Doordrongen van het Joodsche levensessence. Op zoek naar Hendrika van Gelder

matze wijnkaraf open boek met hebreeuws

Na het overlijden van haar tante Phemia komen een aantal van de overgebleven werken van Hendrika van Gelder (1870-1943) in het bezit van Renée Simons. Zij deed er uitgebreid onderzoek naar en stuitte op het verslag van een atelierbezoek in een bijzondere krant. 

In het najaar van 1925 komt een journalist van De Vrijdagavond op atelierbezoek bij de kunstenares Hendrika van Gelder. De journalist was de dichter en kunstcriticus Joseph Gompers; het uitgebreide artikel dat hij over haar publiceerde onder de titel ‘Hendrika van Gelder, Joodsch schilderes’ bleek van cruciaal belang in het onderzoek dat ik deed naar haar leven en werk. 

Zelfportret Hendrika van Gelder, pastel 1922

Bij binnenkomst betoont Gompers zich zeer ingenomen met de sfeer op haar atelier. Deze kunstenares is wel typisch-Joodsch, schrijft hij. Heel de atmosfeer, die haar omringt is doordrongen van het Joodsche levensessence, die maakt dat men zich in het atelier der artiste terstond op zijn gemak gevoelt.

Sfeer van huiselijkheid

In de gang ernaartoe hangen portretten van de grote rabbijnen uit de negentiende eeuw, en op een prominente plek in de werkruimte ziet Gompers een menora en een joods gebedenboek. Voorwerpen, die daar ieder van ons ze bezit, een sfeer van huiselijkheid, van Joodsche gezelligheid om zich heen scheppen. Behalve als ‘typisch-Joodsch komt Hendrika van Gelder naar voren als bevlogen kunstenares, levend voor haar kunst. In het atelier staan en hangen talloze werken, waarvan sommige op de foto worden gezet, zoals dit zelfportret in pastel uit 1922. 

Gompers roemt de stofuitdrukking en het frisse, sprekende coloriet: het werk van een begaafd portrettist. Het origineel van dit portret is verloren gegaan, zoals veel werk van Hendrika van Gelder, die in 1943 werd gedeporteerd en op 73-jarige leeftijd vermoord door de nazi’s. Toch zijn ook kunstwerken gespaard gebleven en daaraan kunnen we zien dat zij inderdaad mooie portretten maakte en een verfijnd kleurgevoel had.

Ereplaats voor portretten

Neem het indrukwekkende portret dat ze in 1914 maakte van mijn nog jonge grootmoeder en het kinderportret van haar dochtertje, mijn toen driejarige tante Eka.

portret Eka, Hendrika van Gelder
portret Eka, Hendrika van Gelder, 1914

Mijn grootvader moet er blij mee zijn geweest: de portretten kregen een ereplaats in het huis in de PC Hooftstraat boven zijn kantoorboekhandel. Daar zijn ze bijna honderd jaar blijven hangen, totdat de jongste dochter, mijn tante Phemia, naar een verzorgingshuis ging. Na de dood van Phemia kwamen deze dierbare portretten in mijn bezit. Ik werd nieuwsgierig naar de maakster: wie was Hendrika van Gelder?

Reintje van Gelder- Simons, olie op paneel. Opschrift ‘Portretje van mijn moeder‘,1927. Rechts: Jo Simons-van Hamersveld, pastelkrijt, 1914

Zij bleek een achternicht van mijn grootvader te zijn. De familieband heeft mijn onderzoek iets makkelijker gemaakt, maar niet veel: zoals bij veel lotgenoten leken haar leven en werk na 1945 praktisch uitgewist. Maar de tijd staat niet stil: digitalisering heeft archiefmateriaal, nieuwe gegevens en contacten toegankelijk gemaakt. Het artikel van Gompers bleek een schat aan informatie te bevatten. In 2021 heb ik een biografische schets op het Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland gepubliceerd.

Naast de portretten die ik bezat, heb ik nog vijftien oorspronkelijke originele werken gevonden en dankzij De Vrijdagavond vier reproducties van verloren werk: het bescheiden begin van een oeuvrecatalogus, die ik op mijn website heb geplaatst. Een van mijn mooiste vondsten was een schilderij van haar moeder Reintje op 86-jarige leeftijd dat in Amerika terecht was gekomen. Een sterk portret van een sterke dame: moeder Reintje had twaalf kinderen en bereikte de leeftijd van tweeënnegentig jaar. 

De Vrijdagavond. Joodsch weekblad jaargang 2 (1925), nr. 34, p. 122-125

Zesde van twaalf kinderen

Hendrika, roepnaam Riekie, was het zesde kind in een welgesteld joods gezin met twaalf kinderen. Haar vader was edelsmid en juwelier, net als zijn vader, die vanuit Schoonhoven naar Amsterdam was gekomen. Tot 1908 woonde de familie Van Gelder op de Oudezijds Voorburgwal, daarna in de Nicolaas Maesstraat. 

