Jaap Colthof publiceerde vier jaar geleden Van moordenaar tot rabbi over een negentiende-eeuwse verwant van hem die een zendeling in de Amsterdamse Jodenbuurt probeerde dood te steken, veroordeeld werd, vrijkwam en uitgroeide tot een rabbijn-docent aan Jews College in Londen, de toenmalige Britse rabbijnenopleiding.
Tijdens de presentatie van Van moordenaar tot rabbi zei de bekende publicist Manfred Gerstenfeld (1937-2021) dat het tijd werd voor een biografie over dr. J.H. Dünner. Jaap Colthof pakte die handschoen op en nu ligt het boek er: Joseph Hirsch Dünner, de rebelse opperrabbijn.
Opperrabbijn en rector
Dünner was opperrabbijn van Amsterdam en Noord-Holland vanaf 1872 tot zijn dood in 1911. Ruim tien jaar daarvoor was hij aangesteld als rector van het Nederlands-Israëlitisch Seminarium en uit dien hoofde was hij opleider van Nederlandse rabbijnen en opperrabbijnen. In die twee functies drukte Dünner een stempel op het Nederlandse Jodendom zoals geen ander voor hem noch na hem ooit heeft gedaan.
Dit boek van Colthof sluit aan bij de periode die hij in zijn eerste boek beschrijft. En net als in zijn eerste boek behandelt hij een veelheid aan onderwerpen, vaak in korte hoofdstukken. Daardoor kan het over die deelonderwerpen niet heel diepgaand zijn, noch uitputtend. Het gevolg is dat ik bepaalde zaken, vooral details, miste.*
Controversieel en geniaal
Colthof noemt Dünner ‘rebels’, een rebelse opperrabbijn. Ik twijfel of ik die connotatie aan hem had gegeven. Rebels? Controversieel was hij zeker en geniaal was hij ook. De controverse lag vooral op het terrein van zijn wetenschappelijke publicaties. Dünner vond het essentieel dat de studenten aan het seminarium ook een gedegen profane opleiding zouden krijgen. Die beweging was al ingezet voor zijn komst, maar werd door Dünner sterk bevorderd, wat uiteraard ten koste ging van uren besteed aan het bestuderen van de Joodse bronnen. Dünner benaderde de bronteksten, Misjna, Talmoed en Tosefta, op een uitzonderlijke wijze, een wijze die vooral onorthodox was en daarom in de kringen van de traditionelen met argusogen en argwaan werd beschouwd.
De bestudering van de Talmoed en Midrasj wordt in het rabbijnse Jodendom altijd gedaan met inachtneming van wat de klassieke commentatoren daarover zeggen. Dünner besloot hun mening terzijde te leggen. Hij sloeg er geen acht op en ontwikkelde zijn eigen al dan niet geniale gedachten die hij publiceerde. Dat was voor de meeste rabbijnen een stap te ver.
Publicaties in Duits-Joodse media
Als hij zo schrijft, paskent hij dan ook zo, was de alom in rabbijnenland gehoorde vrees. Paskenen, rabbinale besluiten nemen, was de taak van de rabbijn. En deze rabbijn stond aan het hoofd van een van de allergrootste Joodse bevolkingscentra in West-Europa. “Wat gebeurt daar in Amsterdam?”, zo las je tussen de regels van de recensies die over Dünners publicaties in Duits-Joodse kranten en maandbladen werden geschreven.
Colthof geeft niet alleen de meningen over het werk van Dünner, hij laat hedendaagse deskundigen ernaar kijken en neemt hun bevindingen in zijn boek op. Zodanig dat ook de minder geoefende lezer kan begrijpen waar het over gaat en waar nu toch het probleem zit met die kennelijk controversiële benadering die Dünner toepast. Naast het biografische gedeelte is dit een sterk en waardevol onderdeel van het boek dat Colthof publiceert.
Maar wat is toch het probleem dat men in de rabbinale wereld heeft met wat Dünner heeft geschreven?Colthof legt het uit.
