Politie bellen? Daar gaat het nu precies om

Aflevering 30

tekening van een man met achter zich een orthodox stel

‘Professor, de heer Neumann zit in de wachtkamer’. Ik kijk in mijn agenda. “Neumann, Charles. 24 juli 1926. Patiënten intake”. ‘Dank, Patricia. Wil je hem over tien minuten binnenbrengen? Ik moet nog even dit verslag afmaken.’

Professor Zelig Zelmanovitch is een roman van
Lody B. van de Kamp
Verschijnt in feuilletonvorm in De Vrijdagavond
Aflevering 30

Even later wordt de man binnengebracht. Een heer op leeftijd stelt zich aan mij voor. “Charles Neumann, met dubbel n.” De man spreekt mij aan in het Engels met een zwaar Frans accent. Het lijkt op een stem die ik vaker heb gehoord. Hij zet zijn koffertje op de grond naast de stoel die ik hem aanbied. ‘Wat kan ik voor u doen?’ De man staart mij aan. Hij zwijgt. Het gebeurt vaker dat een patiënt het moeilijk vindt om met zijn verhaal te komen. Het is angst, soms onzekerheid. Wie weet wat er allemaal aan de hand is. Ik herhaal mijn vraag. ‘Wat kan ik voor u doen?’ ‘Professor, wij hebben elkaar vaker ontmoet, ook hebben we elkaar over de telefoon gesproken’. Die stem, het accent. Waar heb ik de man eerder horen praten? Ik heb geen dossier van een Charles Neumann. De man legt zijn koffertje op zijn schoot en klapt het deksel open. Vanachter mijn bureau kan ik niet zien wat er in zit.

Politie bellen?

‘Professor Zelmanovitch, ik noemde zojuist mijn naam. Neumann, met dubbel n. U heeft ooit een andere Neumann gekend. Zal ik helpen met het opfrissen van uw geheugen? Israël Neumann was een man van klein postuur. Hij zat samen met u en uw vriend Leibel in Fort Breendonk opgesloten tijdens die eerste oorlogsjaren.

’Natuurlijk, Israël Neumann. Nooit heb ik hem kunnen vergeten. Wat die man is aangedaan is niet te beschrijven! Ik doe moeite naar het verhaal van deze Charles te luisteren. Maar ik word afgeleid door het accent, door de stem. Breendonk? Ja, daar heb ik deze stem gehoord! Maar hoe? En wanneer? En niet alleen daar, ook door de telefoon. Ik pieker mezelf suf terwijl deze Neumann doorpraat.

‘Israël Neumann was zo klein dat het hem nooit lukte zijn strozak recht op zijn brits te krijgen. Daarom volgde iedere dag slaag. En niet zo een klein beetje ook! Tot hij er uiteindelijk onderdoor ging. Moge de Eeuwige zijn bloed wreken.’ Ik knik. ‘Natuurlijk herinner ik mij die arme Israël. Shruli, noemden wij hem.’ De man beaamt dit. ‘Ja, Shruli. Hij was een volle neef van mij.’ De hand van Charles Neumann gaat naar zijn koffertje. Een donkere bril komt tevoorschijn. Meteen daarna legt hij een zwarte bolhoed voor me op mijn bureau. Ik schrik, spring op en grijp de telefoon. Wat is dit? Hier zit ik tegenover de man die heeft geprobeerd mij op een afschuwelijke manier af te persen. En niet alleen mij, maar ook het ziekenhuis. Ik weet meteen waar deze stem vandaan komt. De Bolhoed!

Israël Neumann (Foto Wikisage)

Charles blijft rustig. ‘Professor, zo direct mag u de politie bellen. U mag mij laten oppakken. Maar probeer alstublieft eventjes te luisteren naar mijn verhaal. Ik loop echt niet weg. Niet ik en ook niemand anders zal u enig kwaad doen’. In onvervalst Jiddisj, nog steeds met dat Franse accent, verklaart hij bijna plechtig: Mir zennen beide Jidden. We zijn alle twee Joods. Alle twee hebben we mijn neef gekend, beiden weten wij hoe hij is mishandeld en daarna is vermoord.’ Ik houd de hoorn van de telefoon in mijn hand. ‘Vooruit dan, kom op met jouw verhaal’.

Neumann vertelt verder. ‘En ik weet wie diegenen zijn die hem hebben vermoord’. Nog steeds vol angst en met het nodige ontzag staar ik naar die bolhoed en de donkere bril die voor mij op mijn bureau liggen. ‘Vertel me jouw verhaal. En vlug graag. Anders zal ik de politie moeten bellen. Door deze dingen hier voor me heb ik wekenlang doodsangsten uit moeten staan en is de politie maanden bezig geweest’. Charles Neumann glimlacht opnieuw. ‘Politie bellen? Daar gaat het nu precies om.’ ‘Ik luister’.