Over Riekies jeugd is niet veel bekend. Haar belangstelling voor de kunsten kwam mogelijk van de kant van haar moeder, die stamde uit de gegoede Haagse burgerklasse. In het behoudende joodse milieu waarin Hendrika opgroeide, werd een carrière in de beeldende kunst niet aangemoedigd. Weliswaar waren de Van Gelders generatielang edelsmeden, dus niet gespeend van esthetisch bewustzijn, maar zij maakten vooral gebruiksvoorwerpen en voorwerpen voor joods religieus gebruik, zoals rimoniem, siertorens voor Torahrollen. 

De twijfels van het thuisfront over een kunstzinnige loopbaan voor hun dochter bieden een mogelijke verklaring voor het vertraagd op gang komen van Hendrika’s carrière. De weg die zij moest gaan naar het kunstenaarschap was ‘typisch joods’, schreef Gompers. Volgens hem hadden joodse ouders een ongemotiveerde afkeer van kunst, zeker als een van hun kinderen er zijn of haar beroep van wilde maken. Veiliger was het een ‘echt vak’ te leren.

Stem van haar hart

Deze zorgen lijken mij niet voorbehouden aan joodse ouders, zeker niet in vroeger tijden. Hoe dan ook, Hendrika heeft doorgezet, al mocht zij pas laat ‘de stem van haar hart’ volgen. Ze begon met privéles bij de eveneens joodse kunstenares Henriëtte Asscher, die haar de grondbeginselen van het schilderen bijbracht. Toen ze al achter in de twintig was, mocht ze naar de Dagteekenschool voor Meisjes in Amsterdam om de lagere acte tekenen te behalen. 

Dagteekenschool voor Meisjes, Amsterdam

Niet dat ze tekenlerares wilde worden: het vrije kunstenaarschap, dat is wat ze wilde! Toch ging zij na het behalen van haar diploma niet verder met een officiële kunstopleiding, terwijl de directeur van de Rijksacademie, August Allebé, wel genoeg talent in haar zag ‘om verder studie te riskeren’.

De succesvolle joodse schilder Eduard Frankfort geloofde dat ook en accepteerde haar als privéleerling. Anderhalf jaar werkt Hendrika onder zijn leiding. In het vragenformulier van kunsthandelaar Van Harpen noemt zij Frankfort haar ‘eigenlijke leermeester’, onder wie zij ‘eerst later’ haar ‘liefde voor de kunst ernstig mocht opvatten’ – met andere woorden, bij hem ging ze naar haar eigen gevoel pas echt aan het werk. 

Na in 1904 haar leerperiode bij Frankfort te hebben afgesloten, werd Van Gelder lid van kunstenaarsgenootschap St. Lucas. In 1908, zij was toen 38, deed ze voor het eerst mee aan een groepstentoonstelling van dit genootschap. In 1909 werd ze lid van Arti et Amicitiae en in 1915 sloot ze zich aan bij De Onafhankelijken.

Kunst van en over Vrouwen

Eenmaal geaccepteerd en zelfstandig, ontwikkelde ze zich snel. Tussen 1909 en 1940 exposeerde Hendrika van Gelder vrijwel jaarlijks met deze verenigingen. Ook nam ze deel aan tentoonstellingen van vrouwelijke kunstenaars, zoals De vrouw 1813-1913Kunst van en over Vrouwen (Utrecht 1917) en De schilderkunst der Amsterdamsche vrouwen van de Maatschappij der Beeldende Kunsten (Amsterdam 1918). Ze exposeerde in de Haagse Pulchri Studio en bij de Larense Kunsthandel Nico van Harpen.
In 1914 stond Van Gelder werk af ten bate van het Nationaal Steun-comité 1914, en in 1918 schonk zij een schilderij aan een verloting ten bate van het Joodsch Nationaal Fonds om land in Palestina te kunnen kopen. De advertentie hiervoor stond in De Vrijdagavond. Of zij vaker meedeed met steunacties voor Palestina is niet bekend. 

In ’t Atelier

In ’t atelier, olie op paneel, 1934

In 1908 verhuisden de Van Gelders van de binnenstad naar de Nicolaas Maesstraat in Amsterdam-Zuid. Drie oudere broers van Hendrika waren inmiddels geëmigreerd naar Amerika; de andere broers en zusters waren allemaal getrouwd. Zelfstandig of niet, als ongetrouwde vrouw bleef Hendrika bij haar ouders wonen tot haar moeder in 1933 overleed.
Voor haar verhuizing in 1934 naar een zelfstandige kunstenaarswoning in de Zomerdijkstraat schilderde zij het atelier dat zij zou verlaten, een rouwportret van haar moeder in zwart-wit op de voorgrond. Dit schilderij exposeerde zij bij kunstenaarsvereniging De Onafhankelijken, maar ze bood het niet te koop aan; het was duidelijk bedoeld als souvenir voor zichzelf.


