Het is een indrukwekkend gezicht als circa veertig in toga gestoken hoogleraren de volle, maar eerbiedwaardig stille, aula van de Universiteit van Amsterdam binnenschrijden. Bart Wallet loopt vooraan in deze cortège en staat al gereed achter het katheder als de laatste hoogleraar gaat zitten. Zodra de pedel daar het teken toe geeft, steekt hij van wal met zijn oratie als hoogleraar ‘Vroegmoderne en Moderne Joodse Geschiedenis.’
Het is een nieuwe leerstoel, die voortbouwt op de eerder bestaande Bijzondere Leerstoel Joodse Studiën, achtereenvolgens bekleed door Rena Fuks-Mansfeld, Wout van Bekkum en Evelien Gans. Het verschil zit erin dat het nu een voltijds aanstelling betreft en dat de focus binnen de algemeen Nederlandse thematiek is gelegd op Amsterdam. Dat lijkt beperkend, maar Bart Wallet geeft daar in zijn oratie 26 oktober jl. gelijk een heldere invulling aan.
Stedelijke identiteit
Volgens Wallet wordt binnen de Joodse geschiedenis tot op heden voornamelijk gekeken naar de plek die Joden innamen binnen de natiestaat. De nadruk ligt sterk op de vragen wanneer, hoe en waar zij zijn geïntegreerd in de Nederlandse cultuur en staatshuishouding. Dit lineaire beeld is volgens hem te beperkt. Aan de nationale identiteit ging immers een stedelijke identiteit vooraf. En daarin neemt Amsterdam een centrale plaats in. De laatste jaren groeit de interesse voor de ‘Joodse stad’, met stadsbiografieën en demografische studies. Maar de blik blijft beperkt tot geijkte onderworpen als de welvarende Portugese Joden of de opkomst van het socialisme. Daarentegen is er betrekkelijk weinig aandacht voor de achttiende eeuw waarin de Joodse gemeente juist sterk groeide.
Een andere constatering is dat de Joodse gemeenschap in onderzoek vaak apart wordt gezet, als entiteit die zich los beweegt van de meerderheidscultuur. Ook hierin pleit Wallet voor een andere benadering, meer diachroon, waarin de relatie tot de omgeving wordt meegenomen. Zo komt Wallet met meer termen waar hij de komende jaren aandacht aan wil besteden, zoals de verhouding location, bilocation and dislocation en trans-lokale identiteit.
Los verband van autonome gebieden
In de zeventiende en achttiende eeuw was Nederland geen koninkrijk, maar een los verband van autonome gebieden waarbinnen steden een zware stem hadden. De steden hadden een eigen organisatiestructuur, waarin de Joodse gemeenschappen zich konden verhouden.
Ze vormden geen afgesloten gemeenschappen, maar hadden juist de middelen en mogelijkheden om met de autoriteiten in gesprek te gaan en hun positie te verdedigen. Neem bijvoorbeeld de gilden, gesloten beroepsgroepen, waartoe alleen poorters (stedelingen met de oudste rechten) werden toegelaten. Met enkele van deze gilden werd goed overlegd. Zo werden bij het bakkersgilde afspraken gemaakt over toezicht bij de koosjere bereiding van brood en bij het kleermakersgilde werd rekening gehouden met halachische richtlijnen voor Joodse klanten.
Joodse almanakken
Nog een voorbeeld van culturele verwevenheid vormen de ‘loeachjes’, Joodse almanakken, waarin zowel de Joodse als de christelijke feestdagen staan vermeld. Beide kalenders werden waar nodig toegepast.
Interessant is ook de contested space, het gebruik van de publieke ruimte waarin een fijne balans gold tussen norm en redelijkheid. Afwijkingen op die norm waren in beperkte mate mogelijk. Joden moesten daar rekening mee houden. Maar met Poeriem mocht openlijk worden gefeest, ook wanneer dit op een zondag viel.
Met al deze inzichten en aansprekende voorbeelden heeft Bart Wallet glashelder aangetoond dat de Joodse Geschiedenis, nog meer dan we al wisten, met de stad Amsterdam en dus ook met Nederland is verbonden. De wisselwerking tussen beide verdient nog veel onderzoek. Dat is aan Wallet wel toevertrouwd. Zijn prettige en beeldende manier van vertellen zal velen inspireren zijn voorbeeld te volgen. We wensen hem veel kowed en chochme bij zijn nieuwe taak en kijken uit naar meer (academische) initiatieven en presentaties waaraan wij ons kunnen laven.
cover: Bart Wallet tijdens zijn oratie met beeld van Spinoza, foto Patrick Sternfeld
Prima verhaal Daan! Wanneer sta jij daar met zo’n spannend pak aan….? Die dag komt vast!
Shabat Shalom! marion.
De Amsterdamse joodse almanakjes zijn al eerder beschreven, o.m. door Hillesum in 1920 en door Van de Kamp in 2005.Interessant is te zien, hoe hun taalgebruik (Hebreeuws, Jiddisch, Nederlands) in de loop der jaren verandert.