Jacob van der Wijk is kenner van het Jiddisch en co-auteur van Koosjer Nederlands, het standaardwerk dat hij samen schreef met Justus van de Kamp. Weinigen weten dat Jacob ook een gewaardeerd violist is die regelmatig optreedt met het trio Bar Mazl, dat niets minder dan geluksvogel betekent. Zo begon zijn leven niet...
In 1943 kreeg mijn moeder (olewesjolem) een oproep van de Zenralstelle für Jüdische Auswanderimg om zich met haar kinderen “voor eventuele deelname aan een werkverruiming in Duitsland, voor persoonsonderzoek en geneeskundige keuring” naar het doorgangskamp Westerbork te begeven. En al was ik zelf, op de keper beschouwd, niet meer dan een mischling, om niet te zeggen een mamzer, ik werd zodoende wel al vroeg in de gelegenheid gesteld om kennis te maken met de voorrechten die voorbehouden zijn aan een uitverkoren volk.
Ik hoefde niet naar school, maar ontving spelenderwijs wel mijn propedeuse in het ‘koosjere’ Nederlands dat destijds door het joodse proletariaat (olewesjolem) van Amsterdam werd gesproken.
Maar mijn dierbaarste souvenir aan deze kampeervakantie is een liedje – een liedje dat mij niet losliet en dat jarenlang mijn lijflied zou blijven:
Wij gaan verdwijne,
me gane hasjeweine;
me gane terug naar Amsterdam
waar ik op de wereld kwam
Het was onze ketterse echo van Jeremia’s Eicho. Maar voor mij belichaamde het bovenal heel mijn heimwee naar Amsterdam, naar de vrijheid, naar een ongebroken wereld, naar de onschuld van een verloren paradijs, kortom, mijn eigen Rosebud, die door Orson Welles zelf als “een goedkope Freudiaanse grap” weggewuifde clou van zijn Citizen Kane.
Maar er ontbrak iets aan. Ik vermoedde, dat er meer tekst was dan ik mij kon herinneren, en dat de melodie waarschijnlijk ontleend was aan een destijds populaire schlager. Het zou voor de hand hebben gelegen dat het was ontstaan in de boezem van het (goed gedocumenteerde) kampcabaret – ware het niet dat dat bewouneseinerabbe Duitstalig was.
Ook in het repertoire van Johnny en Jones vond ik het niet terug. Ik hunkerde ernaar, een lotgenoot te ontmoeten met wie ik het zou kunnen delen, die het zou herkennen, die me zou kunnen helpen om het thuis te brengen en het zo van zijn spookachtige karakter te ontdoen.
Daarom besloot ik de bühne te beklimmen, een band te vormen en me te laten opnemen. En tenslotte vond ik langs deze weg inderdaad een lotgenoot die een versie van het lied kende. Hij was als jongste van een groot gezin via Vught in Westerbork terechtgekomen en tenslotte in Theresienstadt door de Russen bevrijd. Hij wist zich nog vier coupletten te herinneren van wat hij het Quarantainelied noemde, zoals:
Wij gaan verdwijne,
naar de quarantaine;
me kome terug met een kale kop,
want d’r zate luize op.
En zo nog drie coupletten, die inderdaad alle betrekking hebben op het quarantaineproces (douchen, verbranden van besmette Vughtse kampkleding, inenting (!), maar geen pintele ‘Jargon’ bevatten en geen woord over Mokum! In elk geval bleek mijn herinnering geen fantasie, geen fata morgana, geen fantoom…
Mijn droom is uitgekomen. Ik treed nog steeds op, tegenwoordig met BarMazl* (zang, accordeon, gitaar, harp en viool) met overwegend Jiddisch repertoire, misschien niet meer in de eerste plaats om het eigen hart te helen, alswel om de schoonheid (en de gein) van de Jiddische cultuur te delen, een medium waarmee ik me niettemin nog steeds thuis voel komen. Het Quarantainelied is gepensioneerd en wordt gedoogd als een onschuldige encore…
woordenlijstje
- klezmer=muzikant
- hasjeweine=pleite
- olewesjolem=zaliger
- mischling=bastaard
- mamzer=bastaard
- bewouneseinerabbe=helaas
- pintele=greintje
- barmazl=geluksvogel
*Het volgende optreden van Trio BarMazl vindt plaats moutse sjabbes 12 november in de kerk van Nigtevecht.
cover: zomer 2021 onder de Levensboom, Buitenveldert, foto Manja Mooy
Mooi geschreven, Jacob.
Dag Jacob, wij hebben ooit samengespeeld in Beek Ubbergen. Ben je familie van Sophia van der Wijk uit Rotterdam, oorspronkelijk uit Hoogeveen.
Groet, Peter