefillien: Gebedsriemen

Sjema Jisroeil, Hasheim Eloikeinoe Hasheim Echod: “Hoor Israël, de Eeuwige, onze G’d is Eén” (Deuteronomium 6)

Over Lody van de Kamp 97 Artikelen
Lody B. van de Kamp is rabbijn, schrijver en publicist. Naast het schrijven van historische romans (thema vooral ‘de Jood in de Tweede Wereldoorlog’) publiceerde hij ‘Over Muren heen’, over de kennismaking tussen de Moslim en de Jood in Nederland. Hij publiceert regelmatig in landelijke dag- en weekbladen en is actief binnen de stichting Said & Lody. Hij is één van de oprichters van Yalla!, een stichting die de beeldvorming in onze samenleving wil doorbreken. Lody is lid van ‘Amsterdam Inclusief’, negen meedenkers over het beleid van deze gemeente.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*