Louter joodse voorwerpen

Ten tijde van het bezoek van Gompers bevond het atelier van Hendrika zich in haar ouderlijk huis in de Nicolaas Maesstraat. Het ziet er inderdaad gezellig uit, met een leunstoel, de potkachel met het theeketeltje erop, schilderijen aan de muur, bustes van historische figuren, vaasjes, flesjes en kunstgereedschap. Op de ezel een stilleven. Hendrika van Gelder maakte veel stillevens, zoals blijkt uit de catalogi van de exposities waar ze aan meedeed. De joodse voorwerpen die Gompers noemt zijn op dit schilderij niet te zien. Het moeten dierbare bezittingen zijn geweest, want in 1940 maakte Hendrika van Gelder een stilleven met louter joodse voorwerpen: een tafel met gebedskleed, chanoekia, Havdalakaars, Estherrol, kiddoesjbeker, een karaf wijn, besamiembus, gebedenboek, etrog en een schaal met matzes.

Symbolen van het Joodsche Geloof, Hendrika van Gelder, olieverf op schilderskarton, collectie Joods Museum, Amsterdam

Wat we op In ’t atelier wel zien is een groepsportret van een kaartspelend gezelschap boven de schoorsteen. Gompers beschreef een dergelijk schilderij ook en liet het op de foto zetten. Hij prijst de sfeer in dit schilderij, haar vermogen om karakters neer te zetten en een scène te laden met stemming en zeggingskracht. Het was een geliefd onderwerp voor Hendrika: zij maakte meerdere schilderijen met dit thema. 

Portretkunst                      

Philip van Son, olie op doek, 1923

Portretkunst heeft haar voorkeur. Zij maakte veel portretten van haar uitgebreide familie, maar ook van andere opdrachtgevers. Ze stelde ze wel ten toon in groepsexposities, maar ze waren nooit te koop. Waarschijnlijk liet Van Gelder die zien als proeve van haar kunnen.
In De Vrijdagavond liet Gompers nog twee portretten afbeelden: voornoemd zelfportret in pastel en een schilderij van haar zwager, de industrieel Philip van Son.

Gompers was zeer ingenomen met de ‘geestige kop’ en de prachtige weergave van de ogen. Dat dit portret een goede gelijkenis is, kunnen we zien aan een foto uit dezelfde tijd.
In 1930 werd het nogmaals afgebeeld in De Vrijdagavond ter ere van de tachtigste verjaardag van de oud-industrieel. Het schilderij was toen in bezit van de arts Izaak van Esso, de echtgenoot van Louise, de jongste dochter van het echtpaar Van Son- Van Gelder.

Liefde en ontzag voor de natuur

Van Gelder schilderde met olieverf en aquarel, en tekende met pen, kleurpotlood en pastelkrijt, waarmee ze opmerkelijke resultaten behaalde.
Hoewel ze het liefst portretten maakte, schilderde ze ‘met liefde’ ook landschappen, bloemen, stillevens en stadsgezichten.
De natuur is haar belangrijkste inspiratiebron. De natuur aanschouwen, daar lessen uit putten en ‘natuurlijk worden’, zoals ze het zelf noemt. In haar bloemstillevens weet ze krachtig haar liefde en ontzag uit te drukken voor de natuur en het verhaal van groei, bloei en verval vorm te geven, aldus Gompers. 


Traditionele figuratieve stijl

Hendrika van Gelder werkt doorgaans in een traditionele figuratieve stijl, ze maakt geen deel uit van de artistieke avant-garde. Als haar werk opvalt, is het door goede kwaliteit. ‘Sfeervol, sterk, warm’ zijn woorden die nogal eens worden gebruikt wanneer haar werk in kranten en tijdschriften wordt besproken. Met uitzondering van het artikel in De Vrijdagavond zijn er geen lange stukken aan haar gewijd.
Tot een solo-expositie komt het niet; Hendrika exposeert uitsluitend in groepstentoonstellingen.
Het gebrek aan stimulans en de onmogelijkheid op jonge leeftijd haar artistieke vleugels uit te slaan, zouden kunnen verklaren waarom zij bleef vasthouden aan een conventionele stijl en nooit de stap naar moderniteit heeft kunnen of durven maken. Maar binnen haar realistische stijl ontwikkelt ze voldoende vrijheid van expressie. Ze schildert met een losse, vlotte toets, zoals op bovenstaande bloemstillevens te zien is. Zelf omschreef ze haar werk als impressionistisch.

