Geert Mak schreef vijfentwintig jaar geleden het boek Hoe God verdween uit Jorwerd, een biografie in 432 pagina’s van een dorp tijdens de stille revolutie tussen 1945 en 1995. In Boekhouding van een ondergang* beschrijven Leo van den Munkhof en Willem Oosterbaan hoe de Joden verdwenen uit Nijmegen. In een boekje van nog geen tachtig bladzijden, waarvan een derde wordt ingenomen door noten en de lijst van de 196 Joodse inwoners die op de avond en in de nacht van 17 op 18 november 1942 uit hun huizen werden gehaald.
De schrijvers noemen het een boekhouding van een ondergang en dat is het. Ze hebben een boekhouding samengesteld van documenten die er al waren. Ze hebben niets nieuws gecreëerd maar verzameld, geordend en op basis daarvan conclusies getrokken. Zoals een boekhouder de facturen, bonnetjes en betalingen verzamelt en daaruit onder de streep zijn conclusies trekt.
Lijst met namen
Het begin van hun relaas is gebaseerd op archiefdocumenten van de toenmalige politie, de burgemeester, de procureur-generaal en een door de gemeente Nijmegen opgestelde lijst met de namen van de Joden die op 17 november zijn opgepakt. Daarna verzamelden de auteurs verklaringen van foute Nederlanders die bij de razzia waren betrokken. Vervolgens op wat de opgepakte Joden na konden navertellen; dat waren er slechts vier. Op basis van dagboeken en interviews reconstrueren Van den Munkhof en Oosterbaan wat er die avond en nacht gebeurde in Nijmegen.
Eigenlijk is het dus de boekhouding waarvan de onderdelen verspreid zijn over verschillende archieven die in de oorlog door de overheid is samengesteld. Het is op deze boekhouding waarop Van den Munkhof en Oosterbaan de titel van hun boek baseren.
Willem Schop en Pieter Kapenga
Allereerst schetsen zij hoe het besluit om 196 Joden op te pakken tot stand is gekomen, hoe het wordt uitgevoerd en wie er bij de uitvoering betrokken zijn en hoe de Nijmeegse politie reageert op de opdracht om deze razzia uit te voeren. Het korps is te klein om het alleen te doen, dus wordt de marechaussee erbij gehaald. Slechts één politieagent weigert mee te werken, zijn naam is Willem Schop. De razzia in Nijmegen was onderdeel van een reeks razzia’s die nacht in het oosten van Nederland. In Kampen weigerde hoofdagent Pieter Kapenga aan de razzia mee te werken. Een kleinzoon schreef vorig jaar over Kapenga het boek Mijnheer dat weiger ik, een politieagent in verzet. Kapenga overleeft Vught en Dachau.
Johan de Jong waarschuwde
In Tiel weigerde korpschef Johan de Jong zijn medewerking; sterker, hij besloot de Joodse families in Tiel te laten waarschuwen. Tekenend is een verklaring van een agent die wel mee heeft gedaan, Ernst ter Welle. In 1985 zei hij achteraf spijt te hebben mee te hebben gedaan. Van den Munkhof en Oosterbaan schrijven: “Hij besefte toen wel dat ze naar een concentratiekamp gebracht zouden worden, maar had geen idee dat ze vermoord zouden worden.”
IJzingwekkend
Het boekje van Van den Munkhof en Oosterbaan is betrekkelijk kort. In de weinige bladzijden beschrijven ze ijzingwekkend hoe het in zijn werk ging. Bij hun spitwerk in archieven haalden ze zelfs de factuur boven water voor het schoonmaken van de HBS waar de Joden die nacht werden verzameld.
Daad van verzet
Er was een opmerkelijke daad van verzet of in ieder geval sympathie, een daad die je niet vaak tegenkomt in beschrijvingen van het wegvoeren van de Joden uit een plaats in Nederland.
Op 18 november worden de Joden vanuit de HBS overgebracht naar gereedstaande treinwagons op het station van Nijmegen. De trein zet zich in beweging om al heel snel weer te stoppen. Net buiten het station, op een rangeerterrein, komt de trein tot stilstand. Bewoners van de wijk Willemskwartier krijgen de trein in de gaten en besluiten hun hulp aan te bieden. Van den Munkhof en Oosterbaan citeren uit het dagboek van Fritz Tauber, een van de weinige joden die overleefde:
“Eerst kwamen maar enkele mensen met pakjes aanlopen, maar later stroomden uit alle zijstraten de mensen bij elkaar, sommige met liefdesgaven, anderen weer patriottische leuzen roepend. Een bakker die toevallig langsfietste, gaf zonder meer een mand vol brood ten geschenke, een daad die zeer gewaardeerd werd.”
Fritz Tauber schrijft in zijn dagboek dat zich spontaan een vaderlandse betoging ontwikkelde rondom de trein: “Om 12 uur reden velen van mijn lotgenoten de stad uit die zij nooit meer zouden zien.”
Tauber, die dus ook in die trein zat, werd korte tijd later uit Westerbork ontslagen omdat de hem toegewezen Sperre alsnog was toegekend. In onderduik schreef hij over de razzia en zijn verdere oorlogservaringen. Met zijn vrouw en twee anderen heeft hij, als enigen van de in die nacht opgepakte Nijmeegse Joden, de oorlog overleefd.
* Boekhouding van een ondergang, De razzia van 17 november 1942 in Nijmegen, door Leo van den Munkhof & Willem Oosterbaan. Uitgave: Stichting Stolpersteine Nijmegen. Vormgeving Maria Heikens. ISBN 978 90 832 9561 9
cover: Vernielde Waalbrug, Nijmegen tijdens WOII, © Beeldbank Rijkswaterstaat
Geef als eerste een reactie