‘Gerpinnes, zegt dat wat?’ ‘Gerpinnes zegt me zeker wat. Dat dorp met dat nazi-café in de mijnstreek, de Hitlergroet, de nazivlaggen.’ ‘Professor, het gaat niet om die vlaggen of om die Hitlergroet. In dat café waar jullie zijn geweest en in andere van dergelijke gelegenheden in die omgeving komen mensen. Mensen die nog steeds nazi-aanhangers zijn, alsof die oorlog nog steeds gaande is. Laat ik mijn verhaal kort houden. In dat café waar jullie die avond zijn geweest komen kerels met een heel duister naziverleden, oud kampbewakers, collaborateurs, foute politieagenten en nog heel veel meer van dat spul. Vorig jaar hebben wij, dat zijn wat Jidden die nog steeds met onze geschiedenis bezig zijn, ontdekt dat één van die kerels verantwoordelijk is voor beestachtige wandaden in Fort Breendonk. Wij zijn erachter gekomen dat hij ook de dood van Shruli, mijn neef Israël Neumann, op zijn geweten heeft.

Hij ranselde die arme jongen dagelijks met zijn stok af. Tot Shruli er uiteindelijk bij neer viel. Toen we eenmaal wisten wie dat was, daar in het café, hebben we aangifte gedaan. We hebben alles geprobeerd om de man op te laten pakken. En we hebben via onze advocaten ook pogingen gedaan die nazi-cafés te laten sluiten. Maar de gemeenten, het Openbaar Ministerie en ook de politie wilden daar niet aan. Er zijn te veel mensen die bij al die diensten nog een baan hebben. Allemaal hebben ze boter op hun hoofd. Hun geschiedenis stinkt.

Daarom hebben we iets anders bedacht. We wilden in ieder geval deze kerel achter slot en grendel krijgen. Hoe dan ook. We hebben hem meegenomen in een andere misdaad. Hij werd door ons toedoen betrokken bij een opgezette afpersingszaak. Een afpersingszaak van de Universiteit van Leuven en van het ziekenhuis dat daar deel van uitmaakt. Alleen die zaak moesten we wel opzetten. Het was mijn idee om u daarvoor op te laten draaien als zogenaamd slachtoffer. U kende Shruli en u wist maar al te goed wat Shruli is overkomen.

Ik besef heel goed dat het voor u een heel nare tijd moet zijn geweest. Ongetwijfeld heeft u zich in die periode vaak zelf afgevraagd of het de moeite waard is geweest om naar België te komen terwijl u dit overkwam.

Bolhoed

Hoe dan ook, het resultaat is goed. Die beul uit Breendonk zit nu gevangen. Nog niet voor oorlogsmisdaden, daar wilde de overheid nog niet aan. Maar in ieder geval voor afpersing. En het onderzoek naar die afpersing heeft er dan weer toe geleid dat nu ook de nazi-café’s zijn gesloten. Daar werd de afpersing immers beraamd.’ Neumann pauzeert even. Hij wil het verhaal kennelijk op mij laten inwerken.

‘Maar nu het allerbelangrijkste. Nu die kerel eenmaal vastzit is het Openbaar Ministerie gedwongen zich ook te buigen over het oorlogsverleden van de man. En via onze advocaat is men in Duitsland daar ook mee aan de slag gegaan. Binnen enkele weken verwachten we een uitleveringsverzoek. En dan verdwijnt deze vent eindelijk na jaren achter de tralies. Ook voor de moord op onze Shruli.’  

Ik weet niet wat mij gebeurt. De Bolhoed, de Joodse Charles Neumann, heeft mij gebruikt als zogenaamd slachtoffer om een oorlogsmisdadiger achter de tralies te krijgen. Ik leg de hoorn van de telefoon maar weer op de haak. ‘Professor Zelmanovitch, mijn excuses, onze excuses voor al het ongemak van de afgelopen weken’.

Ik krijg niet de gelegenheid om alles meteen te verwerken. De telefoon gaat. ‘Professor, het is me gelukt om operatiekamer 10.7b te reserveren voor morgenmiddag. Ook het team is geregeld. De halsoperatie op de heer Leibel Rabinovitch kan dan worden uitgevoerd’. 

De moord op Shruli, de operatie op Leibel, mijn gevangenschap, het trauma van de afpersing en nu dan de ontsluiting van dat verhaal. Mijn hoofd tolt.

Zonder nog enige aandacht te schenken aan de man die nu zwijgend tegenover me zit, haal ik uit mijn portefeuille de foto van Leibel, Pessa en de kinderen. Het is de foto die ik tevoorschijn haalde na onze dramatische sjabbes enkele jaren geleden in Boro Park. Toen Leibel naar zijn Rebbe ging en ik dat maar allemaal onzin vond. Sindsdien draag ik deze foto altijd bij mij.

Ik sluit mijn ogen. In gedachten smeek ik tot de Eiberste. Alstublieft, morgen tijdens de operatie, stuurt u mijn hand zo, opdat er geen fouten worden gemaakt. Dat wij Leibel tenminste nog mogen behouden. Tot honderd-en-twintig. Dat met zijn leven de dood van Shruli wordt gewroken’.

(Wordt vervolgd)

Over Lody van de Kamp 97 Artikelen
Lody B. van de Kamp is rabbijn, schrijver en publicist. Naast het schrijven van historische romans (thema vooral ‘de Jood in de Tweede Wereldoorlog’) publiceerde hij ‘Over Muren heen’, over de kennismaking tussen de Moslim en de Jood in Nederland. Hij publiceert regelmatig in landelijke dag- en weekbladen en is actief binnen de stichting Said & Lody. Hij is één van de oprichters van Yalla!, een stichting die de beeldvorming in onze samenleving wil doorbreken. Lody is lid van ‘Amsterdam Inclusief’, negen meedenkers over het beleid van deze gemeente.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*