Superlatieven of wrok
Dünners genialiteit is iets wat in vrijwel alle beschouwingen over Dünner wordt geroemd. Hij was zo geniaal dat men hem eigenlijk niet kon volgen of begrijpen. Er is minimaal één belangrijke verdienste die Colthof met dit boek heeft. Colthof is onafhankelijk en benadert het onderwerp van zijn onderzoek met de distantie die van een biograaf verlangd mag worden. Want was er dan nog nooit over deze bijzondere persoon een biografie verschenen?
Jazeker wel, meerdere beschouwingen zijn aan Dünner gewijd, maar er was altijd één probleem mee: de binding aan Dünner. Auteurs waren ofwel positief aan hem verbonden, doordat zij nazaten waren of leerlingen, volgelingen. Vaak waren de biografieën dan overladen met superlatieven. Ofwel waren zij negatief aan Dünner verbonden doordat zij wrok koesterden. In de laatste categorie is er eigenlijk maar één biografie en biograaf: Jaap Meijer schreef Rector en Raw, een biografie in twee delen. Meijer was een begaafd historicus, maar verbitterd en verblind over zijn Seminarium-tijd, het seminarium waar, overigens voordat Meijer er op kwam, Dünner de scepter zwaaide en wiens invloed toen de jonge Jaap uit Winschoten er leerde, nog immer aanwijsbaar was.
Kritische knipoog
De rebelse opperrabbijn, dat was Dünner in de ogen van Colthof. Opperrabbijn, maar Dünner was toch net zo goed rector van het Seminarium, en nog wel twaalf jaar langer dan dat hij opperrabbijn was? Toch is het niet gek dat Colthof de nadruk legt op het opperrabbijn-schap van Dünner. De titel van het boek kan ook uitgelegd worden als een kritisch knipoog naar het werk van Meijer. Die schreef weliswaar in Rector en Raw over Dünner de rector, maar over diens Raw-schap, het opperrabbinaat van Dünner, beloofde Meijer in deel 2 van zijn biografie te schrijven; het is er nooit van gekomen.
Colthof heeft daarmee niet alleen de handschoen opgepakt die zijn vriend Gerstenfeld hem aanreikte. Hij heeft ook datgene gedaan wat Meijer heeft nagelaten: objectiviteit in een biografie neerleggen en de volledige beschrijving afmaken.
Daarmee heeft Colthof recht gedaan aan alle, vele zijden van Dünner. Eindelijk is er na alles wat over Dünner is geschreven een compleet en objectief beeld van de man die in geestelijk opzicht meer dan honderd jaar, en meer dan ieder ander, vanaf zijn komst naar Nederland in 1862 tot begin jaren ’70 van de 20e eeuw, de koers heeft bepaald.
*Ruben Vis’ artikel over Dünner verscheen in 2019 in het Festschrift Bitachon Amsterdam
INFO
Joseph Hirsch Dünner: de rebelse opperrabbijn, door Jaap Colthof
ISBN: 978 90 490 2622 6 Uitgeverij Van Praag, Amsterdam Omvang: 300 p. (inclusief 30 p. fotokatern, grotendeels in kleur) info@uvp.nl
Jaap Colthof (Den Haag, 1946) komt uit een familie met diepe wortels in het Amsterdamse Jodendom. Hij schreef eerder Van moordenaar tor rabbi, een studie over Joods Amsterdam van rond 1800. Colthof studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1979 promoveerde. Sinds 1979 woont hij met zijn familie in Israël, waar hij tot zijn pensioen doceerde aan diverse colleges en als psycholoog werkte in een centrum van mentaal gehandicapte kinderen en jongeren. Sindsdien onderzoekt Colthof de geschiedenis van de Joden in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw.
cover: gravure Grote Synagoge en omgeving, Rademaker, Abraham (1675-1735), Gunst, Pieter van (-1732) (graveur). Collectie Atlas Dreesmann, Archief Amsterdam, circa 1760
Geef als eerste een reactie