Kunstreizen 

In de jaren twintig en dertig ging Hendrika bijna jaarlijks naar Zuid-Frankrijk, waar ze landschappen en stadsgezichten schilderde en tekende, en vooral de kust van de Middellandse Zee afbeeldde. Zij werkte meestal in Menton en omstreken, waar ze naartoe ging met een bevriende familie. Gezien de reproductie van een gezicht op Nervi bij het artikel in De Vrijdagavond moet zij ook in Italië zijn geweest.

Gezicht op Nervi, aquarel

Gompers liet deze aquarel afbeelden als voorbeeld van Hendrika’s kundigheid als landschapsschilder. Hij roemt het wegvloeiende perspectief en de afwisseling van lichte en donkere partijen. Daarnaast maakt hij melding van een tekening van een zuidelijk landschap, die hem opviel bij de najaarstentoonstelling van kunstenaarsvereniging St. Lucas. Hij beschrijft deze als een fijn sensitief tekeningetje uit Menton waarbij zij in plaats van pastel, gebruik maakte van gekleurde potloden, waarmee zij echter een zeer eigenaardig effect weet te verkrijgen. Blijkbaar was het gebruik van hoofdzakelijk kleurpotlood een ongewone techniek. 

Riviera van Hendrika van Gelder, kleurpotlood op papier

Decoratieve uitingen van persoonsaanvoelingen

Gompers trof in haar atelier ook ‘abstract’ werk aan, door hem omschreven als expressionistische schilderstukjes vol kleurrijke verrassingen, maar deze stukken moeten we niet opvatten als modernistische neiging de werkelijkheid te abstraheren.
Het zijn waarschijnlijk verbeeldingen van ‘het onbewuste’ geweest, oftewel ‘trancekunst’, gelieerd aan de esoterie die toen vooral in kunstenaarskringen in zwang was. Zelf noemde Hendrika van Gelder deze werkjes decoratieve uitingen in kleur en lijn van persoonsaanvoelingen. Zij exposeerde ze niet in het reguliere kunstcircuit, maar bij alternatieve manifestaties van gelijkgezinden. Van deze ‘trancekunst’ is niets bewaard gebleven. 

Een ‘alleszins intellectuele vrouw’

Gompers rekende Hendrika van Gelder tot ‘de meest beroemde Joodsche schilders en grafici’, maar zelf bleef Hendrika bescheiden over haar kunnen. In de jubileumcatalogus bij het 25-jarig bestaan van De Onafhankelijken in 1937 schrijft zij in de catalogus: Over mijn eigen werk slechts dat, dat ik bij elk werk dat ik van mij af moest zetten, ontevreden ben, toch in ontroering nieuw werk begin.

Het zelfportret dat Gompers liet fotograferen, toont een zelfbewuste vrouw met een scherpe humoristische blik. Aan het eind van zijn artikel noemde hij Hendrika van Gelder een ‘alleszins intellectuele vrouw’. Zij schaakte graag en stuurde oplossingen naar de schaakrubriek van het Handelsblad.

Portret van een meisje, zwart krijt, pastel. In Album Amicorum: St. Lucas aan C.M. Garms. Collectie Teylersmuseum, Haarlem  

Uit de weinige bewaard gebleven correspondentie blijkt dat Hendrika warme vriendschappen onderhield, ook met collega’s zoals de schilder Martin Monnickendam. Zij maakte een tekening voor het vriendenboek van haar collega-kunstenares Dinah Kohnstamm en in het vriendenboek van de kunstenaar C.M. Garms. 

Met de gezinnen van haar jongere zuster Estella en broer David en hun nakomelingen had zij een warme band. De liefde was wederzijds: een van haar achternichtjes schreef over de goede herinneringen aan haar tante Riek. 

Hierover de volgende keer meer: Hendrika van Gelder, lievelingstante en kunstenares uit de vergetelheid.


cover: detail uit Symbolen van het Joodsche Geloof, Hendrika van Gelder, olieverf op schilderskarton, collectie Joods Museum, Amsterdam

Over Renée Simons 2 Artikelen
Renée Simons is geboren en getogen in Amsterdam. Zij studeerde kunstgeschiedenis en publiceert over kunst. Ook schreef zij voor Joodse Huizen en het Digitaal Vrouwenlexicon (1001 Vrouwen). In 2020 begon zij haar onderzoek naar de joodse kunstenares Hendrika van Gelder. Na voltooiing hiervan bleef Van Gelder, met wie zij een familieband heeft, haar bezighouden. Alle informatie die zij nog vond, publiceerde ze op haar eigen website. Sommige werken die zij had gelokaliseerd, maakten in september 2022 deel uit van de tentoonstelling over de geroyeerde en vermoorde joodse kunstenaars van vereniging Arti et Amicitiae. Het was voor het eerst in 75 jaar dat er weer werk van Hendrika van Gelder werd geëxposeerd.

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.


*